ECLI:NL:RBDOR:2007:AZ6467

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
11 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
67866 / KG ZA 06-207
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding tussen Duitse tandarts en Nederlandse kaakchirurg over samenwerkingsovereenkomst

In deze zaak, die op 11 januari 2007 door de Rechtbank Dordrecht is behandeld, heeft een Duitse tandarts (hierna: eiser) een kort geding aangespannen tegen een Nederlandse kaakchirurg (hierna: gedaagde) in verband met een samenwerkingsovereenkomst. De eiser stelt dat de gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van deze overeenkomst, die op 11 april 2006 is gesloten. De eiser vordert onder andere een voorschot op gederfde inkomsten, omdat hij per 1 augustus 2006 zou beginnen met werken in de kliniek van de gedaagde, maar deze kliniek bleek niet operationeel te zijn. De gedaagde heeft verweer gevoerd en stelt dat de eiser in schuldeisersverzuim verkeert, omdat hij niet heeft voldaan aan essentiële voorwaarden van de samenwerking, zoals het oprichten van een besloten vennootschap en het tijdig afleggen van een taalexamen Nederlands.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van de eiser niet toewijsbaar zijn. De rechter oordeelt dat de eiser niet aan de voorwaarden van de samenwerkingsovereenkomst heeft voldaan, waardoor de gedaagde niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de gederfde inkomsten. De rechter heeft vastgesteld dat de eiser pas op 18 september 2006 het taalexamen heeft behaald, terwijl de samenwerking op 1 augustus 2006 zou ingaan. Dit betekent dat de eiser niet tijdig aan de voorwaarden heeft voldaan, wat leidt tot de conclusie dat de gedaagde niet in gebreke is gebleven.

De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die zijn begroot op EUR 1.064,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en de eiser heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan, maar de rechter heeft de zaak in eerste instantie afgedaan op basis van de feiten en de geldende juridische normen.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 67866 / KG ZA 06-207
Vonnis in kort geding van 11 januari 2007
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] (Duitsland),
eiser,
procureur mr. V.J. Groot,
advocaat mr. N.G. Cornelissen te Groenlo,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. C.F.W.A. Hamm,
advocaat mr. J.F.M. Verheij te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. De voorzieningenrechter heeft ter terechtzitting van 22 december 2006 kennis genomen van het volgende:
- de dagvaarding van 12 december 2006;
- de pleitnota van [eiser];
- de pleitnota van [gedaagde];
- de door beide partijen overgelegde producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald, met dien verstande dat partijen tot en met 3 januari 2007 de gelegenheid is geboden tot een minnelijke regeling te komen.
Op 3 januari 2007 is ter griffie ingekomen een faxbericht van mr. Groot, voornoemd, waaruit blijkt dat het partijen (nog) niet is gelukt een minnelijke regeling te treffen. Daarbij is verzocht vonnis te wijzen.
2. De feiten
2.1. [eiser] is tandarts en heeft in Duitsland een eigen tandartsenpraktijk gehad. Begin 2006 heeft [eiser] een advertentie in het medische blad ZM Magazine geplaatst omdat hij een nieuwe werkkring zocht.
2.2. [gedaagde] is kaakchirurg. Hij is bezig in Oosterhout een praktijk op te zetten ten behoeve van de behandeling van minder valide patiënten. [gedaagde] heeft bij e-mail van 3 maart 2006 gereageerd op de advertentie van [eiser].
2.3. Per 30 maart 2006 heeft [eiser] zich laten inschrijven in het Register van Beroepen in de Individuele Gezondsheidszorg (BIG) van het Ministerie van Volks-gezondheid, Welzijn en Sport.
2.4. [eiser] heeft bij [gedaagde] aangedrongen op het schriftelijk vastleggen van afspraken. [gedaagde] heeft hierop gereageerd bij e-mail van 9 april 2006, waarin onder andere wordt medegedeeld dat een nieuwe vennootschap "KAAKCHIRURGIE KIM II BV" is opgericht voor de nieuwe kliniek en dat alle medewerkers van die kliniek eveneens een besloten vennootschap dienen op te richten. Vervolgens zouden de vennootschappen van [eiser] en [gedaagde] een overeenkomst met elkaar sluiten. In het geval van [eiser] zou de besloten vennootschap van [gedaagde] dan jaarlijks € 39.000,-- overmaken naar diens vennootschap. Voorts heeft [gedaagde] medegedeeld dat [eiser] zelf een arbeidsongeschiktheidsverzekering dient af te sluiten.
