RECHTBANK DORDRECHT
Sector Bestuursrecht
procedurenummer: AWB 05/1111
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
[eiseres].,
gevestigd te [woonplaats], eiseres,
gemachtigde: [gemachtigde], directeur van de vennootschap,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leerdam, verweerder,
gemachtigden: L. Elsen en N. Meijerink, ambtenaren van de gemeente.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft bij beslissing van 28 april 2005, verzonden 29 april 2005, eiseres medegedeeld dat aan haar geen bonusbedrag wordt uitgekeerd.
Tegen deze beslissing heeft eiseres bij brief van 2 juni 2005 bezwaar gemaakt bij verweerder.
Bij besluit van 22 juli 2005, verzonden 26 juli 2005, heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 2 september 2005, ingekomen op 5 september 2005, beroep ingesteld bij de rechtbank Dordrecht.
De zaak is op 4 juli 2006 ter zitting van een enkelvoudige kamer behandeld.
Eiseres is ter zitting verschenen bij gemachtigde.
Verweerder is verschenen bij gemachtigden.
2.1. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Ingevolge artikel 4:21, eerste lid, van de Awb wordt onder subsidie verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.
Ingevolge artikel 4:23, eerste lid, van de Awb verstrekt een bestuursorgaan slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.
Ingevolge het derde lid, aanhef en onder d, van dit artikel is het eerste lid niet van toepassing in incidentele gevallen, mits de subsidie voor ten hoogste vier jaren wordt verstrekt.
Ingevolge artikel 4:29 van de Awb kan, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, voorafgaand aan een subsidievaststelling een beschikking omtrent subsidieverlening worden gegeven, indien een aanvraag daartoe is ingediend voor de afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor de subsidie wordt gevraagd.
Ingevolge artikel 4:30, eerste lid, van de Awb bevat de beschikking tot subsidieverlening een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend.
Ingevolge artikel 4:31, eerste lid, van de Awb vermeldt de beschikking tot subsidieverlening het bedrag van de subsidie, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.
Ingevolge artikel 4:46, eerste lid, van de Awb stelt het bestuursorgaan, indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder b, van dit artikel kan de subsidie lager worden vastgesteld indien de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, van de Awb dient, voor zover hier van belang, degene aan wie het recht is toegekend tegen een besluit beroep op een administratieve rechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen tegen dat besluit bezwaar te maken.
Ingevolge artikel 7:11, eerste lid, van de Awb vindt, indien het bezwaar ontvankelijk is, op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit plaats.
2.2. Bij besluit van 8 januari 2002 hebben gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland onder verwijzing naar de door verweerder ingediende aanvraag ten behoeve van het project herinrichting [adres] ([YYY]) te [woonplaats] in het kader van het Ontwikkelingsfonds Bedrijventerreinen aan verweerder een incidentele subsidie toegekend ten bedrage van ? 186.714,68. Deze subsidie is bestemd voor de dekking van de kosten van algemene infrastructuur.
Vervolgens zijn tussen de gemeente Leerdam en de aan de herinrichting deelnemende bedrijven, waaronder eiseres, separate samenwerkingsovereenkomsten herinrichting [adres] in [woonplaats] gesloten (hierna: samenwerkingsovereenkomst). Blijkens de overwegingen van de samenwerkingsovereenkomst hebben de gemeente en de [XXX] [woonplaats] in 2000 afgesproken de herstructurering van het industrieterrein [YYY] ter hand te nemen. Hiertoe is een plan van aanpak opgesteld op grond waarvan de [adres] als pilotproject is gekozen. Het project voorziet in een herinrichting van het openbaar terrein en van de voorterreinen van de privé-domeinen aan de [adres]. Partijen hebben afspraken gemaakt over de aard van de uit te voeren werkzaamheden en de verdeling van de kosten hiervan, waarbij de kosten van de herinrichting van het openbaar domein voor rekening van de gemeente komen en de kosten van de herinrichting van de privé-domeinen voor rekening van de ondernemers.
In artikel 7, tweede lid, van de samenwerkingsovereenkomst is bepaald dat, indien de ondernemer het privé-domein volgens herinrichtingsplan heeft ingericht, de gemeente Leerdam een bonus/premiebedrag zal uitbetalen. In het derde lid van dit artikel is bepaald dat het bonusbedrag een uitvloeisel is van het beschikbaar gestelde subsidiebedrag van de provincie Zuid-Holland en door de provincie naar rato zal worden aangepast naar gelang de projectkosten veranderen.
