ECLI:NL:RBDOR:2007:AZ8642

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
8 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
188522 VV EXPL 06-112
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigenrichting in kort geding aangenomen, zolang bodemrechter niet anders heeft bepaald

In deze zaak, die voor de Rechtbank Dordrecht is behandeld, hebben eisers, bestaande uit de vennootschap onder firma No Limit Outdoor & Trainingscentrum V.O.F. en haar vennoten, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die erfpachter is van een terrein in het recreatiegebied De Merwelanden. De eisers vorderen onder andere de teruglevering van roerende zaken die door gedaagde zouden zijn weggenomen, alsook herstel van schade die is ontstaan door een brand in december 2006. De huurovereenkomst tussen partijen, die in mei 2002 is gesloten, is onderwerp van geschil, waarbij gedaagde de overeenkomst heeft opgezegd op grond van slecht huurderschap. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde zonder rechterlijke machtiging goederen heeft verwijderd, wat als eigenrichting kan worden aangemerkt. De vorderingen van eisers zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij gedaagde is bevolen om binnen bepaalde termijnen de roerende zaken en de schade te herstellen, onder verbeurte van dwangsommen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen tot herstel van de gebreken en de afgifte van de goederen gerechtvaardigd zijn, terwijl de vorderingen tot machtiging voor aanschaf en herstel door eisers zijn afgewezen. De proceskosten zijn voor rekening van gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector kanton
Locatie Dordrecht
kenmerk: 188522 VV EXPL 06-112
vonnis in kort geding van de kantonrechter te Dordrecht van 8 februari 2007
in de zaak van:
1. [naam eiser]
2. [naam eiseres]
beiden wonende te [plaats],
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid No Limit Outdoor B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Alblasserdam,
eisers, hierna ook afzonderlijk te noemen [eiser], [eiseres] en No Limit, ofwel gezamenlijk te noemen [eisers],
gemachtigde: mr. J.A.J.M. Jonk,
tegen:
[naam gedaagde],
wonende te [adres],
gedaagde, hierna te noemen [gedaagde],
gemachtigde: mr. J.A. Visser.
Verloop van de procedure
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. de dagvaarding van 24 november 2006;
2. de brief van 29 november 2006 van mr. Visser voornoemd houdende een aankondiging van een in te stellen eis in reconventie;
3. de akte tot vermeerdering van eis van 4 december 2006;
4. de akte tot vermeerdering van eis van 11 januari 2007;
5. de pleitnotities van mr. Jonk voornoemd;
6. de pleitnotities van mr. Visser voornoemd;
7. de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 4 december 2006;
8. de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 11 januari 2007;
9. de fax van 2 februari 2007 van mr.Visser voornoemd;
10. de fax van 5 februari 2007 van mr. Jonk voornoemd;
11. de overgelegde producties.
Omschrijving van het geschil
De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
[gedaagde] is erfpachter van een terrein gelegen in het recreatiegebied De Merwelanden aan de Vogelaarsweg 1 te Dordrecht, alwaar hij onder de naam Skicentrum Drechtsteden een kunstskibaan exploiteert. Op het terrein van de skibaan bevindt zich een complex houten gebouwen, waaronder een kantine.
De vennootschap onder firma No Limit Outdoor & Trainingscentrum V.O.F. (hierna: de VOF), waarvan [eiser] en [eiseres] vennoten waren, is in 2000 in overleg met [gedaagde] begonnen met het organiseren van outdoor activiteiten op het terrein.
In mei 2002 heeft [gedaagde] met de VOF alsmede met haar vennoten [eiser] en [eiseres] een huurovereenkomst gesloten betreffende “de bedrijfsruimte, bestaande uit horecagelegenheid c.a. gelegen te Dordrecht, aan de Vogelaarsweg nr. 1”.
Krachtens de huurovereenkomst bestaat het verhuurde uit “een kantine, keuken inclusief inrichting, magazijn en toiletten.”