2.5. Op 11 april 2006 hebben partijen een overeenkomst tot samenwerking ("Vorvertrag") gesloten. Daarin is het volgende bepaald:
"Zur Aufnahme einer zahnärtzlichen Tätigkeit in der [gedaagde] Kliniek in Oosterhout / Niederlande schließen Dr. [gedaagde], [adres], [postcode + woonplaats] und Dr. [eiser], [adres], [postcode + woonplaats] folgenden Vorvertrag ab:
1.) Dr. [eiser] gründet in den Niederlanden eine ICH-AG (N.N.) Dr. [eiser] ist Direktor und zahnärtzlicher Mitarbeiter seiner ICH-AG (N.N.).
2.) Die ICH-AG (N.N.) Dr. [eiser] schließt einen Vertrag mit der KAAKCHIRURGIE KIM II BV zur Aufnahme einer zahnärtzlichen Tätigkeit in der [eiser] Kliniek, Dillehof 73, 4907 BG Oosterhout.
3.) Die Tätigkeit von Dr. [eiser] in der [eiser] Kliniek beginnt am 01.08.2006.
4.) Die ICH-AG (N.N.) Dr. [eiser] erhält für ihre Tätigkeit 39.000,-€ von der KAAKCHIRURGIE KIM II BV im 1. Jahr.
5.) Der Vertrag zwischen der ICH-AG (N.N.) Dr. [eiser] und der KAAKCHIRURGIE KIM II BV läuft 2 (zwei) Jahre. Er verlängert sich um jeweils 1 (ein) Jahr, wenn er nicht 6 (sechs) Monate vor Ablauf gekündigt wird.
6.) Die ICH-AG (N.N.) Dr. [eiser] übernimmt die notwendigen Versicherungen in eigener Verantwortung.
7.) Die KAAKCHIRURGIE KIM II BV gewährt der ICH-AG (N.N.) Dr. [eiser] 5 (fünf) Wochen Urlaub im Kalenderjahr."
Deze overeenkomst is getekend door [gedaagde]. Onder diens naam staat handgeschreven de tekst "directeur van Kim BV II". [eiser] heeft tot op heden geen door hem ondertekend exemplaar van de overeenkomst retour gestuurd.
2.6. De besloten vennootschap KIM II B.V. is bij notariële akte van 12 april 2006 opgericht en vervolgens op 18 april 2006 ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Blijkens het uittreksel uit het handelsregister is het doel van de onderneming: "de uitoefening van een praktijk op het gebied van kaakchirurgie en aanverwante gezondheidsgebieden".
2.7. De concept statuten van de besloten vennootschap van [eiser] dateren van
26 juli 2006. De besloten vennootschap van [eiser] "Wemo Oosterhout B.V. i.o." is op 1 augustus 2006 ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel.
2.8. [eiser] heeft op 1 augustus 2006 een lege kliniek aangetroffen in Oosterhout.
2.9. Op 7 september 2006 heeft [gedaagde] een bedrag van € 18.000,- voorgefinancierd ten behoeve van de voor de oprichting van de besloten vennootschap van [eiser] benodigde bankverklaring.
2.10. [eiser] heeft op 18 september 2006 het examen behaald van de cursus Nederlands als tweede taal.
2.11. De advocaat van [eiser] heeft de overeenkomst bij brief van 23 november 2006 ontbonden wegens tekortkoming in de nakoming aan de zijde van [gedaagde]. Daarbij is [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de schade, begroot op € 13.000,- aan gederfde inkomsten van 1 augustus 2006 tot en met 1 december 2006 en een bedrag van € 5.000,- voor de kosten in verband met de oprichting van de besloten vennootschap. [gedaagde] is in de gelegenheid gesteld deze schade binnen één week te vergoeden. Daarbij is tevens de wettelijke vertragingsrente ex artikel 6:119 BW aangezegd alsmede de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW.
