ECLI:NL:RBDOR:2006:AZ1895

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
9 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/510183-06
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in schietincident te Dordrecht

Op 9 november 2006 heeft de Rechtbank Dordrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1983, die werd beschuldigd van een schietincident op 1 mei 2006 te Dordrecht. De verdachte werd ervan beschuldigd met voorbedachten rade te hebben geprobeerd [slachtoffer 1] van het leven te beroven door meerdere keren op hem te schieten. Daarnaast werd hem verweten een auto, toebehorende aan [slachtoffer 2], te hebben beschadigd door met een vuurwapen in de richting van die auto te schieten. Tijdens de zitting op 3 november 2006 heeft de rechtbank de processtukken en de vordering van de officier van justitie bekeken, evenals de verdediging van de verdachte, die vrijspraak bepleitte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er een schietincident heeft plaatsgevonden, maar niet bewezen kon worden dat de verdachte de schutter was. De verklaringen van het slachtoffer en een getuige waren inconsistent en er was geen ondersteunend bewijs dat de verdachte daadwerkelijk de schutter was. De getuige had de verdachte niet herkend tijdens een fotoconfrontatie en de historische belgegevens van de mobiele telefoons gaven geen steun voor de verklaringen van het slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van zowel poging tot moord als vernieling. De rechtbank heeft ook beslist dat de in beslag genomen imitatiewapen en stroomstootwapen aan het verkeer worden onttrokken, en dat de verdachte zijn mobiele telefoon terugkrijgt. De benadeelde partij, [slachtoffer 1], werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, en de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Tegenspraak
Parketnummer: 11/510183-06 en 22/007182-04 (Tul)
Zittingsdatum: 3 november 2006
Uitspraak: 9 november 2006 (bij vervroeging)
VERKORT STRAFVONNIS
De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren in 1983,
wonende te [woonplaats en adres]
thans gedetineerd in de P.I. Zuid-West, locatie Dordtse Poorten, te Dordrecht.
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de
vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren
heeft gebracht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij.
1. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 01 mei 2006 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen een of meerdere kogel(s) op en/of in de richting van die [slachtoffer 1]heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 01 mei 2006 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen een of meerdere kogel(s) op en/of in de richting van die [slachtoffer 1] heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 01 mei 2006 te Dordrecht opzettelijk en wederrechtelijk een auto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd door met een vuurwapen een kogel in (de richting van) die auto af te vuren;
2. De voorvragen
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft -het ten laste gelegde bewezen achtend- gevorderd dat verdachte veroordeeld zal worden tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur vijf jaren met aftrek van de tijd die door verdachte reeds in voorarrest is doorgebracht.
Daarnaast heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd door het Gerechtshof te Den Haag op 30 juni 2005 (te weten gevangenisstraf voor de duur van vijf (5) maanden)
3.2 De verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en voorts een bewijsverweer gevoerd.
3.3 De vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [slachtoffer 1]. .
Hij vordert verdachte te veroordelen aan hem te betalen een bedrag van EUR 1219,99, ter zake van materiële en immateriële schadevergoeding.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
Door de verdachte is de aansprakelijkheid voor de schade betwist.
4. De bewijsbeslissingen
De vrijspraken
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 (primair poging tot moord en subsidiair poging tot zware mishandeling) en onder feit 2 (vernieling) ten laste is gelegd.
De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
Feit 1
De rechtbank stelt vast dat er een schietincident heeft plaatsgevonden, doch niet is komen vast te staan dat verdachte degene is geweest die met een vuurwapen in de richting van het wegrennende slachtoffer heeft geschoten en daarbij ook een geparkeerde auto heeft geraakt. Het slachtoffer en één getuige verklaren dat verdachte de schutter is geweest. Het slachtoffer wijst weliswaar verdachte aan als schutter, doch zijn verklaringen zijn op essentiële onderdelen niet consistent of in overeenstemming met historische belgegevens van beide mobiele telefoons die hij in gebruik had ten tijde van het schietincident.
Uit de verklaring van de getuige blijkt dat diens oordeel dat verdachte de schutter is geweest, hoofdzakelijk berust op hetgeen het slachtoffer daarover en over het schietincident tegen de getuige heeft gezegd. Voor het overige behelst de verklaring van de getuige slechts dat hij zelf via een openstaande telefoonverbinding het schietincident heeft waargenomen en daarbij de schutter aan zijn stem heeft herkend als zijnde verdachte alsmede dat getuige na het schietincident telefonisch contact zou hebben gehad met verdachte waarbij verdachte zou hebben verklaard dat hij heeft geschoten omdat het slachtoffer 'tof en stoer deed met betrekking tot hun conflict over geld'. Voor wat betreft dit telefoongesprek geldt dat de historische belgegevens van één van de mobiele telefoons in gebruik bij de getuige alsook de overige processtukken en het onderzoek ter terechtzitting geen steun bieden voor het plaatsvinden van dit gesprek met een mobiele telefoon die op dat moment in gebruik zou zijn bij verdachte.