In de huurovereenkomst is bepaald dat de huurder verplicht is het gehuurde te gebruiken voor de uitoefening van het bedrijf van eetcafé “alsmede outdoor activiteiten in de ruimste zin van het woord”.
Van de huurovereenkomst maakt een inventarislijst deel uit.
De huurovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd en eindigt op 1 mei 2007.
Bij aanvang van de huur bedroeg de huurprijs € 9.075,-- per kwartaal exclusief btw.
Voorts heeft [gedaagde] in mei 2002 een mondelinge huurovereenkomst met de VOF en haar vennoten [eiser] en [eiseres] gesloten betreffende de verhuur van een stuk grond met klimtoren voor onbepaalde tijd tegen een huurprijs van € 1.889,99 inclusief btw per jaar.
In de loop van 2004 hebben [eiser] en [eiseres] de VOF ingebracht in een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, No Limit B.V.. Partijen verschillen van mening over de vraag of [gedaagde] met inbreng van de huurverhouding in No Limit heeft ingestemd.
Gaandeweg is de verhouding tussen partijen ernstig verstoord geraakt, mede als gevolg van een brand die in mei 2003 in het complex heeft gewoed, hetgeen heeft geresulteerd in diverse gerechtelijke procedures, onder meer strekkende tot ontbinding van de huurovereenkomst, herstel van gebreken en betaling van huurachterstand.
Bij deurwaardersexploit van 28 april 2006 heeft [gedaagde] :
- de huurovereenkomst voor de kantine opgezegd met ingang van 1 juni 2007 op grond van slecht huurderschap;
- de huurovereenkomst voor het stuk grond met klimtoren wegens ernstige wanprestatie opgezegd tegen de eerste daarvoor in aanmerking komende datum;
- het persoonlijk gebruiksrecht voor het overige terrein, en voor zover er sprake zou zijn van een huurverhouding, de huurverhouding voor het overige terrein opgezegd met ingang van 1 juni 2006 op grond van slecht huurderschap.
No Limit en/of [eiser] hebben schriftelijk medegedeeld niet met opzegging akkoord te gaan.
In een bij de rechtbank Dordrecht thans nog aanhangige bodemprocedure vordert [gedaagde] onder meer vaststelling van het tijdstip waarop de huurovereenkomst met betrekking tot de kantine zal eindigen.
Tot de outdoor activiteiten die No Limit op het terrein organiseert behoort onder meer paintball, waarvoor een vergunning op grond van de Wet Milieubeheer is vereist. No Limit heeft een vergunning aangevraagd. Bij besluit van 23 juni 2006 van burgemeester en wethouders van Dordrecht is aan No Limit een gedoogbeschikking verleend. Bij besluit van 12 oktober 2006 is de gedoogbeschikking ingetrokken wegens het niet naleven van voorschriften. Voorts is No Limit in kennis gesteld van het voornemen van burgemeester en wethouders van Dordrecht om op 19 oktober 2006 over te gaan tot het toepassen van bestuursdwang, indien No Limit haar activiteiten niet vóór 19 oktober 2006 zou hebben gestaakt. No Limit heeft vervolgens haar activiteiten op het terrein en in de horecagelegenheid gestaakt.
In de nacht van 24 op 25 oktober 2006 heeft [gedaagde] zich toegang verschaft tot het gehuurde en een groot deel van de inventaris, waaronder de open haard en de centrale verwarmingsinstallatie, verwijderd en elders opgeslagen. Voorts heeft [gedaagde] outdoor toestellen ontmanteld en verwijderd.
[gedaagde] heeft omstreeks 29 november 2006 drankautomaten in de bij hem in gebruik zijnde ruimte geplaatst.
Op 28 december 2006 heeft een aangestoken brand gewoed in de ski-opslag van het complex waardoor in het gehuurde aanzienlijke rook- en roetschade is ontstaan.
Bij brief van 3 januari 2007 hebben No Limit en [eiser] [gedaagde] verzocht zo spoedig mogelijk te beginnen met reiniging en herstel van de brandschade aan het gehuurde.
