zaaknummer / rolnummer: 64122 / HA ZA 06-2247
Vonnis in incident van 25 oktober 2006
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HEXAR TECHNOLOGY B.V.,
gevestigd te Sliedrecht,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
procureur mr. J.A. Visser,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ALTRIMEX PACKAGING EQUIPMENT B.V.,
gevestigd te Helmond,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
procureur mr. J.H. Silfhout.
Partijen zullen hierna Hexar en Altrimex genoemd worden.
1. Het verdere verloop van de procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 augustus 2006, alsmede de daarin genoemde stukken
- de akte aan de zijde van Altrimex, met producties
- de antwoordakte aan de zijde van Hexar.
1.2 Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De nadere stellingen van Altrimex in het incident
2.1 De stelling dat er geen rechtstreekse relatie tussen Altrimex en Hexar is, houdt expliciet in dat Hexar de door haar gehanteerde algemene voorwaarden nimmer aan Altrimex ter hand heeft gesteld.
2.2 Het overgrote deel van de door Hexar verrichte werkzaamheden valt onder de aanvankelijke overeenkomst tussen Ridit en Altrimex. Hexar heeft slechts ter zake van een tweetal opdrachten bewijsstukken in het geding gebracht waaruit blijkt dat Altrimex rechtstreeks bij Hexar heeft besteld. Ter zake van één van deze opdrachten heeft Altrimex echter uitdrukkelijk de door haar gehanteerde algemene voorwaarden van toepassing verklaard.
2.3 De door Hexar overgelegde bewijsstukken ter zake van de latere opdrachten zien slechts op een bedrag van € 785,--, hetgeen in geen enkele verhouding staat tot het totale gevorderde bedrag. Zou er al sprake zijn van toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Hexar, dan heeft dit slechts met betrekking tot één bestelling te gelden.
2.4 Altrimex stelt zich op het standpunt dat de werkzaamheden - die door Hexar als additionele werkzaamheden worden aangeduid - behoren bij het installeren en opleveren van het computersysteem, derhalve bij de aanvankelijke overeenkomst tussen Ridit en Altrimex. Hexar heeft op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat er een rechtstreekse verhouding is ontstaan tussen Hexar en Altrimex. Hexar heeft ter zake dan ook niet rechtstreeks aan Altrimex kunnen factureren. Dat Altrimex heeft ingestemd met rechtstreekse facturering is ook niet gebleken.
3. De nadere stellingen van Hexar in het incident
3.1 De stelling van Altrimex dat er geen rechtstreekse relatie is ontstaan tussen haar en Hexar houdt impliciet noch expliciet een betwisting van de toezending en ontvangst van de algemene voorwaarden van Hexar in. Daar komt bij dat Altrimex geen beroep op de vernietiging van de algemene voorwaarden heeft gedaan, zodat de vraag of de algemene voorwaarden ter hand zijn gesteld niet relevant is.
3.2 Altrimex heeft niet betwist dat Hexar de toepasselijkheid van haar algemene voorwaarden meerdere keren heeft ingeroepen.
3.3 Hexar heeft bewijsstukken overgelegd ter zake van een tweetal bestellingen die Altrimex rechtstreeks bij Hexar heeft geplaatst. Daarnaast heeft Altrimex nog een aantal malen mondeling bij Hexar besteld. Dat het ter zake van de overgelegde bewijsstukken slechts om een klein bedrag gaat is niet relevant voor de relatieve bevoegdheid. Anders dan Altrimex suggereert is splitsing van de vordering niet mogelijk.
3.4 Altrimex heeft de rechtstreekse relatie tussen haar en Hexar erkend, hetgeen blijkt uit de bewoordingen "Het overgrote deel van de activiteiten die door Hexar zijn verricht, behoorden naar de mening van Altrimex duidelijk onder het project dat zij samen was aangegaan met ISM Ridit." in punt 2 van de door haar genomen akte. Dit impliceert immers dat er ook werkzaamheden zijn verricht buiten de aanvankelijke overeenkomst tussen Ridit en Altrimex om.
3.5 Altrimex beroept zich op de "battle of the forms". Zij heeft bij de rechtstreekse bestelling bij Hexar d.d. 30 augustus 2005 naar de toepasselijkheid van haar algemene voorwaarden verwezen. Echter, Altrimex gaat er daarbij aan voorbij dat Hexar daarvoor reeds zeven keer naar haar eigen algemene voorwaarden heeft verwezen, zodat op 30 augustus 2005 reeds vaststond dat de voorwaarden van Hexar van toepassing waren.
4. De verdere beoordeling in het incident
4.1 De kern van het geschil tussen partijen vormt de vraag of de additionele leveringen van Hexar aan Altrimex al dan niet vallen onder de oorspronkelijke overeenkomst tussen Ridit en Altrimex, derhalve of de vordering van Hexar in de hoofdzaak voortvloeit uit deze oorspronkelijke overeenkomst, danwel uit een rechtstreeks relatie tussen Hexar en Altrimex.
