ECLI:NL:RBDOR:2006:AZ2464

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
2 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
67016 / KG ZA 06-175
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van conservatoir beslag in verband met diefstal van waardevolle lading

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 2 november 2006 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Transportbedrijf [naam] B.V. (hierna: eiseres) en Traxys Europe S.A. (hierna: gedaagde). Eiseres vorderde de opheffing van conservatoir beslag dat door gedaagde was gelegd onder verschillende derden, in verband met de diefstal van een waardevolle lading molybdeen. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 25 mei 2005 gaf Euro-Rijn International B.V. opdracht aan eiseres om 20 bigbags molybdeen te vervoeren naar Industeel Belgium. De chauffeur van eiseres heeft de lading geladen en op 26 mei 2005 geparkeerd op een terrein in Alblasserdam. Op 27 mei 2005 ontdekte de chauffeur dat de trekker en oplegger waren gestolen. Eiseres heeft de politie ingeschakeld en gedaagde aansprakelijk gesteld voor de schade. Gedaagde heeft conservatoir beslag gelegd, omdat zij van mening was dat eiseres aansprakelijk was voor de schade door de diefstal.

De rechtbank oordeelde dat eiseres niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat het beslag onterecht was gelegd. Eiseres had niet alle nodige maatregelen getroffen om de diefstal te voorkomen, ondanks de instructies van Euro-Rijn om de voertuigen niet onbeheerd achter te laten. Het beroep op overmacht werd afgewezen, omdat eiseres niet had aangetoond dat zij alles had gedaan om de schade te voorkomen. Ook het beroep op beperking van aansprakelijkheid op grond van het CMR-verdrag faalde, omdat er sprake was van aan opzet grenzende schuld. De rechtbank concludeerde dat de belangenafweging in het voordeel van gedaagde uitviel, en wees de vorderingen van eiseres af. Eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op dat moment waren vastgesteld op EUR 1.064,00.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 67016 / KG ZA 06-175
Vonnis in kort geding van 2 november 2006
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRANSPORTBEDRIJF [naam] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Alblasserdam,
eiseres,
procureur mr. J.A. Visser,
advocaat mr. M.P. Grootkerk te Rotterdam,
tegen
de rechtspersoon naar het recht van de plaats harer vestiging
TRAXYS EUROPE S.A.,
gevestigd te Luxemburg,
gedaagde,
procureur mr. L.R.T. Peeters,
advocaten mr. J.J. Schelling en mr. N.J. Margetson, beiden te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Traxys genoemd worden.
1. De procedure
1.1. De voorzieningenrechter heeft ter terechtzitting van 19 oktober 2006 kennis genomen van de het volgende:
- de dagvaarding van 11 oktober 2006;
- de pleitnota van [eiseres];
- de mondelinge wijziging van eis;
- de pleitnota van Traxys;
- de door beide partijen overgelegde producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Considar Europe S.A., de rechtsvoorgangster van Traxys, heeft Euro-Rijn International B.V. (hierna: Euro-Rijn) bij faxbericht van 25 mei 2005 opdracht gegeven 20 bigbags met "roasted molybdenum concentrates" (hierna: molybdeen) vrij te stellen voor aflevering aan Industeel Belgium, gevestigd te Marchienne-au-Pont, België.
2.2. Op 25 mei 2005 heeft de directeur van Euro-Rijn, [naam directeur Euro-Rijn] (hierna: [directeur Euro-Rijn]) een gesprek gevoerd met [werknemer eiseres], werkzaam bij [eiseres].
Tijdens dit gesprek is aan [werknemer eiseres] gevraagd of hij het transport van de bigbags molybdeen wilde verzorgen. Deze vraag is bevestigend beantwoord.
2.3. Vervolgens heeft Euro-Rijn bij faxbericht van 26 mei 2005, gericht aan [eiseres], opdracht gegeven om de bigbags molybdeen vóór 14:30 uur te laden bij Associated Metal Services B.V. te Moerdijk (hierna: AMS) en deze op 27 mei 2005 vóór 10:00 uur bij Industeel Belgium te lossen.
2.4. Op het faxbericht van 26 mei 2005 staat onder meer het volgende vermeld:
"Ivm de hoge waarde van de goederen verplichten wij u hierbij uw auto(s) niet onbewaakt achter te laten. Gaarne ontvangen wij voor belading het kenteken nummer!"
2.5. [eiseres] is bestuurster van Van Houwelingen Transport B.V. (hierna: Van Houwelingen).
2.6. Een chauffeur van Van Houwelingen, [naam chauffeur] (hierna: [chauffeur]), heeft het transport van de bigbags molybdeen feitelijk verzorgd, met gebruikmaking van een trekker en een oplegger die op naam staan van Van Houwelingen.
