ECLI:NL:RBDOR:2007:AZ9742

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
1 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/500582-06
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. drs. T.F. van der Lugt
  • mr. E.H. van der Steeg
  • mr. dr. M.I. Blagrove
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijk geweld en poging tot doodslag in Dordrecht

Op 1 maart 2007 heeft de Rechtbank Dordrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 8 juli 2006 en 20 juli 2006 in Dordrecht openlijk geweld heeft gepleegd en heeft geprobeerd een ander van het leven te beroven. De verdachte werd beschuldigd van openlijke geweldpleging in een café, waar hij samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen twee slachtoffers. Dit geweld bestond uit duwen, slaan en schoppen. Daarnaast was er een tweede incident op 20 juli 2006, waarbij de verdachte samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen een slachtoffer op de openbare weg, wat resulteerde in ernstige verwondingen. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 30 maanden, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 24 maanden op. De rechtbank overwoog dat de feiten ernstige gevolgen hebben voor de slachtoffers en de maatschappij, en dat de verdachte eerder voor geweldsdelicten was veroordeeld. De rechtbank achtte het noodzakelijk om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De verdachte werd ook veroordeeld tot de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van zes maanden.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Tegenspraak
Parketnummers: 11/500582-06 en 11/005170-04 (TUL)
Zittingsdata : 4 januari 2007 en 15 februari 2007
Uitspraak : 1 maart 2007
VERKORT STRAFVONNIS
De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1982],
wonende te [adres]
thans gedetineerd in de P.I. Zuid-West, locatie Dordtse Poorten, te Dordrecht.
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht.
1. De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 08 juli 2006 te Dordrecht met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in
een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten het café de "Hustler" gelegen aan de Voorstraat 237 te Dordrecht,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (de inboedel van) dat café en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit
- het duwen tegen de borst, althans het lichaam en/of het slaan tegen het (achter)hoofd van die [slachtoffer 2] (waardoor die [slachtoffer 2] ten val is gekomen) en/of
- het een of meermalen schoppen en/of trappen tegen het hoofd en/of de benen, althans het lichaam van die [slachtoffer 2] (terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag) en/of
- het een of meermalen slaan en/of stompen (met een vuist) in het gezicht, althans tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of
- het een of meermalen slaan met een (bar)kruk op het hoofd en/of de rug, althans het lichaam van die [slachtoffer 1];
2.
hij op of omstreeks 20 juli 2006 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 3] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of het lichaam en/of in het gezicht van die [slachtoffer 3] heeft geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt en/of
- die [slachtoffer 3] een kopstoot heeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 20 juli 2006 te Dordrecht met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Provincialeweg (op het terrein van een tankstation), in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of een personenauto, welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal,
- slaan en/of stompen en/of duwen in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of lichaam van genoemde [slachtoffer 5] en/of
- slaan en/of stompen in het gezicht en/of tegen het hoofd van genoemde [slachtoffer 4] en/of
- slaan en/of stompen en/of duwen en/of trappen en/of schoppen tegen het hoofd en/of het lichaam en/of in het gezicht van genoemde [slachtoffer 3] en/of
- geven van een kopstoot aan genoemde [slachtoffer 3] en/of
- slaan tegen/op genoemde auto;
2. De voorvragen
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft -het ten laste gelegde bewezen achtend- gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering na voorwaardelijke veroordeling.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 en 2 vrijspraak bepleit en voorts een strafmaatverweer gevoerd.
4. De bewijsbeslissingen
4.1 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
1.
op 08 juli 2006 te Dordrecht met anderen, in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten het café de "Hustler" gelegen aan de [adres] te Dordrecht, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1 en [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit
- het duwen tegen de borst, en/of het slaan tegen het (achter)hoofd van die [slachtoffer 2] (waardoor die [slachtoffer 2] ten val
is gekomen) en
- het schoppen en/of trappen tegen het hoofd en/of de benen, van die [slachtoffer 2] (terwijl die [slachtoffer 2] op
de grond lag) en
- het slaan en/of stompen (met een vuist) in het gezicht, van die [slachtoffer 1] en
- het slaan met een (bar)kruk op het hoofd en/of de rug, van die [slachtoffer 1];
2.
op 20 juli 2006 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer 3] van het leven te beroven, met dat opzet
- tegen het hoofd van die [slachtoffer 3] heeft getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
op 20 juli 2006 te Dordrecht met anderen, op de openbare weg, de Provincialeweg (op het
terrein van een tankstation), openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] en
[slachtoffer 4], welk geweld bestond uit het meermalen,
- slaan en/of stompen in het gezicht en/of tegen het hoofd van genoemde [slachtoffer 4] en
- slaan en/of stompen en duwen en trappen en/of schoppen tegen het hoofd en het lichaam en in het gezicht van genoemde [slachtoffer 3] en
- geven van een kopstoot aan genoemde [slachtoffer 3].
