ECLI:NL:RBDOR:2007:AZ8818

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
15 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
68382 / KG ZA 07-25
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van grievende uitlatingen op internet na betaling

In deze zaak, die voor de Rechtbank Dordrecht werd behandeld, heeft eiser, een ondernemer, een kort geding aangespannen tegen de besloten vennootschap [bedrijfsnaam gedaagden] B.V. naar aanleiding van grievende uitlatingen die gedaagde op haar website had geplaatst. Deze uitlatingen, die eiser als onterecht en schadelijk beschouwde, waren geplaatst in het kader van een geschil over een onbetaalde factuur van € 277,25. Eiser had de betaling op 13 november 2006 verricht, waarna gedaagde de uitlatingen van haar website had verwijderd. Echter, de uitlatingen waren nog steeds terug te vinden in de cache van Google, wat eiser als een schending van zijn eer en goede naam beschouwde.

Tijdens de mondelinge behandeling op 1 februari 2007 werd vastgesteld dat er nog één cache met de gewraakte tekst op Google aanwezig was. Eiser vorderde dat gedaagde zou worden verplicht om deze cache te laten verwijderen, en eiste daarnaast een voorschot op schadevergoeding van € 15.000,-. Gedaagde voerde aan dat zij niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de cachevermeldingen die buiten haar macht lagen, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat gedaagde zich tot het uiterste moest inspannen om ook deze laatste vermelding te laten verwijderen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat eiser een spoedeisend belang had bij de verwijdering van de uitlatingen, gezien zijn rol als ondernemer en de impact op zijn reputatie. De rechter besloot dat gedaagde binnen twee dagen na betekening van het vonnis de gewraakte uitlating in de Google-cache moest laten verwijderen, met een dwangsom van € 250,- per werkdag bij niet-naleving, tot een maximum van € 5.000,-. De overige vorderingen van eiser werden afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer: 68382 / KG ZA 07-25
vonnis in kort geding van 15 februari 2007
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. J.J.R. Albicher,
procureur mr. N.M. Graham,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijfsnaam gedaagden] B.V. h.o.d.n. webwinkel [handelsnaam],
statutair gevestigd te [plaats A],
kantoorhoudende te [plaats B], gemeente [gemeente],
gedaagde,
verschenen bij haar directeur [naam directeur] en haar medewerkster [naam medewerkster].
Partijen worden hieronder aangeduid als [eiser] en [handelsnaam].
1. Het procesverloop
De voorzieningenrechter heeft ter terechtzitting van 1 februari 2007 kennis genomen van de volgende processtukken:
- dagvaarding van 24 januari 2007,
- pleitnotities van mr. Albicher, voornoemd,
- de door [handelsnaam] gehanteerde notitie van haar gemachtigde mr. A.E.C. Punt,
- de overgelegde producties.
Door partijen is vonnis gevraagd.
2. De feiten
2.1 Op grond van de - in zoverre niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken - stellingen van partijen en in het geding gebrachte producties wordt in dit geding van het volgende uitgegaan:
2.2 [eiser] is bestuurder, direct of indirect, van besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Holding [bedrijfsnaam eiser] B.V., [bedrijfsnaam eiser] Vastgoed B.V., [bedrijfsnaam eiser] Projecten B.V. Tevens drijft hij [...] Onderhouds-, Timmer- en Metselbedrijf.
2.3 Tussen partijen is een geschil gerezen over de betaling van een op 26 september 2006 door [eiser] bij [handelsnaam] geplaatste bestelling van schakelmateriaal ter waarde van € 277,25.
2.4 Op 9 november 2006 heeft [handelsnaam] [eiser] gewaarschuwd dat haar factuur ad € 277,25 op 10 november 2006 door bijschrijving op haar rekening voldaan diende te zijn, bij gebreke waarvan zij haar ongenoegen omtrent het betalingsgedrag van [eiser] op haar website zou publiceren.
2.5 [handelsnaam] heeft naar aanleiding van dit geschil op haar website [website] uitlatingen gedaan over [eiser], waaronder:
"Oplichter [eiser] - [bedrijfsnaam eiser] Vastgoed [woonplaats]
(...)
Bij deze wil ik iedereen waarschuwen geen zaken te doen met de heer [eiser].(...)de heer [eiser] uit [woonplaats], [adres], betaalt niet. (...)Uit betrouwbare bron heb ik vernomen dat de heer [eiser] erom bekend staat zijn rekeningen niet te betalen."
Tevens zijn de naam, woonplaats, adresgegevens van [eiser] alsmede de aan hem verbonden BV's op de website geplaatst.