Ingevolge een besluit van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Dordrecht van 23 januari 2007 is aan No Limit een milieuvergunning verleend voor het in werking hebben van een bedrijf voor het organiseren en verzorgen van recreatieactiviteiten en horeca-aangelegenheden, uitgezonderd het deel van het terrein dat als paintballveld is aangeduid.
De vordering
[eisers] vorderen na vermeerdering van eis – kort weergegeven – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te bevelen om binnen twee dagen na het wijzen van dit vonnis de roerende zaken zoals vermeld op de bij de huurovereenkomst behorende lijsten en onder 60 van de dagvaarding in goede staat aan No Limit en [eiser] te overhandigen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,-- per dag;
II. [gedaagde] te bevelen om binnen twee dagen na het wijzen van dit vonnis de aan No Limit, [eiser] en derden toebehorende zaken als vermeld onder 63 van de dagvaarding in goede staat aan No Limit en [eiser] te overhandigen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,-- per dag;
III. [gedaagde] te bevelen om binnen twee dagen na het wijzen van dit vonnis het onder 64 van de dagvaarding vermelde te (doen) herstellen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,-- per dag;
IV. [gedaagde] te bevelen om binnen twee dagen na het wijzen van dit vonnis het onder 6 van de akte van 4 december 2006 te (doen) herstellen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag;
V. No Limit en/of [eiser] te machtigen de roerende zaken zoals vermeld op de bij de huurovereenkomst behorende lijsten en onder 60 van de dagvaarding voor rekening van [gedaagde] aan te schaffen en terzake die aanschafkosten bij wege van voorschot [gedaagde] te veroordelen om een bedrag van € 20.000,-- aan No Limit en/of [eiser] te voldoen;
VI. No Limit en/of [eiser] te machtigen de roerende zaken zoals vermeld onder 63 van de dagvaarding voor rekening van [gedaagde] aan te schaffen en terzake die aanschafkosten bij wege van voorschot [gedaagde] te veroordelen om een bedrag van € 10.000,-- aan No Limit en/of [eiser] te voldoen;
VII. No Limit en/of [eiser] te machtigen de vernielde zaken zoals vermeld onder 64 van de dagvaarding voor rekening van [gedaagde] te (doen) herstellen en terzake die herstelkosten bij wege van voorschot [gedaagde] te veroordelen om een bedrag van € 10.000,-- aan No Limit en/of [eiser] te voldoen;
I. No Limit en/of [eiser] te machtigen de vernielde zaken zoals vermeld onder 6 van de akte van 4 december 2006 voor rekening van [gedaagde] te (doen) herstellen en terzake die herstelkosten bij wege van voorschot [gedaagde] te veroordelen om een bedrag van € 2.500,-- aan No Limit en/of [eiser] te voldoen;
IX. [gedaagde] te bevelen om binnen twee dagen na het wijzen van dit vonnis de vervangen sloten te verwijderen onder aanbrenging van de sloten die op 24 oktober 2006 aanwezig waren, dan wel sleutels van de diverse vervangen sloten aan [eiser] te overhandigen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag;
X. [gedaagde] te bevelen om binnen twee dagen na het wijzen van dit vonnis de in de bij hem in gebruik zijnde ruimte aan de Vogelaarsweg 1 te Dordrecht geplaatste koude en warme drankenautomaten te verwijderen en verwijderd te houden alsmede de verkoop van dranken, spijzen en versnaperingen te staken en gestaakt te houden op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 per dag;
XI. Primair: [gedaagde] te bevelen om binnen twee dagen na het wijzen van dit vonnis de gebreken bestaande uit brand-, roet- en rookschade ten gevolge van de brand van 28 december 2006 te (doen) herstellen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 per dag;
Subsidiair: [gedaagde] te bevelen om binnen twee dagen na het wijzen van dit vonnis alternatieve huurruimte van vergelijkbare omvang en staat aan No Limit althans [eiser] ter beschikking te stellen door het huren van een mobiele bar en mobiele keuken op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 per dag;
XII. Primair: No Limit en/of [eiser] te machtigen de brand-, roet en rookschade te (doen) herstellen en terzake die herstelkosten bij wege van voorschot [gedaagde] te veroordelen om een bedrag van € 50.000,-- aan No Limit en/of [eiser] te voldoen;
Subsidiair: No Limit en/of [eiser] te machtigen de mobiele bar en mobiele keuken zoals omschreven in productie 14 voor rekening en risico van [gedaagde] te huren en terzake de huurkosten bij wege van voorschot [gedaagde] te veroordelen om een bedrag van € 100.000,-- aan No Limit en/of [eiser] te voldoen;
met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
Daartoe voeren [eisers] het volgende aan.