2.7. Op 26 mei 2005 is [chauffeur] omstreeks 14:00 uur met de trekker en de lege oplegger bij AMS gearriveerd. Na belading heeft [chauffeur] van AMS een CMR-vrachtbrief gekregen (nummer 060930) waarop [eiseres] als vervoerder staat vermeld.
2.8. Vervolgens is [chauffeur] met de trekker en oplegger teruggekeerd naar Van Houwelingen. Omstreeks 16:15 uur zijn de trekker en oplegger aangekoppeld geparkeerd op het terrein van Van Vliet Taxi, gelegen op het industrieterrein Vinkenwaard te Alblasserdam. [chauffeur] heeft de sleutels van de trekker in een daarvoor bestemde locker opgeborgen en is vervolgens naar huis gegaan.
2.9. Op 27 mei 2005 heeft [chauffeur] omstreeks 05:15 uur ontdekt dat de trekker en oplegger zich niet meer op dat parkeerterrein bevonden. Er is daarop schade geconstateerd aan één van de toegangspoorten van het parkeerterrein.
2.10. Van Houwelingen heeft op 27 mei 2005 bij de politie aangifte gedaan van de diefstal. Op diezelfde dag heeft Van Houwelingen Euro-Rijn zowel telefonisch als schriftelijk op de hoogte gesteld van de diefstal.
2.11. Op 27 mei 2005 heeft AON België namens Fortis, de verzekeraar van Traxys, EVH Surveys International B.V. (hierna: EVH Surveys) verzocht onderzoek te doen naar de diefstal.
2.12. Bij faxberichten van 30 mei 2005 heeft Euro-Rijn zowel [eiseres] als Van Houwelingen aansprakelijk gesteld.
2.13. Op 30 mei 2005 zijn de trekker en de lege oplegger aangetroffen op de Shannonweg te Rotterdam-Botlek. Het portierslot aan de bestuurderszijde was geforceerd, het contactstuurslot was verbroken en de bedrading was doorverbonden.
2.14. Een vervangende partij molybdeen is op 30 mei 2005 door Van Houwelingen naar Industeel Belgium vervoerd.
2.15. Op 16 juni 2005 heeft EVH Surveys aan Interseco B.V. opdracht verstrekt een onderzoek in te stellen naar aanleiding van de diefstal. Het rapport van het onderzoek naar de toedracht van Interseco B.V. is gedateerd 20 september 2005. EVH Surveys heeft haar eindrapport op 16 november 2005 opgesteld.
2.16. Met het daartoe strekkende verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 9 oktober 2006 heeft Traxys ten laste van [eiseres] conservatoir derdenbeslag gelegd onder Nedstaal B.V., Still Intern Transport B.V., SGB Holland B.V. en Rabobank.
[-] had daartoe aangevoerd dat de gestolen lading molybdeen een totale waarde had van US $ 1.000.000,- en dat [eiseres] aansprakelijk is voor de gehele schade.
2.17. Op 16 oktober 2006 heeft EVH Surveys een aanvullend rapport opgesteld. De conclusie van dit rapport is dat niet kan worden uitgesloten dat [chauffeur] betrokken is geweest bij de diefstal.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert na wijziging van eis -samengevat- bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut:
primair:
- de gelegde beslagen op te heffen; danwel
- bevel te geven aan Traxys om, binnen twee dagen na betekening van het vonnis, te bewerkstelligen dat alle gelegde conservatoire beslagen zullen worden opgeheven;
subsidiair:
- het bedrag waarop de vordering is begroot terug te brengen tot EUR 260.000,-;
dit alles op straffe van een dwangsom en met veroordeling van Traxys in de kosten van het geding.
3.2. Traxys voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Volgens art. 705 lid 2 Rv dient een beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het op de weg ligt van degene die de opheffing vordert, voldoende aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk is.
Ten onrechte beslag onder [eiseres] gelegd?
4.2. Primair stelt [eiseres] dat het beslag ten laste van de verkeerde partij is gelegd, omdat zij slechts als vertegenwoordiger van Van Houwelingen is opgetreden. [werknemer eiseres] heeft een eenmalige opdracht gekregen om voor twee tot drie vrachtwagens van Van Houwelingen werk te acquireren. Na zijn bezoek aan Euro-Rijn is er een overeenkomst tot stand gekomen tussen Traxys en Van Houwelingen. Omdat er geen visitekaartjes van Van Houwelingen beschikbaar waren, zijn het faxbericht en de CMR-vrachtbrief abusievelijk op naam van [eiseres] gezet. Het gehele transport is echter uitsluitend door Van Houwelingen verzorgd, aldus [eiseres].