2.13. Voor zover relevant voor de beoordeling van hun geschil, staat tussen partijen vast dat op hun rechtsverhouding Nederlands recht van toepassing is en dat de hierboven in r.o. 2.5 vermelde overeenkomst geen arbeidsovereenkomst betreft, maar een overeenkomst tot samenwerking.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert -samengevat- [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen:
I. een bedrag van € 13.000,- voor gederfde inkomsten, bij wege van voorschot;
II. een bedrag van € 5.000,- voor de oprichting en opheffing van de besloten vennootschap Wemo Oosterhout B.V. i.o., bij wege van voorschot;
III. een bedrag van € 250,- aan buitengerechtelijke kosten,
dit alles met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure, het gebruikelijke nasalaris daaronder begrepen met begroting daarvan, voor het geval niet binnen 14 dagen na schriftelijke uitnodiging tot betaling vrijwillig aan de veroordeling wordt voldaan.
Daartoe stelt [eiser] het volgende.
3.1.1. Tussen [eiser] en [gedaagde] is een overeenkomst gesloten. [eiser] zou in de tandartsenkliniek van [gedaagde] gaan werken. Om belastingtechnische redenen zou het salaris van € 3.250,- per maand via een besloten vennootschap van [gedaagde] aan de besloten vennootschap van [eiser] worden betaald.
[eiser] zou per 1 augustus 2006 beginnen en heeft na het sluiten van de overeenkomst alles op orde gebracht, inclusief het oprichten van een besloten vennootschap en het sluiten van zijn eigen praktijk. [eiser] was klaar om op 1 augustus 2006 bij [gedaagde] te beginnen, maar laatstgenoemde had niets op orde. Er waren geen tandartsstoelen, geen patiënten en evenmin waren er afspraken met zorgverzekeraars gemaakt. Ook het betalen van het salaris aan [eiser] bleef uit. Er is sprake van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [gedaagde].
[gedaagde] is aansprakelijk voor de schade van [eiser] omdat hij de rechtshandeling, het tekenen van de overeenkomst van 11 april 2006, pro se heeft verricht. Voor het geval [gedaagde] de nog op te richten vennootschap wilde binden geldt dat [gedaagde] hoofdelijk aansprakelijk is op grond van artikel 2:203 lid 2 BW. Niet is gebleken dat de vennootschap de overeenkomst heeft bekrachtigd. Voorts is KIM II B.V. niet de vennootschap die partijen bij het sluiten van de overeenkomst op het oog hadden. De schade bedraagt € 3.250,- per maand. Daarnaast zijn er kosten gemaakt in verband met het oprichten van een vennootschap en zullen er nog kosten worden gemaakt voor het opheffen daarvan.
[eiser] heeft vanaf 1 augustus 2006 geen inkomsten gehad, zodat hij er belang bij heeft dat het achterstallige salaris alsnog aan hem wordt betaald. Gezien zijn financiële situatie is er belang bij een voorschot op korte termijn.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Zijn verweer strekt tot het niet ontvankelijk verklaren van [eiser], dan wel afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding. Op het verweer van [gedaagde] wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De gevorderde voorziening strekt tot betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een dergelijke vordering in kort geding is slechts dan plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling - bij afweging van de belangen van partijen - aan toewijzing niet in de weg staat.
4.2. Het spoedeisend belang van [eiser] bij de bovenstaande vorderingen is voldoende gebleken, nu hij stelt sinds 1 augustus 2006 geen inkomsten meer te genieten.
4.3. Primair voert [gedaagde] aan dat de vorderingen van [eiser] ten onrechte jegens hem zijn gericht. Tussen de besloten vennootschappen van [eiser] en [gedaagde] zou een samenwerkingsovereenkomst worden gesloten, zoals blijkt uit de overeenkomst van 11 april 2006. Deze voorovereenkomst is door [gedaagde] getekend in zijn hoedanigheid van directeur van KIM II B.V., zodat de vordering door de vennootschap van [eiser] tegen de vennootschap van [gedaagde] moet worden ingediend.
4.3.1. Naar voorlopig oordeel kan uit de overeenkomst van 11 april 2006 niet zonder meer worden afgeleid dat deze door [gedaagde] in zijn hoedanigheid van directeur van KIM II B.V. is aangegaan. In de aanhef staat [gedaagde] immers uitsluitend als natuurlijk persoon vermeld. Onder zijn handtekening en naam is (kennelijk later) toegevoegd dat hij directeur is van KIM B.V. II, maar nu een handtekening van [eiser] ontbreekt is voorshands niet gebleken dat beide partijen de bedoeling hebben gehad dat [eiser] jegens de vennootschap van [gedaagde] zou worden gebonden.