[gedaagde] is toerekenbaar tekort geschoten als verhuurder door de volledige inventaris, zoals die werd medegehuurd, in en rondom het gehuurde te verwijderen zodat niet het volledig huurgenot kon worden verschaft en heeft overigens een onrechtmatige daad gepleegd door aan No Limit en [eiser] en derden toebehorende roerende zaken weg te halen.
Het verweer
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer en verzet zich tegen de vermeerdering van de eis.
Ter zitting is door hem van de aangekondigde eis in reconventie afgezien.
Het gemotiveerde verweer zal, voor zover nodig, hierna worden besproken.
Beoordeling van het geschil
Het beroep op gedeeltelijke onbevoegdheid van de kantonrechter, omdat deze niet over onrechtmatige daad zou mogen oordelen, stuit af op het in art. 94 lid 2 Rv. juncto art 93 sub c en d Rv. bepaalde. In dit geval is een afzonderlijke behandeling vanwege onderlinge samenhang met de huurkwestie ongewenst, daaronder mede begrepen hetgeen m.b.t. het paintballveld en de survivalbaan door [gedaagde] is gesteld
Het beroep op gebrek aan spoedeisendheid wordt verworpen. Inmiddels is komen vast te staan dat No Limit ingevolge besluit van 23 januari 2007 van het College van B&W van de Gemeente Dordrecht weer gerechtigd is, om onder bepaalde voorwaarden in en om het gehuurde een bedrijf in werking te hebben. Aldus hebben [eisers] belang bij een voorziening in kort geding, nu die exploitatie zonder voorlopige voorziening niet mogelijk lijkt te zijn.
De vermeerdering van de eis wordt toegelaten. Niet gesteld kan worden dat die vermeerdering in strijd met de eisen van een goede procesorde is. Het is inherent aan een kort gedingprocedure dat de aan de voorzieningenrechter voor te leggen feiten elkaar snel opvolgen of veranderen, hetgeen zich ook hier voordoet.
Voor de beoordeling van hetgeen onder de nrs. I en V in het petitum der dagvaarding wordt gevorderd, er kortweg op neer komende dat [gedaagde] de door hem verhuurde roerende zaken heeft weggenomen en dient terug te geven, of de aanschaf ervan dient te vergoeden, is van belang om vast te stellen of hier sprake van eigenrichting zijdens [gedaagde] is.
Voorshands kan worden aangenomen dat hiervan inderdaad sprake is. Immers heeft [gedaagde] zich eigener beweging, zonder enige aankondiging vooraf, toegang tot het verhuurde verschaft en goederen meegenomen.
Of die handeling wordt gerechtvaardigd door tekortkomingen en gedragingen van [eisers] en onder die omstandigheden niet als eigenrichting valt aan te merken, zoals [gedaagde] heeft gesteld, leent zich niet voor beoordeling in dit kort geding, omdat daaraan die feiten en omstandigheden ten grondslag liggen die in de thans aanhangige bodemprocedure nog toetsing behoeven.
In dit verband is het ook niet begrijpelijk dat [gedaagde] tot het (doen) weghalen van de goederen zonder rechterlijke machtiging heeft besloten. Partijen benaderen immers de rechter al voor elk “wissewasje”, terwijl hier toch bepaald van een handelen met ingrijpende gevolgen sprake is.