4.3. Uit artikel 9 CMR-Verdrag volgt dat de CMR-vrachtbrief volledig bewijs levert van de voorwaarden van de overeenkomst, behoudens tegenbewijs. Aangezien [eiseres] als vervoerder op de vrachtbrief staat vermeld, is het aan haar om tegenbewijs te leveren.
4.4. De brief waaruit blijkt dat Van Houwelingen in april 2005 een klant is kwijtgeraakt kan niet aan dat bewijs bijdragen, omdat daaruit niets kan worden afgeleid omtrent de vraag wie ten aanzien van het onderhavige transport als vervoerder moet worden aangemerkt.
4.5. Evenmin valt te verwachten dat verklaringen van [directeur Euro-Rijn] tot dat tegenbewijs kunnen bijdragen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Als bijlage 1 bij het rapport van EVH Surveys International B.V. (productie 10C namens Traxys) is een verklaring van [naam comm. medewerker Euro Rijn] (commercieel medewerker bij Euro-Rijn) gevoegd. Deze houdt ondermeer het volgende in:
"Zodoende heb ik op donderdag 26 mei 2005 per fax een laadopdracht verzonden aan de heer [naam medewerker] van Maat Transport B.V. Deze naam had ik van de heer [werknemer eiseres] gekregen. De naam van Van Houwelingen Transport B.V. had ik toen niet gehoord. Maat Transport B.V. was voor mij de partij die het vervoer zou verzorgen."
Deze verklaring is blijkens dat rapport ook aan [directeur Euro-Rijn] voorgelezen, die heeft verklaard met de inhoud daarvan akkoord te gaan. Voorts heeft Traxys een brief van Euro-Rijn van 20 juli 2005 overgelegd waaruit blijkt dat zij de claim afwijzen. Daarin staat vermeld dat volgens Euro-Rijn de daadwerkelijke vervoerders Van Houwelingen en [eiseres] zijn. Ook deze brief is mede door [directeur Euro-Rijn] ondertekend.
[eiseres] heeft verzocht [werknemer eiseres] als getuige te horen. Daargelaten dat daarvoor in dit kort geding geen ruimte bestaat, is niet aannemelijk geworden dat de verklaringen van [werknemer eiseres] voldoende tegenbewijs zullen vormen, gelet op de eerdere verklaringen van zijn gesprekspartner(s) zoals deze hierboven staan weergegeven.
4.6. In dit geding is derhalve onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [eiseres] in een bodemprocedure zal slagen in het tegenbewijs dat met zich brengt dat de beslagen ten onrechte te haren laste zijn gelegd.
Het beroep op overmacht
4.7. Subsidiair stelt [eiseres] dat zij ingevolge artikel 17 lid 2 CMR-Verdrag niet aansprakelijk is omdat er sprake is van overmacht. Het verlies is veroorzaakt door omstandigheden die [eiseres] niet heeft kunnen vermijden en waarvan zij de gevolgen niet heeft kunnen verhinderen.
4.8. Een beroep op overmacht zal uitsluitend kunnen slagen, indien de vervoerder alles heeft gedaan om schade te voorkomen. [eiseres] stelt in dit verband dat de trekker en oplegger geparkeerd zijn op een met een rasterhekwerk afgesloten parkeerterrein waar bovendien werd gesurveilleerd door het beveiligingsbedrijf Alert Security. Ter zitting is gebleken dat het contract met het beveiligingsbedrijf uitsluitend inhoudt dat het op bedrijventerrein 's nachts vanuit een rijdende surveillanceauto wordt gecontroleerd of er geen hekwerken of deuren openstaan. De controle omvat niet mede een inspectie op de terreinen van de aldaar gevestigde bedrijven. Daar komt bij dat Traxys ter zitting onweersproken heeft gesteld dat bij deze surveillance de medewerkers van het beveiligingsbedrijf geen direct zicht hadden op de trekker en oplegger. Verder wordt in aanmerking genomen dat deze trekker reeds eerder van dit parkeerterrein is ontvreemd. Mede gezien de instructie op het faxbericht van 25 mei 2005 (zie r.o. 2.4) de trekker niet onbeheerd achter te laten, heeft [eiseres] naar voorlopig oordeel niet alles gedaan om de diefstal te voorkomen, zodat niet aannemelijk voorkomt dat het beroep op overmacht zal slagen.
