ECLI:NL:RBDOR:2006:AZ0048

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
28 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/500253-06
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

Op 28 september 2006 heeft de Rechtbank Dordrecht uitspraak gedaan in de zaak tegen een 42-jarige verdachte, die werd beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank heeft de eis van de officier van justitie om de ISD-maatregel op te leggen afgewezen en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden. De rechtbank overwoog dat de bedreiging plaatsvond in een zeer beperkte kring, waardoor de maatschappij niet direct is benadeeld. Bovendien was het feit niet gerelateerd aan de veelplegerstatus van de verdachte. De bedreiging was bovendien door de slachtoffers min of meer uitgelokt, aangezien zij de verdachte voorafgaand aan de bedreiging enige klappen hadden gegeven.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, terwijl de verdediging een strafmaatverweer voerde. De rechtbank achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bedreigingen had geuit, waarbij hij dreigende woorden had toegevoegd en met een mes stekende bewegingen had gemaakt in de richting van de slachtoffers.

De rechtbank heeft ook rekening gehouden met een rapport van psycholoog B.Y. van Toorn, waarin werd geconcludeerd dat de verdachte in licht verminderde mate toerekeningsvatbaar was. De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat, gezien de aard en ernst van de feiten, een vrijheidsbenemende straf noodzakelijk was, maar dat de ISD-maatregel niet aan de orde was. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Tegenspraak
Parketnummer: 11/500253-06
Zittingsdatum: 14 september 2006
Uitspraak : 28 september 2006
VERKORT STRAFVONNIS
De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren in 1963,
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zuid West - De Dordtse Poorten, Kerkeplaat 25 te Dordrecht.
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht.
1. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 07 april 2006 te Zwijndrecht [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk
- voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd:
"Ik maak je af" en/of "Ik maak je kapot" en/of "Als je nog een stap verder doet, dan rijg ik jullie allemaal aan het mes", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- (daarbij) met meerdere, althans één, mes(sen), althans met (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en), stekende bewegingen in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] gemaakt, althans dat/die mes(sen)/ voorwerp(en) aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] getoond;
2. De voorvragen
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft -het ten laste gelegde bewezen achtend - gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met aftrek van voorar[slachtoffer 2].
3.2 De verdediging
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd.
4. De bewijsbeslissingen
4.1 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
hij op of omstreeks 07 april 2006 te Zwijndrecht [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk
- voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd:
"Ik maak je af" en/of "Ik maak je kapot" en/of "Als je nog een stap verder
doet, dan rijg ik jullie allemaal aan het mes", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking en/of
- (daarbij) met meerdere, althans één, mes(sen), althans met (een) scherp(e)
en/of puntig(e) voorwerp(en), stekende bewegingen in de richting van die
[slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] gemaakt, althans dat/die mes(sen)/
voorwerp(en) aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] getoond.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.2 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezen verklaarde levert op:
BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT, MEERMALEN GEPLEEGD.
6. De strafbaarheid van de verdachte
6.1 Het rapport van de deskundige
Op verzoek van de rechtbank heeft psycholoog B.Y. van Toorn over (de persoon van) verdachte een rapport uitgebracht.
Uit het door drs. B.Y van Toorn, GZ-psycholoog, opgemaakte rapport
d.d. 17 juli 2006 komt onder meer het navolgende naar voren - zakelijk weergegeven-:
Bij het plegen van het ten laste gelegde was er bij betrokkene zowel sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens als van een ziekelijke stoornis in de zin dat er sprake is van verslaving aan middelen in combinatie met cognitieve functiestoornissen NAO. Voorts is er sprake van een persoonlijkheidsstoornis NAO met voornamelijk narcistische, antisociale en borderline kenmerken.
Bij de inschatting aangaande de mate van toerekeningsvatbaarheid is het volgende in overweging genomen: het is zeker zo dat de verhoogde krenkbaarheid, de rancuneuze opstelling en de neiging om primair en impulsief te reageren op hetgeen zich in zijn omgeving voordoet, voortkomen uit de stoornis van betrokkene.