2.6 Bijschrijving van de onder 2.4 bedoelde betaling heeft op 13 november 2006 op de rekening van [handelsnaam] plaatsgevonden, waarop [handelsnaam] deze uitlatingen van haar website [website] heeft verwijderd.
2.7 Inmiddels was een aanduiding van deze uitlatingen ook elders terug te vinden op internet, te weten in caches (een link met samenvatting) van internetzoekmachine Google. Het intypen van zoekopdrachten als '[eiser]', '[achternaam eiser] [handelsnaam]', '[bedrijfsnaam eisers] vastgoed [plaatsnaam]', '[voornaam eiser] [plaatsnaam]', '[achternaam eiser] [plaatsnaam] [voornaam eiser]' en '[achternaam eiser] [voornaam eiser] oplichter' leverde het onderstaande op:
"Oplichter [eiser] - [bedrijfsnaam eiser] Vastgoed [woonplaats]."
2.8 [eiser] heeft [handelsnaam] zowel telefonisch als schriftelijk d.d. 21 december 2006 gesommeerd de grievende teksten van internet te halen.
2.9 [handelsnaam] heeft na deze sommatie alle rechtstreeks door haarzelf geplaatste diffamerende teksten omtrent [eiser] van internet verwijderd.
2.10 Na 21 december 2006 bestaat ten tijde van de mondelinge behandeling van dit kort geding op Google nog slechts één cache met de tekst als weergegeven onder 2.7, vergezeld van een 'dode link', een verwijzing naar een niet meer bestaande pagina op de website van [handelsnaam]. De andere zoektermen leveren slechts dode links zonder de betreffende teksten op.
3. De vordering
3.1 [eiser] vordert (na vermeerdering van eis), uitvoerbaar bij voorraad,
- [handelsnaam] te bevelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de uitlatingen op het World Wide Web in het algemeen, en op de website van gedaagde [website] in het bijzonder, te weten "Oplichter [eiser] - [bedrijfsnaam eiser] Vastgoed [woonplaats]", en alle overige uitlatingen van gedaagde die hierop betrekking hebben, te verwijderen of te doen verwijderen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.500,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat gedaagde in gebreke blijft om aan dit bevel te voldoen;
- [handelsnaam] te veroordelen aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen als voorschot op de door [eiser] geleden en nog te lijden schade het bedrag ad € 15.000,- , althans een bedrag als de Voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- [handelsnaam] te veroordelen in de kosten van het geding.
Hij stelt daartoe het volgende.
3.2 De door [handelsnaam] op haar website [website] gedane uitlatingen over [eiser] zijn grievend, smakeloos en onjuist. Ondanks dat de betreffende uitlatingen van de website [website] zijn verwijderd, zijn deze thans nog terug te vinden in een aantal Google caches op internet.
3.3 De door [handelsnaam] geplaatste uitlatingen tasten [eiser] in zijn eer en goede naam aan. Nu [eiser] verschillende eigen bedrijven heeft en een goede naam van belang is in het zakelijk verkeer, hebben deze uitlatingen nadelige consequenties voor hem. Derhalve leveren deze uitlatingen een onrechtmatige daad op. Als gevolg van deze onrechtmatige daad heeft [eiser] in zowel het zakelijk als het maatschappelijk verkeer materiële en immateriële schade geleden.
4. Het verweer
4.1 De conclusie van [handelsnaam] strekt tot niet-ontvankelijk verklaring van [eiser], althans tot afwijzing dan wel matiging van de vordering tot schadevergoeding, met veroordeling van [eiser] in de werkelijk gemaakte kosten, althans de kosten rechtens en tot afwijzing van de vordering tot het geven van een bevel tot verwijdering van de gegevens.
Zij voert als verweer het volgende aan.
4.2 Direct nadat op 13 november 2006 de betaling van [eiser] is ontvangen, zijn alle belastende teksten van de website [website] afgehaald. Vervolgens heeft [handelsnaam] op alle mogelijke wijzen getracht alle cachevermeldingen op zowel haar eigen website als op Google te verwijderen. Er is thans nagenoeg geen verwijzing meer te vinden. De enige caches die nu nog op Google te vinden zijn, kan [handelsnaam] niet verwijderen. Dat valt buiten haar macht. Zij heeft Google reeds tweemaal schriftelijk verzocht de laatste resterende verwijzingen te verwijderen. [handelsnaam] kan dan ook niet aansprakelijk worden gesteld voor gegevens welke buiten haar macht om nog op internet althans bij Google te vinden zijn. Daarmee is het onmogelijk om aan het gevorderde te voldoen.
4.3 [eiser] heeft geen spoedeisend belang bij toewijzing van het gevorderde voorschot op een vergoeding van immateriële schade.
