ECLI:NL:RBDOR:2007:AZ7328

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
30 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/500600-06
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van minderjarige verdachte tot jeugddetentie en plaatsing op Glen Mills school na gooien van molotovcocktail

Op 30 januari 2007 heeft de Rechtbank Dordrecht uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 1989, die zich schuldig had gemaakt aan het gooien van een molotovcocktail in de binnenstad van Zwijndrecht op 8 oktober 2006. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing en het stichten van brand, wat levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor omstanders met zich meebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De officier van justitie vorderde een jeugddetentie van 200 dagen, waarvan 101 dagen voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering en geplaatst wordt in de Glen Mills school voor een periode van minimaal 18 maanden.

De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde bewezen en oordeelde dat de verdachte, door het gooien van de molotovcocktail, opzettelijk brand had gesticht en een ontploffing had teweeggebracht. De rechtbank weegt de ernst van het feit zwaar, vooral gezien de angst die het voor de slachtoffers heeft veroorzaakt. De verdachte had recentelijk deelgenomen aan een rehabilitatieprogramma, maar toonde recidiverend gedrag door opnieuw een strafbaar feit te plegen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte het meest gebaat zou zijn bij een langdurige plaatsing in de Glen Mills school, waar hij de nodige begeleiding kan krijgen om recidive te voorkomen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 200 dagen, waarvan 101 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De bijzondere voorwaarde van plaatsing in de Glen Mills school is opgelegd om de verdachte de benodigde structuur en begeleiding te bieden. De rechtbank heeft ook de proeftijd van een eerdere voorwaardelijke veroordeling verlengd en een vordering tot tenuitvoerlegging afgewezen. Het vonnis is uitgesproken door de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Dordrecht.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Tegenspraak
Parketnummer: 11/500600-06 en 11/500079-05 (TUL) en 11/720710-05 (TUL)
Zittingsdatum: 16 januari 2007
Uitspraak: 30 januari 2007
VERKORT STRAFVONNIS
De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren in 1989,
wonende te [adres en woonplaats]
thans gedetineerd in de Rijksinrichting voor Jongens Den Hey-Acker, te Breda.
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de
vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren
heeft gebracht.
1. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
PRIMAIR:
hij op of omstreeks 08 oktober 2006 te Zwijndrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een of meerontploffing(en) teweeg heeft gebracht en/of opzettelijk brand heeft gesticht op de Oudeland, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijnmededader(s) toen aldaar opzettelijk een zogenaamde (aangestoken) molotovcocktail in de richting van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]gegooid, welke molotovcocktail (vervolgens) door aanraking met de grond in de (onmiddellijke) nabijheid van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] in brand is gevlogen,
terwijl daarvan levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 08 oktober 2006 te Zwijndrecht met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Oudeland, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het gooien van een zogenaamde (aangestoken)molotovcocktail in de richting van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]welke molotovcocktail (vervolgens) door aanraking met de grond in de (onmiddellijke)nabijheid van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] in brand is gevlogen;
2. De voorvragen
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft -het primair ten laste gelegde bewezen achtend- gevorderd dat verdachte veroordeeld wordt tot jeugddetentie voor de duur van 200 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 101 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering ook indien dit inhoudt plaatsing binnen Glen Mills, voor een minimale termijn van 18 maanden en ten hoogste 24 maanden.
Daarnaast heeft de officier van justitie verlenging van de proeftijd met één jaar gevorderd van de vordering tenuitvoerlegging van de bij onherroepelijk geworden vonnis d.d. 21 februari 2006 onder parketnummer 11/720710-05 door de kinderrechter voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie voor de duur van 3 maanden.
Tevens heeft de officier van justitie afwijzing gevorderd van de vordering tenuitvoerlegging van de bij onherroepelijk geworden vonnis d.d. 8 juli 2005 onder parketnummer 11/500079-05 door de kinderrechter voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie voor de duur van 3 maanden.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft een bewijsverweer en een strafmaat verweer gevoerd.
4. De bewijsbeslissingen
4.1 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
Primair.
op 08 oktober 2006 te Zwijndrecht opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht en opzettelijk brand heeft gesticht op de Oudeland, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een zogenaamde aangestoken molotovcocktail in de richting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gegooid, welke molotovcocktail (vervolgens) door aanraking met de grond in de nabijheid van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] in brand is gevlogen, terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 1]en [slachtoffer 2] te duchten was.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.2 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen geachte feit volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezenverklaarde levert op:
(primair)
OPZETTELIJK BRAND STICHTEN EN EEN ONTPLOFFING TEWEEGBRENGEN, TERWIJL DAARVAN GEVAAR VOOR ZWAAR LICHAMELIJK LETSEL VOOR EEN ANDER TE DUCHTEN IS.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7. De redenen, die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is naar aanleiding van een sms bericht van een van zijn vrienden met de tekst "vanavond rellen" vertrokken naar het centrum van Zwijndrecht en heeft daar vervolgens deel uitgemaakt van een groep jongeren die diverse vernielingen heeft aangericht. Verdachte heeft aldaar een bierflesje gevuld met wasbenzine en afgesloten met een stuk stof. Door vrienden van verdachte werd ondertussen een verkeersbord in brand gestoken. Toen de groep door een van de slachtoffers werd aangesproken op haar asociale gedrag kon verdachte niet nalaten een grote mond te geven. Verdachte heeft vervolgens de lap stof in de molotovcocktail aangestoken en deze in de richting van de passerende slachtoffers gegooid. De molotovcocktail kwam in de nabijheid van de slachtoffers op de grond terecht, spatte uiteen en veroorzaakte vervolgens een brandend spoor van enkele meters.