Bij beslissing van 28 april 2005 heeft verweerder eiseres medegedeeld dat aan haar geen bonusuitkering wordt uitgekeerd aangezien zij niet voldoet aan de afspraken zoals vastgelegd in en aan de strekking van de samenwerkingsovereenkomst, met name wat betreft het aankopen en inrichten van de groenstrook voor het perceel van eiseres.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder onder overneming van het advies van de commissie van 5 juli 2005 het op 2 juni 2005 door eiseres gemaakte bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder heeft hiertoe overwogen dat de weigering om het bonusbedrag uit te betalen geen besluit is als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb, aangezien er geen sprake is van een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2.3. Eiseres kan zich hiermee niet verenigen en heeft daartoe aangevoerd dat verweerder ten onrechte ervan heeft afgezien haar in bezwaar te horen en ten onrechte haar niet in de gelegenheid heeft gesteld de gronden van het door haar gemaakte bezwaar aan te vullen. Eiseres heeft voorts betoogd dat het al dan niet toekennen van subsidie, ook al wordt dit een bonusbedrag genoemd, een exclusieve beschikking is van de overheid en daarmee een beslissing van publiekrechtelijke aard. Eiseres heeft in dit verband gewezen op de subsidierelatie tussen de provincie Zuid-Holland en de gemeente Leerdam, die rechtstreeks doorwerkt in de relatie tussen verweerder en eiseres.
2.4. De rechtbank overweegt het volgende.
Beoordeeld dient te worden of verweerder het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard op de grond dat de in de brief van 28 april 2005 vervatte weigering om een bonusbedrag tot te kennen geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb.
De rechtbank overweegt dat de samenwerkingsovereenkomst strekt tot een eenmalige tegemoetkoming in de met de herinrichting van het voorterrein van het privé-domein van het perceel van eiseres aan de [adres] samenhangende kosten. De tegemoetkoming wordt door verweerder betaald uit het geldbedrag dat door de provincie Zuid-Holland aan de gemeente Leerdam in het kader van het Ontwikkelingsfonds Bedrijventerreinen is toegekend voor het realiseren van het project herinrichting [adres].
De rechtbank is van oordeel dat in zoverre sprake is van de vestiging van een aanspraak op financiële middelen met het oog op bepaalde activiteiten van eiseres welke dient te worden gekwalificeerd als een subsidie in de zin van artikel 4:21 van de Awb.
De rechtbank overweegt dat het ontbreken van een wettelijke grondslag aan subsidieverlening in het onderhavige geval niet in de weg staat, aangezien de in artikel 4:23, derde lid, aanhef en onder d, van de Awb genoemde uitzondering zich hier voordoet. Er is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een incidentele subsidie die van beperkte betekenis is, aangezien de voorgenomen subsidie uitsluitend bedoeld is voor aan de herinrichting van de [adres] deelnemende bedrijven en het een eenmalige activiteit betreft.
Gegeven de inhoud en strekking van de samenwerkingsovereenkomst kan deze naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden geduid dan als een beschikking omtrent subsidieverlening als bedoeld in artikel 4:29 van de Awb. In de overeenkomst worden onder meer de activiteiten omschreven waarvoor subsidie wordt verleend en is vermeld op welke wijze het subsidiebedrag wordt bepaald. In het verlengde hiervan dient de in de beslissing van 28 april 2005 vervatte weigering om de bonusuitkering uit te betalen te worden gekwalificeerd als een voor bezwaar vatbare beschikking tot vaststelling van de subsidie tot nihil op de grond dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden, in de zin van artikel 4:46, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder in strijd met artikel 7:11, eerste lid, van de Awb de bezwaren van eiseres niet inhoudelijk beoordeeld.
Het beroep wordt gegrond verklaard en het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met de wet.
Verweerder zal met inachtneming van deze uitspraak alsnog inhoudelijk op het bezwaar van eiseres dienen te beslissen.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, nu niet is gebleken dat eiseres kosten heeft gemaakt die voor vergoeding op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb in aanmerking komen.
Nu het beroep gegrond wordt verklaard dient verweerder op grond van het bepaalde in artikel 8:74, eerste lid, van de Awb het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de gemeente Leerdam aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van ? 276,- vergoedt.
Aldus gegeven door mr. M.J.M. Marseille, rechter, en door deze en mr. M.C. Woudstra, griffier, ondertekend.
Uitgesproken in het openbaar op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende beroep instellen. Het instellen van het beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag, binnen zes weken na dagtekening van verzending van deze uitspraak.