RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Tegenspraak
Parketnummer: 11/500391-06
Zittingsdatum : 6 maart 2007
Uitspraak : 20 maart 2007
De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren in 1979,
wonende te [adres en woonplaats]
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 mei 2006 te Hardinxveld-Giessendam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- met zijn, verdachtes, auto (vanaf een afstand van ongeveer 20 meter) met hoge snelheid (deels over het fietspad) achteruit op die [slachtoffer] is afgereden en/of
- (vervolgens) tegen en/of op een paal met een verkeersbord (waarachter/waarnaast die [slachtoffer] stond) is gereden, waardoor die paal is omgeknikt/omgebogen (en die [slachtoffer] op zijn hoofd en/of lichaam werd geraakt door het op die paal bevestigde verkeersbord), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 mei 2006 te Hardinxveld-Giessendam [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend
- met zijn, verdachtes, auto (vanaf een afstand van ongeveer 20 meter) met hoge snelheid (deels over het fietspad) achteruit op die [slachtoffer] afgereden en/of
- (vervolgens) tegen en/of op een paal met een verkeersbord (waarachter/waarnaast die [slachtoffer] stond) gereden, waardoor die paal is omgeknikt/omgebogen (en die [slachtoffer] op zijn hoofd en/of lichaam werd geraakt door het op die paal bevestigde verkeersbord);
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke ei-sen voldoet en dus geldig is.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde ken-nis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft -het primair ten laste gelegde bewezen achtend- gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarde reclas-seringscontact, ook als dit inhoudt het volgen van een behandeling bij het Dok of een soortgelijke instelling, en daarnaast tot een onvoorwaardelijke werkstraf van 240 uren, 120 dagen vervangende hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrij-tuigen te besturen voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft een bewijsverweer en een strafmaatverweer gevoerd.
4.1 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
op 5 mei 2006 te Hardinxveld-Giessendam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet
- met zijn, verdachtes, auto vanaf een afstand van ongeveer 20 meter met hoge snelheid (deels over het fietspad) achteruit op die [slachtoffer] is afgereden en
- vervolgens tegen een paal met een verkeersbord waarachter die [slachtoffer] stond is gereden, waardoor die paal
is omgeknikt en die [slachtoffer] op zijn hoofd werd geraakt door het op die paal bevestigde verkeersbord,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aan-genomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.2 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
4.3 Nadere bewijsoverweging
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting het verweer gevoerd dat verdachte niet het opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. Hij heeft daartoe gesteld dat verdachte door te remmen het risico niet welbewust heeft aanvaard.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Verdacht was opgefokt en woedend toen hij zijn auto op het fietspad manoeuvreerde en volgas achteruit reed in de richting van het slachtoffer. Het slachtoffer kon ternauwernood een aanrijding voorkomen door met zijn snorfiets achter een verkeerspaal te gaan staan. Verdachte reed met hoge snelheid achteruit en kwam met zijn auto tot stilstand na botsing met deze verkeerspaal. Deze verkeerspaal is vervolgens omgeknakt waarna deze paal het hoofd van het slachtoffer raakte.
Op grond van deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij met zijn auto het slachtoffer zou raken, en aan het slachtoffer daardoor zodanig letsel zou worden toegebracht dat hij daardoor had kunnen overlijden. Het is slechts aan de toevallige omstandigheid dat er een verkeerspaal stond te danken dat de auto tot stilstand kwam tegen die paal en het slachtoffer niet is geraakt.
Aldus heeft verdachte door zijn handelen willens en wetens de aanmerkelijke kans op het doden van het slachtoffer aanvaard, zodat de rechtbank opzet, in de zin van voorwaarde-lijk opzet, bewezen acht.
De rechtbank verwerpt derhalve het verweer.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardi-gingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezenverklaarde levert op:
Primair:
POGING TOT DOODSLAG
6. De strafbaarheid van de verdachte
6.1 Het rapport van de deskundigen
Uit het door psycholoog drs. E.A.M. Westenberg d.d. 18 januari 2007 omtrent verdachte uitgebrachte rapport komt onder meer – zakelijk weergegeven - naar voren:
Verdachte is een psychisch kwetsbare, impulsieve, en van de structuur en duidelijkheid van andere afhankelijke jonge man bij wie onder stress een verhoogde kans is om de controle over de agressieve impulsen te verliezen. De problematiek van het As I model in de vorm van angst en depressieve klachten wordt ingezet om het psychisch evenwicht te handhaven en de controle niet te verliezen. Voorst worden kenmerken gevonden behorend bij de borderline persoonlijkheidsstoornis, echter onvoldoende om deze diagnose te kun-nen stellen. Er lijkt sprake te zijn van een onderliggende borderline structuur waarmee de kwetsbaarheid van betrokkene verklaard kan worden.
Er is al langere tijd sprake van onbeheersbare woedeaanvallen, die volgens verdachte in de loop der tijd in intensiteit zijn toegenomen( ...) Er kan worden aangenomen dat de psy-chische problematiek op het moment van het ten laste gelegde nog aanwezig was en het gedrag mede bepaald heeft.
Naast de al langer aanwezige psychische problematiek was er kort voor het ten laste ge-legde sprake van voor verdachte nodige stressoren in de vorm van familiale problemen. (…). Naast deze aanwezige stressoren refereerde het gedrag van het slachtoffer verdachte aan een traumatische gebeurtenis uit het verleden.