Tussen partijen staat vast dat de goederen, zoals vermeld op de lijst behorende bij de huurovereenkomst, als genoemd in nr. 60 der dagvaarding, ten tijde van het aangaan van de huur aanwezig waren. Door [gedaagde] is een lijst geproduceerd, die aanzienlijk van de oorspronkelijke lijst afwijkt, zonder dat door hem is aangetoond dat de goederen op de oorspronkelijke lijst niet meer ten tijde van het binnentreden aanwezig waren. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om op meer duidelijke wijze, wellicht door het inschakelen van objectieve derden, ten tijde van het binnentreden te laten vaststellen welke goederen daadwerkelijk niet door hem zijn aangetroffen en mitsdien niet zijn meegenomen. Nu een dergelijke objectieve vaststelling ontbreekt, kan nr. I van het petitum worden toegewezen, met dien verstande dat de maximaal te verbeuren dwangsom € 20.000,- dient te bedragen en dat de termijn van twee dagen wordt verruimd tot 21 dagen na betekening van dit vonnis.
Voor een toewijzing van het onder nr. V van het petitum gevorderde, inhoudende dat [eisers] worden gemachtigd om de ontbrekende goederen voor rekening van [gedaagde] aan te schaffen is geen aanleiding. Het hiervoor over nr. I van het petitum gevorderde wordt immers kracht gegeven door de dwangsom, zodat [gedaagde] teneinde de verbeurte daarvan te voorkomen zelf aanschaffingen van soortgelijke zaken als die welke nu ontbreken zal moeten doen. Dit onderdeel der vordering wordt afgewezen.
[eisers] vorderen de afgifte c.a. van goederen die aan hen en of derden toebehoren. (vordering nr. II) en of machtiging om die goederen aan te schaffen (vordering nr. VI). Deze goederen worden in de dagvaarding onder nr. 63 opgesomd.
[gedaagde] betwist dat hij die goederen heeft aangetroffen, of heeft weggenomen. [eisers] hebben geen, althans onvoldoende bewijs van die aanwezigheid en of het wegnemen aangedragen, wat zich ook meer voor in een bodemprocedure dan in een kort geding leent, zodat deze vorderingen zullen worden afgewezen.
De gevorderde machtiging ter zake van deze goederen (nr. VI) zal eveneens worden afgewezen.
Aan het toewijzen van de vorderingen tot herstel van de zaken als bedoeld onder nr. 64 van de dagvaarding kleven geen belemmeringen, immers heeft [gedaagde] ter zitting toegegeven dat hij de c.v.-ketel en de outdoortoestellen heeft meegenomen. Het wegnemen van de waterleiding en de elektriciteitskast is door [gedaagde] niet betwist. Ook hier geldt dat er van eigenrichting zijdens [gedaagde] sprake is, zolang de bodemrechter niet heeft beslist dat [gedaagde] ’s handelen gerechtvaardigd was, met name ook ter zake het gebruik van het outdoorterrein, wat volgens [gedaagde] sinds 1 juni 2006 zonder recht of titel geschiedt.
De vordering tot herstel m.b.t tot die cv-ketel, de outdoortoestellen, de waterleiding en de elektriciteitskast kunnen dus worden toegewezen (vordering III), met dien verstande dat de gevorderde termijn van twee dagen zal worden verruimd tot 21 dagen, te rekenen vanaf de betekening van het vonnis en dat de dwangsom zal worden verlaagd tot € 500,-- per dag met een maximum van € 20.000,--.
De vordering ter zake van de schade aan de vrieskistinhoud zal worden afgewezen, nu die is betwist en onbewezen is gebleven.
Voor zover het gevorderde herstel betrekking heeft op het paintballveld (petitum III, IV, VII en VIII) stuit dat af op het ontbreken van een milieuvergunning voor het bestaande veld.
De vorderingen inhoudende dat [eisers] worden gemachtigd om de zaken, vallende onder nr. 64 der dagvaarding voor rekening van [gedaagde] te (doen) herstellen en daarvoor een voorschot te krijgen (nr. VII) wordt afgewezen op dezelfde gronden als hiervoor ook al overwogen, inhoudende dat de bij niet overgaan tot herstel te verbeuren dwangsom voorshands voldoende is.