4.2 Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende gebleken dat de door Hexar voor Altrimex verrichte werkzaamheden, waarvan zij in de hoofdzaak betaling vordert, vallen onder de oorspronkelijke overeenkomst met Ridit. Immers, de zeven facturen die op voormelde werkzaamheden betrekking hebben zijn alle aan Altrimex gericht. Van een tweetal daarvan heeft Hexar nadere bewijsstukken in het geding gebracht, te weten een aanbod d.d. 14 oktober 2004 en een bestelformulier van de zijde van Altrimex van 30 augustus 2005. Op het aanbod d.d. 14 oktober 2004, alsmede op de zeven facturen, heeft Hexar verwezen naar de toepasselijkheid van haar algemene voorwaarden. Hexar heeft de betreffende goederen en diensten ook rechtstreeks aan Altrimex geleverd. Weliswaar heeft Altrimex bezwaar gemaakt tegen rechtstreekse facturering aan haar, doch hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat tussen Hexar en Altrimex geen rechtstreekse relatie tot stand zou zijn gekomen. Mede gelet op de omstandigheid dat de facturen waarvan Hexar in de hoofdzaak betaling vordert alle dateren van ruim na de oplevering van het automatiseringssysteem waarop de oorspronkelijke overeenkomst betrekking had en mede in aanmerking genomen de door Hexar overgelegde verklaring van Ridit, waaruit blijkt dat ook Ridit de mening is toegedaan dat de additionele werkzaamheden buiten de oorspronkelijke overeenkomst tussen haar en Altrimex vallen, is voldoende gebleken dat de additionele werkzaamheden los staan van de aanvankelijke overeenkomst tussen Ridit en Altrimex en dat een rechtstreekse relatie tussen Hexar en Altrimex is ontstaan.
4.3 Altrimex heeft betwist dat de algemene voorwaarden van Hexar aan haar ter hand zijn gesteld door te stellen dat er geen rechtstreekse relatie is ontstaan tussen haar en Hexar. Deze enkele stelling is echter onvoldoende ter rechtvaardiging van de door Altrimex gemaakte gevolgtrekking. Immers, niet kan worden ingezien waarom voor het bestaan van een rechtstreekse relatie tussen partijen de terhandstelling van de algemene voorwaarden een vereiste is. Dit standpunt van Altrimex wordt daarom verworpen. Altrimex heeft de stelling van Hexar dat zij met de brief van 22 april 2004 een exemplaar van de door haar gehanteerde algemene voorwaarden heeft meegezonden gelet op het voorgaande onvoldoende gemotiveerd weersproken. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat Hexar haar algemene voorwaarden aan Altrimex ter hand heeft gesteld, terwijl gesteld noch gebleken is dat Altrimex op enig moment de vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden van Hexar heeft ingeroepen. De algemene voorwaarden van Hexar zijn dan ook op de relatie tussen Hexar en Altrimex van toepassing.
4.4 Altrimex heeft zich nog beroepen op de "battle of the forms" als bedoeld in artikel 6:225 lid 3 BW. In dit artikel is bepaald dat indien aanbod en aanvaarding van een overeenkomst verwijzen naar verschillende algemene voorwaarden, aan de tweede verwijzing geen werking toe komt, wanneer daarbij niet tevens de toepasselijkheid van de in de eerste verwijzing aangegeven algemene voorwaarden uitdrukkelijk van de hand wordt gewezen. Altrimex heeft naar haar eigen algemene voorwaarden verwezen in een faxbericht aan Hexar d.d. 30 augustus 2005. Als productie 7 bij de conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident heeft Hexar een door haar per telefax d.d. 14 oktober 2004 aan Altrimex gezonden aanbieding overgelegd, waarin zij naar de toepasselijkheid van haar algemene voorwaarden verwijst. Laatstgenoemd faxbericht dient te worden aangemerkt als de "eerste verwijzing" als bedoeld in artikel 6:225 lid 3 BW, terwijl Altrimex in haar faxbericht d.d. 30 augustus 2006 de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Hexar niet uitdrukkelijk van de hand heeft gewezen. Aan de door Altrimex gehanteerde algemene voorwaarden komt dan ook geen werking toe.
4.5 Gelet op artikel 20.2 van de algemene voorwaarden van Hexar is deze rechtbank bevoegd van het geschil tussen partijen in de hoofdzaak kennis te nemen. De incidentele vordering wordt dan ook afgewezen.
4.6 Altrimex dient, als de in het ongelijk gestelde partij, de kosten van dit incident te dragen.
5. De voorlopige beoordeling in de hoofdzaak
5.1 Overeenkomstig het bepaalde in artikel 131 Rv zal de rechtbank een comparitie van partijen bevelen. Voor deze comparitie wordt een tijdsduur van anderhalf uur uitgetrokken.
5.2 Partijen dienen alle relevante bescheiden waarop zij zich ter staving van hun stellingen willen beroepen, voor zover niet reeds overgelegd, uiterlijk twee weken voor de nader te bepalen comparitiedatum in kopie te zenden aan de wederpartij en aan de rechter. Behoudens klemmende redenen of overmacht kunnen stukken die te laat zijn ingediend, niet ter terechtzitting aan de orde komen.
5.3 Op de voet van het bepaalde in artikel 132 lid 2 Rv zal slechts gelegenheid worden geboden voor repliek en dupliek, indien zulks met het oog op artikel 19 Rv of met het oog op een goede instructie van de zaak naar het oordeel van de rechter noodzakelijk is.
6. De beslissing
De rechtbank:
in het incident:
6.1 wijst de vordering af en verklaart zich bevoegd van het geschil in de hoofdzaak kennis te nemen;
6.2 veroordeelt Altrimex in de kosten van dit incident, aan de zijde van Hexar tot aan deze uitspraak begroot op nihil aan verschotten en € 452,-- aan salaris van de procureur;
6.3 beveelt, onder het aanhouden van elke verdere beslissing, dat partijen in persoon op een nader te bepalen datum en tijdstip verschijnen in het gebouw van de rechtbank aan het Steegoversloot 36 te Dordrecht voor mr. C. van Steenderen-Koornneef;
6.4 verwijst de zaak naar de rolzitting van 8 november 2006 voor opgave van verhinderdata in de daaropvolgende vier maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2006.