Er kan samengevat geconcludeerd worden dat er kort voor het ten laste gelegde bij ver-dachte sprake is geweest van meerdere stressvolle gebeurtenissen die gezien zijn psychi-sche problematiek hebben geleid tot een toegenomen dispositie tot het begaan van het ten laste gelegde. De rechtbank wordt dan ook geadviseerd om verdachte op het moment van het ten laste gelegde enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
6.2 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennis genomen van de conclusie van voornoemde deskundige met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en kan zich daarmee, gezien de onderbouwing ervan, verenigen, zodat de rechtbank deze conclusie overneemt. Zij is van oordeel dat op grond van het strafdossier, het verhandelde ter terechtzitting en het rapport van voornoemde deskundige het ten laste gelegde feit in enigszins verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Nu ook overigens geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten, is verdachte strafbaar voor het door hem gepleegde feit.
7. De redenen, die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlij-ke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter te-rechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte reed op de rijbaan toen hij gehinderd werd door het slachtoffer die met zijn snorfiets wisselend op de rijbaan en het fietspad reed. Verdachte heeft hierna het slachtof-fer op het fietspad klemgereden en op agressieve wijze aan het slachtoffer duidelijke ge-maakt dat hij niet op de rijbaan mocht rijden. Verdachte is vervolgens weer in zijn auto gestapt en weggereden richting het naderende kruispunt. Verdachte was echter zo opge-fokt dat hij besloot met hoge snelheid weer achteruit het fietspad op te rijden in de rich-ting van het slachtoffer. Het slachtoffer kon nog net op tijd, met zijn snorfiets aan de hand, achter een verkeerspaal gaan staan. Verdachte kwam met zijn auto tot stilstand te-gen deze verkeerspaal, welke paal omknakte en het slachtoffer en de snorfiets raakte. Verdachte is hierna met hoge snelheid weggereden.
Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een van de ernstigste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent. Het hoeft weinig betoog dat een feit als het onderhavige grote impact heeft op het slachtoffer en voor hem gevoelens van angst en onveiligheid meebrengt. Agressie in het verkeer is een van de grootste ergernissen in onze samenle-ving en dergelijke feiten brengen daarom ook in de samenleving grote gevoelens van on-rust teweeg. Een vrijheidsbenemende straf is gelet op de aard en ernst van het feit ge-rechtvaardigd.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de voorlichtingsrapportage van Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering d.d. 28 september 2006 en op het hiervoor onder 6.1 genoemde rapport van de psycholoog. Zoals overwogen is verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen voor het door hem gepleegde delict.
Uit bovengenoemde rapportages is bovendien gebleken dat er een verhoogde kans is dat verdachte bij oplopende druk de controle over zijn agressieve impulsen verliest. Ter voor-koming van recidive wordt geadviseerd aan verdachte als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf op te leggen de ambulante behandeling bij het Dok voort te zetten. De rechtbank kan zich in dit advies vinden en zij zal hiermee rekening houden bij de op te leggen straf.
De rechtbank houdt tevens rekening met de justitiële documentatie van verdachte waaruit blijkt dat hij reeds eerder met justitie in aanraking is geweest.
Verdachte is geschorst uit de voorlopige hechtenis en heeft daarbij toezicht van de reclas-sering opgelegd gekregen. Gebleken is dat hij zich goed aan de afspraken en aanwijzin-gen houdt. Voorts is inmiddels de hulpverlening opgestart en werkt verdachte daaraan mee.
De rechtbank acht het onder die omstandigheden niet geïndiceerd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank acht het wel van belang dat er een fikse voorwaardelijke straf opgelegd zal worden als stok achter de deur, teneinde verdachte er-van te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen. Aan deze voor-waardelijke straf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarde verbinden zoals in het dic-tum vermeld.
Om voldoende recht te doen aan de ernst van het feit zal de rechtbank naast een voor-waardelijke gevangenisstraf tevens een geheel onvoorwaardelijke werkstraf opleggen voor de maximale duur en een deels onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid om motorrijtuigen te besturen. Deze ontzegging van de rijbevoegdheid acht de rechtbank noodzakelijk nu verdachte het feit heeft gepleegd met zijn auto in het verkeer en reeds eerder veroordeeld is tot een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrij-tuigen te besturen wegens gevaarlijk rijgedrag.
8. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straffen zijn gegrond op de volgende wettelijke voorschriften:
artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en arti-kel 179a van de Wegenverkeerswet 1994.
9. De beslissing
De rechtbank
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals vermeld onder 4.1 van dit vonnis;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier-boven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 5. vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens dit feit tot:
een GEVANGENISSTRAF voor de duur van ZES (6) MAANDEN;
bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd die wordt bepaald op TWEE JAREN, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of niet heeft na-geleefd de hierna te melden bijzondere voorwaarde;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal ge-dragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens Stichting Reclassering Ne-derland, zolang deze instelling dit noodzakelijk acht, ook indien dit inhoudt het onder-gaan van een behandeling bij het Dok of een soortgelijke instelling;
verstrekt aan de genoemde reclasseringsinstelling opdracht om aan veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde;
een TAAKSTRAF voor de duur van 240 UREN, bestaande uit een werkstraf, bij het niet naar behoren verrichten te vervangen door 120 dagen hechtenis;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuit-voerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
bepaalt de maatstaf voor de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht op 2 uren per dag;
ONTZEGGING VAN DE BEVOEGDHEID TOT HET BESTUREN VAN MOTORRIJTUIGEN voor de duur van ACHTTIEN (18) MAANDEN;
bepaalt dat een gedeelte van deze ontzegging, te weten ZES (6) MAANDEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd die wordt bepaald op TWEE JAREN, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis, dat bij eerdere beschikking is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M.A. Hinfelaar, voorzitter,
mr. W.P.M. Jurgens en mr. Th.E.M. Wijte ,rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.E. Schenk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 maart 2007.
Wegens afwezigheid zijn mrs. Jurgens en Wijte buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.