Het behoeft weinig betoog dat het voor de slachtoffers een zeer angstige ervaring is geweest dat een brandende molotovcocktail in hun richting werd gegooid. Dit handelen van verdachte had tot zeer ernstige gevolgen kunnen leiden, enkel en alleen omdat verdachte en zijn vrienden op hun verantwoordelijkheden werden gewezen.
Groepen jeugdigen die op straat rondhangen en vernielingen aanrichten zorgen voor grote gevoelens van angst, onveiligheid en ergernis in de maatschappij.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij binnen een maand na de succesvolle afronding van het ITB Harde Kern traject, heeft gereageerd op een oproep van vrienden om te 'rellen' en vervolgens wederom een strafbaar feit heeft gepleegd.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de rapportages van Bureau Jeugdzorg d.d. 12 oktober 2006 en 4 januari 2007 alsmede het uittreksel Justitiële Documentatie. Uit dit uittreksel komt naar voren dat verdachte in zijn jonge leven reeds meerdere malen met justitie in aanraking is geweest.
Uit de rapportages van Bureau Jeugdzorg is de rechtbank gebleken dat verdachte met de juiste hulp en begeleiding in staat is zich positief te ontwikkelen. Het ITB Harde Kern traject heeft echter niet een voldoende stabiele situatie gecreëerd, waarbij verdachte uit zichzelf risicogedrag vermijdt en afkeurt. Gelet op het snelle recidiverende gedrag van verdachte, na afsluiting van de ITB harde Kern, is Bureau Jeugdzorg samen met de behandelaars van de Waag van oordeel dat nogmaals deelname aan dit traject te licht voor verdachte zal zijn. Geadviseerd wordt een plaatsing in Glen Mills.
De rechtbank kan zich vinden in dit strafadvies. De rechtbank is van oordeel dat verdachte het meest gebaat is bij de plaatsing in Glen Mills, nu slechts een langdurig traject met intensieve begeleiding verdachte kan helpen die vaardigheden te ontwikkelen die nodig zijn om recidive te voorkomen.
De rechtbank zal daarom aan verdachte, naast een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie ook een deels voorwaardelijke jeugddetentie opleggen waaraan zij de bijzondere voorwaarde zal verbinden van plaatsing binnen Glen Mills voor een termijn van tenminste 18 maanden en ten hoogste 24 maanden, zoals te noemen in het dictum.
Deze voorwaardelijke jeugddetentie, in combinatie met de bijzondere voorwaarde van plaatsing in Glen Mills, dient enerzijds om verdachte die begeleiding en structuur te bieden die hij nodig heeft, en anderzijds als stok achter de deur om te voorkomen dat verdachte recidiveert.
8. Vorderingen tot tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling.
Verdachte is door de kinderrechter te Dordrecht bij onherroepelijk geworden vonnis van 21 februari 2006 onder parketnummer 11/720710-05 onder meer veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 3 maanden, met bevel dat deze straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of niet heeft nageleefd de in het vonnis genoemde bijzondere voorwaarde.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. De veroordeelde heeft derhalve de algemene voorwaarde niet nageleefd.
De rechtbank is van oordeel dat veroordeelde het meeste baat heeft bij een zo spoedige mogelijke plaatsing op de Glen Mills school. Veroordeelde kan per direct geplaatst worden en starten met een traject dat minimaal 18 maanden zal duren. Nu deze plaatsing doorkruist zal worden bij tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf en veroordeelde voorts baat blijkt te hebben bij de Hulp en Steun van de Jeugdreclassering acht de rechtbank termen aanwezig om de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde straf te verlengen met één jaar.
Verdachte is tevens door de kinderrechter te Dordrecht bij onherroepelijk geworden vonnis van 8 juli 2005 onder parketnummer 11/500079-05 onder meer veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 3 maanden, met bevel dat deze straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of niet heeft nageleefd de in het vonnis genoemde bijzondere voorwaarde.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. De veroordeelde heeft derhalve de algemene voorwaarde niet nageleefd.
De rechtbank is van oordeel dat veroordeelde het meeste baat heeft bij een zo spoedige mogelijke plaatsing in de Glen Mills school. Nu er per direct een plaats voor veroordeelde beschikbaar zal zijn en het gehele traject minimaal 18 maanden in beslag zal nemen, ziet de rechtbank voldoende reden om de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 11/500079-05 af te wijzen.
9. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf is gegrond op de volgende wettelijke voorschriften:
artikelen 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
10. De beslissing
De rechtbank
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit is heeft begaan, zoals vermeld onder 4.1 van dit vonnis;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 5. vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens dit feit tot:
JEUGDDETENTIE voor de duur van 200 (TWEEHONDERD) DAGEN;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf, te weten 101 (HONDERDEEN) DAGEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd die wordt bepaald op TWEE JAREN, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of niet heeft nageleefd de hierna te melden bijzondere voorwaarde ;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen, hem te geven door of namens Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland te Dordrecht, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook indien dit inhoudt het volgen van een traject binnen de Glen Mills school;
bepaalt dat de termijn waarbinnen dit traject zal plaatsvinden tenminste achttien (18) maanden bedraagt en ten hoogste vierentwintig (24) maanden;
verstrekt aan voornoemde instelling opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht;
verlengt de proeftijd van de straf, bestaande uit jeugddetentie voor de duur van 3 maanden, voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter van de rechtbank te Dordrecht van 21 februari 2006, parketnummer 11/720710-05 met ÉÉN (1) JAAR;
wijst af de vordering tenuitvoerlegging van de jeugddetentie voor de duur van drie maanden, voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter te Dordrecht van 8 juli 2005 onder parketnummer 11/500079-05;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M.A. Hinfelaar, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. W.P.M. Jurgens en mr. dr. M.I. Blagrove, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.E. Schenk,griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 januari 2007.