Voor zover er wel van uit dient te worden gegaan dat [gedaagde] deze rechtshandeling heeft verricht namens de op te richten vennootschap geldt naar voorlopig oordeel dat hij daarvoor op grond van artikel 2:203 lid 2 BW hoofdelijk aansprakelijk is gebleven, nu niet is gebleken dat de vennootschap deze rechtshandeling na haar oprichting heeft bekrachtigd.
4.3.2. Uit het voorgaande volgt dat [eiser] in zijn vorderingen kan worden ontvangen.
4.4 [gedaagde] stelt voorts dat [eiser] in schuldseisersverzuim heeft verkeerd, nu hij op zijn beurt niet heeft voldaan aan de meest essentiële voorwaarden voor de samenwerking, te weten het oprichten van een besloten vennootschap, het volgen van een taalcursus en het tijdig slagen voor het examen.
4.4.1. Naar voorlopig oordeel dient het oprichten van een besloten vennootschap als een essentieel onderdeel van de samenwerkingsovereenkomst te worden aangemerkt. Dit vereiste wordt immers zowel genoemd in de e-mail van 9 april 2006 als in de overeenkomst van 11 april 2006. Voorshands is niet gebleken dat [eiser] (tijdig) aan dit vereiste heeft voldaan. [eiser] heeft slechts de concept statuten van de door hem op te richten vennootschap overgelegd. Uit het uittreksel van het handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt uitsluitend dat daarin met ingang van 1 augustus 2006 een vennootschap in oprichting is opgenomen. [eiser] heeft zijn stelling inhoudende dat die vennootschap voldoende was om mee aan de slag te gaan niet nader onderbouwd, zodat naar voorlopig oordeel niet voldaan is aan deze essentiële voorwaarde van de samenwerkingsovereenkomst. Daarbij komt dat [gedaagde] het startkapitaal van de vennootschap van [eiser] op 7 september 2006 heeft voorgefinancierd (zie hierboven r.o. 2.9) zodat kennelijk ook toen nog niet aan alle vereisten voor de oprichting was voldaan.
4.4.2. Het vereiste van het volgen van een taalcursus en het tijdig slagen voor het examen is niet opgenomen in de overeenkomst van 11 april 2006. Gezien de stellingen van beide partijen gaat de voorzieningenrechter er echter vanuit dat [gedaagde] in ieder geval het afleggen van een taalexamen als voorwaarde heeft gesteld. [eiser] heeft ter zitting verklaard dat hij zonder het volgen van een cursus voor het examen is geslaagd. Het certificaat is gedateerd 18 september 2006. [eiser] heeft dit certificaat vervolgens bij e-mail van 27 september 2006 aan [gedaagde] gestuurd.
[eiser] heeft nog aangevoerd dat het afleggen van het taalexamen volgens het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport geen juridisch vereiste is voor een inschrijving als tandarts in Nederland. Daartegenover heeft [gedaagde] gesteld dat het taalexamen door hem als voorwaarde is gesteld in verband met de door hem gemaakte afspraken met zorgverzekeraars. [eiser] heeft dit laatste niet, althans niet voldoende gemotiveerd, betwist.
Gezien het hierboven weergegeven standpunt van [gedaagde] is ook het vereiste van het afleggen van een taalexamen naar voorlopig oordeel aan te merken als een essentieel onderdeel van de samenwerkingsovereenkomst. Gezien de datum waarop [eiser] het certificaat heeft behaald (18 september 2006), alsmede de overeengekomen ingangsdatum van de samenwerkingsovereenkomst (1 augustus 2006), heeft [eiser] ook niet tijdig aan dit vereiste voldaan.
4.4.3. Gezien het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat het verweer van [gedaagde], inhoudende dat sprake is van schuldeisersverzuim aan de zijde van [eiser] slaagt. De vorderingen van [eiser] zullen dan ook worden afgewezen.
4.5. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- vast recht EUR 248,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.064,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op EUR 1.064,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2007.