5. De beoordeling
5.1 [eiser] heeft onweersproken aangevoerd dat hij in het kader van zijn functie in het zakelijk verkeer gebaat is bij zijn eer en goede naam. Nu deze in het geding zijn, is voldoende aannemelijk dat hij een spoedeisend belang heeft bij verwijdering van de betreffende uitlatingen.
5.2 Vaststaat dat [handelsnaam] verantwoordelijk is voor de plaatsing van de gewraakte uitlatingen op haar website. Tevens is niet in geschil dat deze uitlatingen onrechtmatig zijn en dat dit onrechtmatig handelen ook aan [handelsnaam] kan worden toegerekend. Daaraan doet niet af dat het vooralsnog niet onaannemelijk voorkomt dat [eiser], althans [bedrijfsnaam eiser] Vastgoed B.V., niet voortvarend is geweest met betaling van de bij [handelsnaam] bestelde zaken en dat mededelingen van [eiser] bij [handelsnaam] de indruk van betalingsonwil hebben kunnen wekken.
5.3 Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de gewraakte teksten inmiddels van de website [website] zijn verwijderd. In zoverre moet de vordering dan ook worden afgewezen. De uitlatingen zijn ten tijde van de behandeling ter zitting van dit geding slechts nog zichtbaar in één cache van internetzoekmachine Google indien op zoekterm "[achternaam eiser] [voornaam eiser] oplichter" wordt gezocht. Dat de gewraakte passages, of nog steeds diffamerende beperkte gedeelten daarvan, ook in caches van een internetzoekmachine zijn opgenomen, kan niet worden aangemerkt als gevolg dat in een zo ver verwijderd verband staat met het onrechtmatig handelen van [handelsnaam] dat dit haar niet meer kan worden toegerekend. Ook voor dat gevolg wordt zij daarom verantwoordelijk gehouden. Er dient derhalve, gelet op het ter zake gevoerde verweer van [handelsnaam], onderzocht te worden of het in de macht van [handelsnaam] ligt om de gewraakte passages uit deze cache van Google te verwijderen dan wel te doen verwijderen.
5.4 Het door [handelsnaam] in het geding gebracht artikel van Netkwesties.nl en de daarin genoemde uitspraak van 16 mei 2006 van de rechtbank 's-Hertogenbosch is voor deze beoordeling niet van belang, nu in die zaak door eiser alleen was gevorderd de gewraakte passages uit de cache van Google 'te verwijderen', en niet was gevorderd deze 'te doen verwijderen', hetgeen in de thans voorliggende zaak wèl het geval is.
5.5 [handelsnaam] stelt dat zij er alles aan heeft gedaan om de betreffende caches van Google te doen verwijderen.
5.6 Dat verweer heeft zij niet nader onderbouwd, bijvoorbeeld door overlegging van de brieven die zij stelt daartoe aan Google te hebben gezonden. Bij gebreke van voldoende onderbouwing wordt dat verweer gepasseerd. Aannemelijk komt voor dat [handelsnaam] niet zelf deze laatste vermelding in de cache van Google kan verwijderen. Wel mag van haar worden verwacht dat zij zich (alsnog) tot het uiterste zal inspannen om ook die vermelding verwijderd te krijgen. In zoverre zal de daartoe strekkende vordering van [eiser] worden toegewezen. Voor zover de vordering tot verwijdering van uitlatingen van internet meer algemeen is geformuleerd, moet deze worden afgewezen, omdat de vordering in zoverre onvoldoende concreet is.
5.7 De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en daaraan wordt een maximum verbonden zoals hierna vermeld.
5.8 [eiser] heeft onvoldoende onderbouwd dat hij bij toewijzing van de vordering tot betaling van een voorschot op immateriële schadevergoeding een spoedeisend belang heeft. Daartoe is onvoldoende dat een snelle reactie in de vorm van toewijzing van de vordering tot beperking van de schade leidt, doordat aldus zijn geschokte gevoelens worden bevredigd, zoals [eiser] heeft aangevoerd. Dit deel van de vordering wordt daarom afgewezen.
5.9 Nu partijen over en weer op enkele punten in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd.
6. De beslissing in kort geding
De voorzieningenrechter:
beveelt [handelsnaam] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de uitlating in de cache van de internetzoekmachine Google, te weten "Oplichter [eiser] - [bedrijfsnaam eiser] Vastgoed [woonplaats]", te doen verwijderen;
bepaalt dat [handelsnaam] een dwangsom zal verbeuren van € 250,- voor iedere werkdag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat zij in gebreke zal blijven aan dit vonnis te voldoen, zulks tot een maximum van € 5.000,-;
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
compenseert de kosten van deze procedure aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. van Essen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 februari 2007.