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.2 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De rechtbank bezigt de inhoud van de geschriften als bedoeld in artikel 344, lid 1 sub 5° van het Wetboek van Strafvordering alleen in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
4.3 Nadere bewijsoverwegingen
Feit 1
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit omdat er onvoldoende bewijs voorhanden is waaruit blijkt welke handelingen verdachte heeft verricht.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting blijkt dat hij op 8 juli 2006 in café "Hustler" aanwezig was en dat hij ook wel [bijnaam] wordt genoemd.
Uit de verklaring van café-eigenaar [getuige 1] -dossierpagina 0.8, en zijn verklaring bij de rechter-commissaris- volgt dat [bijnaam] in ieder geval [slachtoffer 1] een vuistslag in het gezicht heeft gegeven.
Voorts verklaart [getuige 2] -dossierpagina 3.4.2- dat verdachte de man als eerste sloeg.
Tenslotte verklaart [medeverdachte] -dossierpagina 3.1.1- dat verdachte bij de vechtpartij in café "Hustler" betrokken was.
Hierbij komt dat de hierboven onder 1 bewezen verklaarde gewelddadige handelingen jegens genoemde slachtoffers zich in een dusdanig kort tijdsbestek hebben afgespeeld en tussen die handelingen een zodanig nauw verband bestaat, dat sprake is van één gewelddadige gebeurtenis, waarbij verdachte, samen met zijn mededaders, op enig moment betrokken was. Welke gewelddadige handelingen verdachte zelf heeft verricht is om die reden voor de bewezenverklaring van openlijke geweldpleging niet relevant.
Naar het oordeel van de rechtbank is er derhalve voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden om tot een veroordeling te komen.
Feit 2
De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 vrijspraak bepleit omdat het schoppen met een gymschoen tegen het hoofd niet per definitie een poging tot doodslag oplevert en niet is vastgesteld dat verdachte [slachtoffer 3] tegen het hoofd heeft geschopt.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit de aangifte van [slachtoffer 3] -dossierpagina 0.16- blijkt dat hij, terwijl op de grond lag door jongens tegen zijn hoofd werd geslagen en geschopt waardoor hij "dizzy" werd en wazig begon te zien.
Vast staat dat verdachte ten tijde van het voorval een ontbloot bovenlijf had en een wit petje droeg.
Bij de processtukken bevindt zich CD-ROM met daarop camerabeelden van het voorval. Deze CD-ROM is aan de verdediging verstrekt en deze heeft ook kennis genomen van de beelden.
Verbalisanten hebben op deze camerabeelden onder meer waargenomen dat verdachte [slachtoffer 3] schopt. -dossierpagina 2.8-
Uit de prints van de camerabeelden -dossierpagina 2.10- leidt de rechtbank af dat een man met ontbloot bovenlijf een schoppende beweging maakt richting [slachtoffer 3].
Op de camerabeelden is op camera nummer 8 van 19.08.55 tot 19.08.57 te zien dat een man met ontbloot bovenlijf richting [slachtoffer 3] rent en vervolgens een trappende beweging richting het hoofd maakt.
Voorts is op de camerabeelden van camera nummer 8 om 19.08.58 en 19.09.00 uur te zien dat een man met ontbloot bovenlijf samen met een andere verdachte, [slachtoffer 3] tegen de grond werkt en de man met ontbloot bovenlijf vervolgens een naar beneden gericht trappende beweging richting het hoofd van [slachtoffer 3] maakt. Te zien is dat [slachtoffer 3] op dat moment op de grond ligt met zijn armen over het hoofd, terwijl een medeverdachte [slachtoffer 3] vast houdt.
De rechtbank stelt derhalve vast dat het verdachte is geweest die samen met een medeverdachte [slachtoffer 3] tegen het hoofd heeft getrapt.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat schoppen met een gymschoen tegen het hoofd geen poging tot doodslag kan opleveren. Wat daar in het algemeen genomen van moge zijn, de rechtbank is in het onderhavige geval van oordeel dat de wijze van schoppen en trappen van dien aard was dat dit als poging doodslag moet worden gekwalificeerd.