Het is twijfelachtig en onduidelijk of betrokkene de avond van het ten laste gelegde middelen gebruikt had, hoewel dit wel aannemelijk is. Het is niet te doen gebruikelijk om het gebruik van middelen mee te wegen bij het advies aangaande de toerekeningsvatbaarheid. Onderzoeker heeft dat dan ook in dit geval niet gedaan. Mocht betrokkene gebruikt hebben, dan zal dit ongetwijfeld een ontremmende werking gehad hebben op de emoties van die avond. Eén en ander tegen elkaar afwegend, wordt gekomen tot de conclusie van een licht verminderde toerekeningsvatbaarheid.
6.2 Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank verenigt zich met de conclusie van voornoemde rapport op grond van de onderbouwing ervan. Zij is van oordeel dat op grond van het strafdossier, het verhandelde ter terechtzitting en het rapport van voornoemde deskundige, voldoende vast is komen te staan dat de ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten in licht verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Nu ook overigens uit het onderzoek ter terechtzitting geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, is verdachte strafbaar voor de door hem gepleegde feiten.
7. De redenen die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft twee personen verbaal bedreigd en heeft één van hen bedreigd door met een mes stekende bewegingen in diens richting te maken. Voornoemd incident stond niet op zichzelf maar werd voorafgegaan door de nodige onenigheid tussen verdachte en de beide bedreigde personen waarbij verdachte van laatstgenoemde personen tenminste de nodige klappen heeft ontvangen. Verdachte heeft hen daarna telefonisch bedreigd waarna zij verhaal kwamen halen met uiteindelijk de eerstgenoemde bedreigingen tot gevolg.
De incidenten hebben zich afgespeeld in een beperkte kring en zowel verdachte als de bedreigende personen waren danig onder invloed van drugs en/of alcoholhoudende drank. Desalniettemin dient tegen dergelijke feiten consequent en streng te worden opgetreden, omdat zij de heersende gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving aanwakkeren.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard en de ernst van de strafbare feiten en de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd, niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een vrijheidsbenemende straf.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf betrekt de rechtbank de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, zoals deze blijkt uit het over hem uitgebrachte rapport van de voornoemde gedragsdeskundige Van Toorn. Tevens betrekt zij daarin de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die uit het genoemde rapport en de rapporten van T.I. Oei, forensisch psychiater, en BoumanGGZ te Dordrecht en zoals die ook overigens ter terechtzitting zijn gebleken. Ook houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte eerder met de strafrechter in aanraking is gekomen onder meer ter zake van geweldsdelicten.
De officier van justitie heeft primair gevorderd oplegging van de ISD-maatregel.
De rechtbank heeft op grond van het Uittreksel Justitiële Documentatie kunnen vaststellen dat verdachte behoort tot de categorie stelselmatige daders - veelplegers - op het gebied vermogenscriminaliteit. Genoemde maatregel strekt onder meer tot beveiliging van de maatschappij tegen de door veelplegers veroorzaakte overlast.
Van belang acht de rechtbank hierbij dat de bewezen verklaarde strafbare feiten zich hebben afgespeeld in een zeer beperkte kring, waardoor de maatschappij niet direct is benadeeld. Bovendien betrof het niet het soort feiten waarop de veelplegerstatus van verdachte is gebaseerd. Daar komt bij dat de onderhavige delicten door de slachtoffers min of meer zijn uitgelokt, doordat zij voorafgaand aan het delict verdachte enige klappen hebben gegeven en vervolgens verhaal zijn gaan halen.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande dan ook van oordeel dat oplegging van de ISD-maatregel thans niet aan de orde is en dat verdachte voor de bewezen verklaarde feiten geen maatregel maar een passende straf dient te worden opgelegd.
8. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf is gegrond op de volgende wettelijke voorschriften:
de artikelen 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld onder 4.1 van dit vonnis;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5. vermelde strafbare feiten oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens deze feiten tot:
een GEVANGENISSTRAF voor de duur van ZES (6) MAANDEN;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
HEFT OP het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. T.F. van der Lugt, voorzitter,
mr. F.L.J.M. Heijnen en Mr. W.P.M. Jurgens, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Gaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 september 2006.