Ter zitting heeft [gedaagde] verklaard dat de sloten die [eiser] vervangen wil zien al door [eiser] zelf verwijderd en vervangen zijn. [eiser] heeft dat niet betwist zodat hij geen belang bij die vordering (nr. IX) heeft.
[gedaagde] heeft ter zitting ook verklaard dat hij de thans bij hem in gebruik zijnde
drankautomaten zal verwijderen en verwijderd zal houden zodra [eisers] de exploitatie van het horeca-gedeelte weer (mogen) uitoefenen. Bij een toewijzing van dat onderdeel der eis (nr. X) hebben [eiser] c.s dus geen belang meer.
De vordering van [eisers] m.b.t. de gebreken uit brand-, roet en rookschade (nr. XI) zal voor het primaire gedeelte en beperkt, zoals hierna te melden, worden toegewezen.
De brand dateert van 28 december 2006. Door [gedaagde] is niet veel meer medegedeeld dan dat een onderzoek naar de oorzaken van de brand is ingesteld, maar dat nog geen resultaten bekend zijn. Bovendien heeft [gedaagde] verklaard zelf niet over voldoende financiële middelen te beschikken om maatregelen ter opheffing van de stoornis te treffen. De stelling dat dit ook niet urgent is, omdat [eisers] het gehuurde toch niet mogen exploiteren is inmiddels achterhaald door de beschikking van B&W der gemeente Dordrecht van 23 januari 2007.
Aannemelijk is ook dat [gedaagde] in een eventuele bodemprocedure tot opheffing van de gebreken als gevolg van de brand zal worden veroordeeld.
[gedaagde] zal derhalve worden bevolen (vordering XI primair) om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de gebreken bestaande uit brand-, roet- en rookschade ten gevolge van de brand van 28 december 2006 te (doen) herstellen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 per dag met een maximum van € 20.000,--.
De verplichting tot aanbieding van alternatieve huurruimte door [gedaagde] is te prematuur en wordt afgewezen.
Evenmin komt het onder XII gevorderde, inhoudende dat [eisers] worden gemachtigd om die schade te herstellen op basis van een voorschotbetaling van € 50.000,-- of om een mobiele eenheid te huren op basis van een voorschotbetaling van € 100.000,- voor toewijzing in aanmerking, nu vooralsnog moet worden aangenomen dat [gedaagde] aan het wèl toegewezene zal voldoen nu daar een dwangsom op is gesteld, terwijl bovendien de genoemde bedragen te weinig zijn onderbouwd en ook, gelet op de aanzienlijke hoogte van die bedragen de proportionaliteit onvoldoende blijkt.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
Beslissing
De kantonrechter:
bij wege van voorlopige voorziening:
beveelt [gedaagde] om binnen 21 dagen na betekening van dit vonnis de roerende zaken zoals vermeld op de bij de huurovereenkomst behorende lijst (nr. 60 van de dagvaarding) in goede staat aan [eisers] te overhandigen onder verbeurte van een dwangsom van € 2.500,-- per dag met een maximum van € 20.000,-- voor elke dag dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft;
beveelt [gedaagde] om binnen 21 dagen na betekening van dit vonnis de cv-ketel, de outdoortoestellen, met uitzondering van die welke tot het paintballveld behoren, de waterleiding en de elektriciteitskast te herstellen onder verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag met een maximum van € 20.000,-- voor elke dag dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft;
beveelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de gebreken bestaande uit brand-, roet- en rookschade ten gevolge van de brand van 28 december 2006 te (doen) herstellen onder verbeurte van een dwangsom van € 2.500,-- per dag met een maximum van € 20.000,-- voor elke dag dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eisers] bepaald op:
aan explootkosten € 71,32
aan griffierecht € 196,00
aan salaris gemachtigde € 400,00
totale kosten € 667,32;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.D. Rentema, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 februari 2007, in aanwezigheid van de griffier.