Op grond hiervan en gegeven de aard van het door de verdachte en medeverdachte gepleegde geweld, komt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte met het plegen van dit geweld tegen het slachtoffer welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer daardoor zou komen te overlijden. In die zin acht de rechtbank bewezen dat de verdachte heeft gehandeld met het voor poging tot doodslag vereiste opzet.
5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezenverklaarde levert op:
1. en 3. telkens:
OPENLIJK IN VERENIGING GEWELD PLEGEN TEGEN PERSONEN.
2.
MEDEPLEGEN VAN POGING TOT DOODSLAG.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7. De redenen, die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag en twee maal openlijke geweldpleging.
Een groepje jonge mannen heeft op de openbare weg bij een benzinestation fors openlijk geweld gepleegd tegen enkele bezoekers van het benzinestation. Twee medeverdachten hebben samen de confrontatie met de slachtoffers opgezocht omdat zij zich door het gedrag van één van de slachtoffers onheus bejegend voelden. Toen de eerste klappen en schoppen waren gevallen sloot verdachte zich bij de overige verdachten aan. Er ontstond een vechtpartij waarbij grof geweld niet werd geschuwd en waarbij slachtoffers werden geslagen, tegen de grond werden geduwd en hard op hen werd ingeschopt, ook toen zij op de grond lagen. Eén verdachte nam zelfs op een gegeven moment een aanloop om een slachtoffer dat op de grond lag en probeerde zich tegen het geweld te verdedigen, maar hard genoeg te kunnen schoppen. Bovendien is gebleken dat de verdachten onder invloed van alcohol waren en zich uitermate intimiderend gedroegen. Een en ander is op te maken uit de reacties van diverse omstanders die deze matpartij onder andere vanuit het benzinestation volgden en zich er niet mee durfden te bemoeien.
Voorts heeft verdachte samen met zijn mededaders op 8 juli 2006 zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging in een café door de slachtoffers te stompen en te schoppen en met een barkruk op het hoofd te slaan. Verdachte maakte deel uit van deze groep en heeft actief deelgenomen aan een deel van de gewelddadige handelingen jegens de slachtoffers. De rechtbank acht het uitermate kwalijk dat de groep jonge mannen het geweld pas staakten nadat de café-eigenaar riep dat de politie onderweg was.
Dergelijke feiten veroorzaken gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij en wordt als schokkend ervaren.
Ook heeft hij de maatschappelijke onrust die reeds lange tijd bestaat over "zinloos geweld" verder aangewakkerd. Dit zijn ernstige feiten die dan ook een forse bestraffing rechtvaardigt.
Met betrekking tot de strafoplegging houdt de rechtbank in het bijzonder rekening met de voorlichtingsrapportage van het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering en het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 5 oktober 2006, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor geweldsdelicten tot -deels- voorwaardelijke gevangenisstraffen is veroordeeld.
De rechtbank is, gelet op het bovenstaande, van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende reactie vormt.
Het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel dient naar het oordeel van de rechtbank geen redelijk doel meer.
8. Bijkomende beslissingen
8.1 De vordering tot tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling
Verdachte is door de meervoudige strafkamer van de rechtbank te Dordrecht bij onherroepelijk geworden vonnis van 30 september 2004 onder parketnummer 11/005170-04 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde voor het einde van een op twee jaar gestelde proeftijd zich aan een strafbaar feit schuldig maakt.
De kennisgeving, bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is aan de veroordeelde toegezonden.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten. De veroordeelde heeft derhalve de algemene voorwaarde niet nageleefd.
De rechtbank ziet daarin - met name gelet op de aard en de ernst van deze feiten - voldoende aanleiding thans de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf
te gelasten.
9. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf is gegrond op de volgende wettelijke voorschriften:
artikelen 45, 47, 57, 141, 287 van het Wetboek van Strafrecht.
10. De beslissing
De rechtbank
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld onder 4.1 van dit vonnis;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5. vermelde strafbare feiten oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens die feiten tot:
een GEVANGENISSTRAF voor de duur van VIERENTWINTIG MAANDEN;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank te Dordrecht van 30 september 2004, parketnummer 11/005170-04, te weten een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. T.F. van der Lugt, voorzitter,
mr. E.H. van der Steeg en mr. dr. M.I. Blagrove, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 maart 2007.
mrs. E.H. van der Steeg en M.I. Blagrove zijn wegens afwezigheid buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.