ECLI:NL:RBDOR:2007:BA3067

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
16 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/608
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting van studiefinanciering van uitwonende naar thuiswonende studerende wegens adresdiscrepantie

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage geoordeeld over de omzetting van de studiefinanciering van eiseres van een uitwonende naar een thuiswonende studerende. Eiseres, die onder voogdij stond van Bureau Jeugdzorg en in een jongerenhuis verbleef, stelde dat zij geen verwijt kon worden gemaakt van de adresdiscrepantie die had geleid tot deze omzetting. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de term 'redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt' in artikel 1.5, tweede lid van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) niet alleen betrekking heeft op het gedrag van eiseres zelf, maar ook op verwijtbaar gedrag van derden, waarvan de gevolgen in redelijkheid voor risico van eiseres behoren te komen. Eiseres had de mogelijkheid om een postadres bij haar pleegouders te kiezen, maar heeft dit niet gedaan. De rechtbank concludeert dat eiseres redelijkerwijs een verwijt kan worden gemaakt van de adresdiscrepantie, aangezien zij niet heeft voldaan aan de vereisten voor het doorgeven van haar adres aan de Informatie Beheer Groep (IB-Groep). De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
procedurenummer: AWB 06/608
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
inzake
[XXX],
wonende te [woonplaats], eiseres,
gemachtigde: mr. M.C. Kwakkelstein-Doornbos, advocaat te Delft,
tegen
De hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep, verweerster,
gemachtigde: mr. T. Holtrop, werkzaam bij verweerster.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerster heeft bij besluit van 13 januari 2006 de prestatiebeurs van eiseres voor uitwonende studerenden verlaagd naar een prestatiebeurs voor thuiswonende studerenden.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 22 februari 2006 bezwaar gemaakt bij verweerster.
Bij besluit van 21 maart 2006 heeft verweerster het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 24 april 2006, ingekomen op 25 april 2006, beroep ingesteld bij de rechtbank.
De zaak is op 27 februari 2007 ter zitting van een enkelvoudige kamer behandeld.
Eiseres is ter zitting verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
Verweerster is verschenen bij gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, van de Wet studiefinanciering 2000 (hierna: Wsf 2000) wordt verstaan onder thuiswonende studerende: studerende die woont op het adres van zijn ouders of van één van hen, en wordt verstaan onder uitwonende studerende: studerende die niet een thuiswonende studerende is.
Ingevolge artikel 1.5, eerste lid, van de Wsf 2000 maakt de IB-Groep, indien bij controle door de IB-Groep blijkt dat het door de studerende verstrekte adres afwijkt van het adres waarop de studerende in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: GBA) staat ingeschreven, dit aan hem bekend en stelt hem in de gelegenheid de afwijking te herstellen.
Ingevolge het tweede lid wordt, indien een uitwonende studerende de afwijking niet binnen 4 weken na de bekendmaking herstelt, met ingang van de maand waarin de afwijking is ontstaan, de aan hem toegekende beurs omgezet in een beurs voor een thuiswonende studerende, tenzij hem van de afwijking redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt.
2.2. Verweerster heeft bij het bestreden besluit de beslissing, dat de beurs van eiseres voor een uitwonende studerende wordt omgezet in een beurs voor een thuiswonende studerende, gehandhaafd. Na controle is gebleken dat het door eiseres opgegeven woonadres vanaf de oktober 2005 niet overeenkwam met het in de GBA geregistreerde woonadres. Eiseres is bij brief van 12 november 2005 in de gelegenheid gesteld het door haar aan verweerster doorgegeven woonadres binnen vier weken in overeenstemming te brengen met het in de GBA ingeschreven adres. Eiseres heeft dit nagelaten. Naar het oordeel van verweerster kan eiseres redelijkerwijs een verwijt worden gemaakt van de adresdiscrepantie.
2.3. Eiseres kan zich hiermee niet verenigen en stelt dat herstelverzuimbrief van 12 november 2005 haar nooit heeft bereikt en bovendien steeds bij de IB-groep bekend is geweest dat zij uitwonend was.
Daarnaast stelt eiseres dat zij ten tijde dat de adreswijziging diende te worden doorgegeven onder de voogdij van Bureau Jeugdzorg viel. Jeugdzorg heeft nagelaten bij verhuizing het juiste adres te registreren in de GBA. Tot slot voert eiseres aan dat zij in november 2005 in een jongerenhuis verbleef waar - hetgeen haar achteraf pas duidelijk is geworden - regelmatig post verdween.
2.4. De rechtbank overweegt als volgt.
2.4.1. Vast is komen staan dat verweerster bij brief van 12 november 2005 aan eiseres heeft meegedeeld dat naar aanleiding van een GBA-controle is gebleken dat haar woonadres in de maand oktober 2005 niet in overeenstemming is met het GBA-adres. Verweerster heeft eiseres vier weken de tijd gegeven om deze adressen met elkaar te verenigen. De wijziging van het adres is niet voltooid en derhalve heeft eiseres zich niet gehouden aan de termijn van vier weken die haar waren toegekend in de brief van 12 november 2005. Derhalve heeft verweerster haar studiebeurs voor uitwonende studerenden omgezet naar een studiebeurs voor thuiswonende studerenden.
2.4.2. Eiseresses stelling dat haar geen verwijt kan worden gemaakt van de adresdiscrepantie omdat zij onder gezag stond van Jeugdzorg en in een jongerenhuis woonde waar slordig met de post werd omgegaan, waardoor de bewuste brief waarschijnlijk ongelezen bij het oud papier terecht is gekomen, is onvoldoende om te concluderen dat haar geen verwijt kan worden gemaakt. De term "redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt" in artikel 1.5, tweede lid van de Wsf 2000 omvat namelijk niet alleen gedrag van eiseres zelf maar ook verwijtbaar gedrag van derden, als de gevolgen daarvan in redelijkheid voor risico behoren te komen van eiseres. Daarvan is in dit geval sprake, omdat eiseres had kunnen kiezen, en dat later ook heeft gedaan, voor een postadres bij haar pleegouders. Immers, wie op kamers gaat wonen en te maken krijgt met een collectief gebruikte brievenbus kan dit soort situaties niet geheel uitsluiten.
2.4.3. Voorts stelt eiseres dat bij verweerster steeds bekend is geweest dat zij uitwonend was en dat de omzetting derhalve in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. De rechtbank is hier omtrent van oordeel dat, zoals ook door verweerster in de beslissing op bezwaar is vermeld, niet wordt betwist dat eiseres daadwerkelijk uitwonend is geweest maar dat de omzetting een gevolg is van het feit dat eiseres heeft nagelaten om het adres dat zij aan verweerster heeft doorgegeven in overeenstemming te brengen met het adres waarop zij in de GBA staat ingeschreven, hetgeen nu eenmaal een vereiste is voor de toekenning van beurs voor uitwonenden.
2.4.4. Eiseresses beroep op de hardheidsclausule uit artikel 11.5 Wsf 2000 dient naar het oordeel van de rechtbank te falen omdat de toepassing van deze wet zal leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.
Het vorenstaande leidt tot ongrondverklaring van eiseresses beroep.
2.5. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Gezien het vorenstaande beslist de rechtbank als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank 's-Gravenhage,
- verklaart het beroep ongegrond;
Aldus gegeven door mr. A.P. Hameete, rechter, en door deze en mr. N.M. Zandbergen, griffier, ondertekend.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op:
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende beroep instellen. Het instellen van het beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht, binnen zes weken na dagtekening van verzending van deze uitspraak.