ECLI:NL:RBDOR:2007:BA1901

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
29 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/005191-97
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verlenging terbeschikkingstelling wegens gebrek aan delictgevaar

Op 29 maart 2007 heeft de Rechtbank Dordrecht uitspraak gedaan in de zaak betreffende de terbeschikkinggestelde, geboren in 1960, die onder toezicht stond van F.P.C. Veldzicht. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling met een jaar afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er al geruime tijd geen behandeling van de terbeschikkinggestelde had plaatsgevonden en dat hij alle intramurale behandelingen succesvol had afgerond. Hierdoor was onvoldoende vast komen te staan dat de terbeschikkinggestelde op dat moment nog delictgevaarlijk was.

De rechtbank heeft kennisgenomen van het dossier en het advies van F.P.C. Veldzicht, waarin werd gepleit voor verlenging van de terbeschikkingstelling. Tijdens de zitting op 16 maart 2007 zijn zowel de terbeschikkinggestelde als zijn raadsman, mr. N.A. Heidanus, gehoord, evenals getuige-deskundige W. Veltsema. De rechtbank concludeerde dat de vrees voor delictgevaar niet voldoende was onderbouwd en dat de voortgang van de behandeling werd gefrustreerd door de status van de terbeschikkinggestelde als ongewenst vreemdeling.

De rechtbank merkte op dat het voortduren van de maatregel van TBS feitelijk gelijkstond aan een gevangenisstraf, wat in strijd was met de doelstelling van de maatregel. Eerdere verlengingsbeslissingen hadden al aangegeven dat behandeling noodzakelijk was, maar de rechtbank kon niet anders dan de maatregel beëindigen. De rechtbank vond het betreurenswaardig dat dit gebeurde zonder resocialisatie of begeleide terugkeer naar de samenleving. De beslissing om de vordering tot verlenging af te wijzen werd genomen met inachtneming van de wettelijke gronden, die geen ruimte boden voor verlenging of voorwaardelijke beëindiging van de maatregel.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
parketnummer: 11/005191-97
datum van uitspraak: 29 maart 2007
Beslissing van de rechtbank te Dordrecht op de vordering van de officier van justitie van 7 februari 2007 strekkende tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling, met bevel tot verpleging van overheidswege, voor de duur van één jaar van:
[Terbeschikkinggestelde],
geboren in 1960,
adres: F.P.C. Veldzicht, Ommerweg 67, 7707 AT Balkbrug,
hierna te noemen de terbeschikkinggestelde.
De rechtbank heeft kennis genomen van het dossier betreffende de ter beschikking gestelde, dat onder meer inhoudt:
- het strafdossier de terbeschikkinggestelde betreffende, waarin zich onder meer bevindt het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 23 december 1997, waarbij de terbeschikkinggestelde is veroordeeld ter zake ter zake van:
1. doodslag,
2. verkrachting, meermalen gepleegd,
3. opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven of beroofd houden,
tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaar met aftrek en terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege, welke terbeschikkingstelling op 13 maart 2002 is ingegaan en waarvan de duur laatstelijk werd verlengd met een termijn van één jaar bij arrest van het Gerechtshof te Arnhem d.d. 10 juli 2006;
- het op 2 januari 2007 op grond van het bepaalde in artikel 46 van het Reglement verpleging terbeschikkinggestelden en artikel 509o, tweede lid, aanhef en onder sub 1°, van het Wetboek van Strafvordering uitgebrachte advies van de F.P.C. Veldzicht, ondertekend door dhr. F. Bos, psychiater en drs. K. Schotel- van der Veer, plaatsvervangend algemeen directeur/ directeur behandeling, strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met één jaar;
- een afschrift van de wettelijke aantekeningen betreffende de ter beschikking gestelde ingevolge artikel 509o, tweede lid, aanhef en sub 2°, van het Wetboek van Strafvordering opgemaakt door F.P.C. Veldzicht, betrekking hebbend op de periode van 10 april 2006 tot en met 11 september 2006.
De behandeling van de vordering van de officier van justitie d.d. 7 februari 2007 heeft op 16 maart 2007 in het openbaar plaatsgevonden in raadkamer, ter gelegenheid waarvan de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door diens raadsman mr. N.A. Heidanus, advocaat te Drachten, en de officier van justitie zijn gehoord.
Voorts is ter terechtzitting gehoord als getuige-deskundige de heer W. Veltsema, als maatschappelijk werker verbonden aan F.P.C. Veldzicht.
De beoordeling van de vordering
Uit het advies van F.P.C. Veldzicht d.d. 2 januari 2007 blijkt -zakelijk weergegeven- onder meer het volgende:
Verloop van de behandeling
Pompekliniek 13-3-2003 t/m 10-4-2006
Patiënt werd eerder behandeld in de Pompekliniek. In het laatste verlengingsadvies gaven zij aan dat indien patiënt Nederlander zou zijn geweest de (onbegeleide) verloven zouden zijn opgestart. Hij volgde daar verschillende therapieën met positief resultaat, aldus de Pompekliniek.