Het beroep op beperking van de aansprakelijkheid
4.9. [eiseres] stelt meer subsidiair dat haar aansprakelijkheid beperkt is op grond van artikel 23 jo. 25 CMR-Verdrag. Conform deze bepalingen is de aansprakelijkheid van de vervoerder beperkt op basis van het brutogewicht en reikt deze niet verder dan SDR 8,33 per kilogram. Uitgaande van het gewicht van de gestolen lading (20.520 kilogram) en de koers per 17 oktober 2006 zou de aansprakelijkheid van [eiseres] beperkt blijven tot ongeveer € 200.000,-.
4.10. Op grond van artikel 29 CMR-Verdag is doorbreking van bovenstaande beperking onder omstandigheden mogelijk indien de schade voortspruit uit opzet of grove schuld van de vervoerder. Volgens [eiseres] is daarvan geen sprake omdat alle daartoe geldende procedures zijn opgevolgd en het parkeerterrein aan de noodzakelijke vereisten voldeed.
4.11. Gezien het bepaalde in artikel 8:1108 lid 1 BW, leidt roekeloos gedrag met de wetenschap dat schade er waarschijnlijk uit zal voortvloeien tot de slotsom dat er sprake is van dergelijke schuld; zulks is slechts aan de orde indien degene die zich aldus gedraagt het aan de gedraging verbonden gevaar kent, en zich ervan bewust is dat de kans dat het gevaar zich zal verwezenlijken groter is dan de kans dat dit niet zal gebeuren maar zich door dit een en ander niet van dit gedrag laat weerhouden.
4.12. Zoals reeds is overwogen, is voorshands aannemelijk dat [eiseres] in strijd heeft gehandeld met de instructie van Euro-Rijn door de trekker en oplegger slechts op een oppervlakkig bewaakt terrein te parkeren, waarvan bovendien deze trekker reeds eerder was ontvreemd. In de nabijheid van het gebruikte parkeerterrein van Van Vliet ligt een beveiligd parkeerterrein, dat aan [eiseres] toebehoort. Ter zitting is verklaard dat daarvan geen gebruik kon worden gemaakt omdat dit terrein vol was. Nu [eiseres] bekend was met het risico van diefstal van het terrein van Van Vliet en de omstandigheid dat de oplegger een waardevolle lading bevatte, lag het op de weg van [eiseres] extra beveiligingsmaatregelen te treffen, bijvoorbeeld door de trekker en oplegger op een daadwerkelijk bewaakt terrein te parkeren. Omtrent inspanningen daartoe is niets gesteld of aannemelijk geworden. Evenmin is gesteld of aannemelijke geworden dat [eiseres] na de eerdere diefstal van de trekker voorzieningen ter voorkoming daarvan heeft getroffen, door bijvoorbeeld startonderbreking of een alarm te monteren. Aldus heeft [eiseres] een onveilige situatie laten voortbestaan.
Ook indien, anders dan Traxys heeft geopperd, de chauffeur van de trekker niet bij deze diefstal is betrokken, wettigt het bovenstaande vooralsnog de slotsom dat er sprake is van aan opzet grenzende schuld aan de zijde van [eiseres], zodat haar geen beroep toekomt op beperking van de aansprakelijkheid.
4.13. Gezien het voorgaande dient in dit geding te worden uitgegaan van de deugdelijkheid van de integrale vordering van Traxys tot zekerheid waarvan zij de bestreden beslagen heeft doen leggen.
Belangenafweging
4.14. [eiseres] heeft ten slotte in algemene zin gesteld dat zij door de beslaglegging in haar bedrijfsvoering wordt gefrustreerd, met als mogelijk gevolg dat zij in financiële problemen geraakt indien de beslagen niet worden opgeheven. Het daartegenover staande belang van Traxys bij handhaving van de beslagen spreekt voor zich. Mede gelet op de hiervoor onderbouwde inschatting van de geringe kans dat [eiseres] niet, of slechts beperkt aansprakelijk gehouden zal kunnen worden voor de schade als gevolg van de diefstal, dient het evidente belang van Traxys bij handhaving van de beslagen te prevaleren boven het onvoldoende concreet nader onderbouwde belang van [eiseres] bij opheffing daarvan.
Conclusie
4.15. De vorderingen van [eiseres] tot opheffing van de beslagen worden derhalve afgewezen. Nu voorshands aannemelijk is geworden dat [eiseres] geen beroep kan doen op beperking van de aansprakelijkheid op grond van artikel 23 jo. 25 CMR-Verdrag bestaat er evenmin aanleiding het bedrag waarop de vordering van Traxys is begroot op een lager bedrag vast te stellen.
4.16. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Traxys worden vastgesteld op:
- vast recht EUR 248,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.064,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Traxys tot op heden vastgesteld op EUR 1.064,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. van Essen en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2006.