In een korte periode voorafgaande aan het schietincident heeft de schutter meermalen met het slachtoffer in contact gestaan via de mobiele telefoon. Daarbij heeft de schutter een mobiele telefoon met een bepaald telefoonnummer gebruikt. Verdachte ontkent een mobiele telefoon met dit telefoonnummer te hebben gebruikt. Onder verdachte is geen mobiele telefoon met dit nummer aangetroffen. De enige relatie die tussen het telefoonnummer en de verdachte kan worden gelegd, bestaat uit de vermelding van het bewuste telefoonnummer in het telefoonboek één van beide mobiele telefoons gebruikt door het slachtoffer onder een fonetische aanduiding van de voornaam van verdachte. Deze mobiele telefoon is bovendien niet onmiddellijk onderzocht.
Het schietincident is waargenomen door één getuige die op een afstand van ten minste enige meters stond. Deze getuige heeft geen goed signalement van zowel schutter als slachtoffer kunnen geven en heeft verdachte bij een meervoudige fotoconfrontatie niet herkend als zijnde de schutter.
Het slachtoffer heeft verklaard dat de schutter ten tijde van het schietincident zwarte handschoenen droeg. Uit het schotrestenonderzoek van het Nederlands Forensisch Onderzoek is niet gebleken van een relatie tussen een schietproces en de onder verdachte in beslag genomen zwarte handschoenen.
Ten slotte heeft verdachte verklaard ten tijde van het schietincident met zijn vriendin in bed te liggen, hetgeen door die vriendin is bevestigd.
Ook overigens zijn geen omstandigheden gebleken waaruit blijkt dat verdachte rechtstreeks betrokken is geweest bij het schietincident.
De rechtbank heeft dan ook niet de overtuiging bekomen dat verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft begaan. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van dit ten laste gelegde feit.
Feit 2
Gedurende het schietincident heeft de schutter diverse kogels afgevuurd. Eén van die kogels heeft een geparkeerde auto geraakt en daardoor is die auto beschadigd. Nu ter zake van feit 1 is vastgesteld dat de rechtbank niet de overtuiging heeft bekomen dat verdachte de schutter bij het schietincident is geweest, kan niet worden bewezen verklaard dat verdachte ook degene is die de betreffende auto heeft beschadigd.
5. De overige beslissingen
5.1 Inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank zal het onder verdachte inbeslaggenomen imitatiewapen en stroomstootwapen aan het verkeer onttrekken, nu het ongecontroleerde bezit van deze voorwerpen in strijd is met de wet.
Met betrekking tot de onder verdachte inbeslaggenomen telefoon van het merk LG, zal de rechtbank teruggave gelasten aan verdachte, nu er geen veroordeling wegens enig strafbaar feit is uitgesproken en er niet aan het bepaalde in artikel 36d van het Wetboek van Strafrecht is voldaan.
5.2 Vordering van de benadeelde partij
Nu de verdachte zal worden vrijgesproken en aan hem geen straf of maatregel wordt opgelegd en er derhalve geen sprake kan zijn van door de verdachte veroorzaakte rechtstreekse schade uit een bewezenverklaard strafbaar feit, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering, met verwijzing in de kosten als hierna in het dictum vermeld.
5.3 De vordering tot tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling
Verdachte is door het gerechtshof te Den Haag bij onherroepelijk geworden arrest van 30 juni 2005 onder parketnummer 22/007182-04 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met bevel, dat een gedeelte van deze straf, te weten 5 maanden, niet ten uitvoer zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf gevorderd.
Nu verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, is niet gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan het plegen van een strafbaar feit. De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie derhalve afwijzen.
6. De beslissing
De rechtbank
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1 en feit 2 ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart onttrokken aan het verkeer een imitatiewapen en een stroomstootwapen;
gelast teruggave aan verdachte van een mobiele telefoon van het merk LG;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1], niet-ontvankelijk in zijn vordering en compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af de vordering van de officier van justitie strekkende tot gehele tenuitvoerlegging van de bij het onherroepelijk geworden arrest van het Gerechtshof te Den Haag van 30 juni 2005 onder parketnummer 22/007182-04 voorwaardelijk opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M.A. Hinfelaar, voorzitter,
mr. E.H. van der Steeg en mr. F.G.H. Kristen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.E. Schenk, griffier,
en bij vervroeging uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 november 2006.