Vreemdelingen afdeling 10-4-2006 tot heden
Patiënt vindt de TBS afdeling binnen P.I. Grittenborgh een verschrikking. Patiënt is van mening dat hij naar België kan gaan en dat hij geen behandeling meer nodig heeft. In zijn gedrag probeert hij zaken af te dwingen. Zorgelijk is het dat hij hierin erg grensoverschrijdend gedrag laat zien. Patiënt wil beslist niet in de internering komen in België. Hij schrijft daarom vele brieven aan Belgische instanties met de vraag of ze hem kunnen helpen. Hierbij geeft hij niet altijd de volledige informatie.
De kliniek heeft overleg gehad met de Belgische Commissie ter Bescherming van de Maatschappij (CBM) over voortzetting van de internering. In geval van patiënt was de commissie niet genegen te discussiëren over de fase van de internering waar patiënt bij overplaatsing in zou komen. (In beginsel worden alle geïnterneerden in de gevangenis geplaatst waarna ze door de commissie worden gehoord en eventueel worden doorgeplaatst naar een psychiatrisch ziekenhuis.)
Indien betrokkene op de afdeling wordt begrensd functioneert hij goed in de groep.
Betrokkene neemt niet deel aan therapieën.
Visie psychiater
Conclusie: Onmachtgevoelens gedeeltelijk gekanaliseerd in nieuwe toekomstplannen (die wat meer ruimte geven) bij een man die bekend is met ernstige persoonlijkheidsproblematiek. Er is op dit moment geen psychiatrisch toestandbeeld. De onmacht en de daardoor opgeroepen woede kunnen samen met zijn persoonlijkheidsproblematiek aanleiding geven tot emotiedoorbraken en handelen op grond daarvan. Gedacht kan dan worden aan impulsieve suïcidegestes.
Delictgevaarlijkheid
Risico's doen zich met name voor binnen intieme relaties met symbiotische kenmerken en in situaties waarin sprake is van een (angst voor) verlies van de "vaste basis" (wegvallen vrienden, vertrouwde omgeving, woonplek).
Informatie betreffende repatriëring
België wil in eerste instantie Belgen uit het buitenland overnemen op basis van de WOTS. Patiënt heeft meermaals een WOTS verzoek ingediend en even vaak weer ingetrokken. Op vrijwillige basis wil hij nu niet meer naar België. Onderzocht wordt of er een mogelijkheid is patiënt op onvrijwillige basis naar België over te brengen. Indien dit niet mogelijk is ontstaat een impasse die moeilijk te doorbreken is. Uit overleg met de CBM kwam naar voren dat België een TBS kliniek gaat opzetten. Deze zal in 2010 operationeel zijn. Een optie is dus om te wachten tot 2010 en patiënt dan over te plaatsen naar een kliniek die te vergelijken is met onze TBS kliniek.
Advies
Patiënt verblijft in afwachting van zijn overplaatsing naar België op de vreemdelingen afdeling van Veldzicht. Het is onduidelijk of er een mogelijkheid is om onvrijwillig de WOTS of soortgelijk verdrag uit te voeren. Repatriëring op korte termijn lijkt echter uitgesloten en indien dit op basis van de WOTS geschiedt, is hiervoor een onherroepelijk vonnis nodig. Aangezien in het voorlopig verlengingsadvies verlenging van 1 jaar is geadviseerd, wordt ook nu 1 jaar verlenging geadviseerd (ivm de 6 jaarstermijn), echter de verwachting is niet dat patiënt in deze periode zal kunnen worden uitgeplaatst.
De getuige-deskundige W. Veltsema, heeft het voornoemde advies ter zitting nader toegelicht en gehandhaafd. Door de getuige-deskundige is -zakelijk weergegeven- onder andere opgemerkt:
Er is een aanvullend Protocol van het Europees Verdrag tot stand gekomen waardoor het mogelijk is geworden om een WOTS verzoek te doen zonder toestemming van de veroordeelde. Dit WOTS verzoek is inmiddels ook gedaan.
Doordat wij persoonlijk contact hebben gelegd in België, is ons bekend dat indien de TBS wordt verlengd de Belgische Commissie ter Bescherming van de Maatschappij (CBM) bereid is om [terbeschikkinggestelde] in het interneringssysteem op te nemen en de zaak verder te beoordelen. Het Belgische Ministerie kan deze beslissing formeel echter pas nemen als de stukken van de verlenging van de TBS zijn ontvangen. Indien de TBS thans verlengd wordt, hoeft het deswege niet lang meer te duren voor de heer [terbeschikkinggestelde] naar België gerepatrieerd wordt. Als de betrokkene zelf meewerkt gaat het bovendien een stuk sneller.
Met betrekking tot de delictgevaarlijkheid van de heer [terbeschikkinggestelde] deel ik u mede dat zijn persoonlijkheidsproblematiek zeer ingewikkeld is. Zoals ook uit de rapportage blijkt, zou de heer [terbeschikkinggestelde] normaal gesproken na de intramurale fase via een langdurig traject met (proef)verloven verder behandeld zijn. Vanwege de aanwezige delictgevaarlijkheid zou de terugkeer in de samenleving zeer gefaseerd en gecontroleerd plaats hebben gevonden.
Men is voornemens om in 2010 in België een TBS kliniek op te starten naar het Nederlandse model. Thans is er in België een interneringssysteem en dit is inderdaad minder dan de TBS klinieken in Nederland, maar het interneringssysteem is wel bedoeld voor mensen die vanuit psychische problematiek een delict hebben begaan en behandeld dienen te worden. In Nederland kunnen wij [terbeschikkinggestelde] niet verder behandelen waardoor zijn verblijf in Veldzicht een soort van longstay dreigt te worden.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij zijn vordering.
De terbeschikkinggestelde en diens raadsman hebben zich verzet tegen de verlenging van de terbeschikkingstelling voor de duur van één jaar.
De raadsman van de terbeschikkinggestelde heeft de volgende verzoeken aan de rechtbank gericht:
- (primair) afwijzing van de vordering tot verlenging van de maatregel;
- (subsidiair) aanhouding van de behandeling van de zaak voor de duur van drie maanden teneinde de kliniek de tijd te geven om vanwege een onvoorwaardelijke beëindiging van de tbs de uitzetting van [terbeschikkinggestelde] goed voor te bereiden en te realiseren;
- (meer subsidiair) aanhouding teneinde concreet en met voortvarendheid te onderzoeken onder welke voorwaarden de repatriëring geëffectueerd kan worden en tenslotte
- (nog meer subsidiair) voorwaardelijke beëindiging van de tbs met als enige voorwaarde dat [terbeschikkinggestelde] nimmer terug mag keren in Nederland.
Voorts heeft de raadsman het woord gevoerd overeenkomstig de door hem aan de rechtbank overgelegde pleitnota.
De rechtbank dient in de onderhavige zaak de vraag te beantwoorden of thans nog sprake is van een dusdanige stoornis en delictgevaar dat een verlenging van de dwangverpleging noodzakelijk is. De rechtbank komt tot de conclusie dat in het advies van de kliniek F.P.C. Veldzicht en de in de verklaring van de getuige-deskundige, zoals deze is afgelegd ter terechtzitting, de vrees voor het gevaarscriterium onvoldoende met argumenten wordt onderbouwd. Het recidive risico van de terbeschikkinggestelde kan thans niet getoetst worden, doordat hij geen verloven heeft, hetgeen onmogelijk is gelet op zijn ongewenstverklaring in Nederland.
De rechtbank merkt daarbij in het bijzonder op:
De voortgang van de behandeling van de terbeschikkinggestelde wordt gefrustreerd door zijn status van ongewenst vreemdeling, waardoor iedere mogelijkheid tot het verlenen van vrijheden buiten de kliniek wordt geblokkeerd. Dit heeft tot gevolg dat het thans niet mogelijk is te beoordelen of een langer verblijf in een kliniek in TBS-verband noodzakelijk is met het oog op de vermindering van het recidivegevaar of dat een andere modus van voortgezette behandeling mogelijk zou kunnen zijn. Feitelijk betekent dit voor de terbeschikkinggestelde dat het voortduren van de maatregel van TBS verwordt tot een gevangenisstraf en dit druist in tegen de doelstelling van de maatregel.
In eerdere verlengingsbeslissingen van deze rechtbank d.d. 18 maart 2004 en 6 april 2006 was al eerder opgenomen dat behandeling van de terbeschikkinggestelde vorm diende te krijgen, respectievelijk dat de bevoegde autoriteiten binnen afzienbare tijd het dilemma dienden te doorbreken.
Tot op heden is nog steeds onduidelijk op welke termijn de terbeschikkinggestelde gerepatrieerd kan worden naar België; in het schriftelijke advies van de kliniek wordt het jaar 2010 genoemd en de deskundige heeft eerst ter zitting aangegeven dat de terbeschikkinggestelde - ook tegen zijn wil - middels de Wots-procedure op korte termijn aan België zou kunnen worden overgedragen. Dit laatste is echter niet op enige wijze onderbouwd.
Voorts vindt er al geruime tijd op geen enkele wijze behandeling van de terbeschikkinggestelde plaats en heeft hij alle intramurale behandelingen reeds succesvol afgerond, waardoor onvoldoende vast is komen te staan dat hij op dit moment nog delictgevaarlijk is.
De rechtbank kan, gelet op het voorgaande, dan ook niet anders dan de maatregel van TBS beëindigen.
De rechtbank acht het betreurenswaardig dat thans beëindiging van de maatregel wordt uitgesproken zonder dat een resocialisatie, een begeleide terugkeer van de heer [terbeschikkinggestelde] in de samenleving na een langdurige detentie heeft plaatsgevonden. De rechtbank acht deze gang van zaken in hoge mate ongewenst, maar de wettelijke gronden verdragen zich niet met een verlenging of voorwaardelijke beëindiging van de maatregel.
BESLISSING:
De rechtbank wijst af de vordering tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege van [terbeschikkinggestelde], voornoemd.
Deze beslissing is gegeven door:
mr. A. Hello, voorzitter,
mr. M.R.J. Schönfeld en M.I. Blagrove, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 maart 2007.