ECLI:NL:RBDOR:2006:AY9560

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
5 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/500397-06
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man wegens openlijk geweld en wapenbezit

Op 5 oktober 2006 heeft de Rechtbank Dordrecht uitspraak gedaan in de zaak tegen een 27-jarige man, die werd beschuldigd van openlijk geweld tegen een Antilliaanse man en het voorhanden hebben van wapens. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met mededaders, op 20 mei 2006 in Papendrecht openlijk geweld heeft gepleegd tegen het slachtoffer. Dit geweld bestond uit het stompen en slaan van het slachtoffer, waarbij hij met een bierfles op het hoofd werd geslagen en vervolgens door de groep werd mishandeld. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan de geweldshandeling door de confrontatie te zoeken en zich niet te distantiëren van de gewelddadige groep. De verdachte werd ook beschuldigd van het voorhanden hebben van een handgranaat en twee vuurwapens op 13 juni 2006 in Breda. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 36 maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van EUR 3250,29 aan het slachtoffer. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, die ernstige verwondingen had opgelopen en psychisch was aangetast door de geweldsdelicten. De rechtbank nam ook in overweging dat de verdachte eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten, wat leidde tot een strafverzwarende omstandigheid.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Tegenspraak
Parketnummer: 11/500397-06
Zittingsdatum: 21 september 2006
Uitspraak: 5 oktober 2006
VERKORT STRAFVONNIS
De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
(naam verdachte)
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de
vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren
heeft gebracht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij.
1. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 mei 2006 te Papendrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven te beroven,
met dat opzet
- tegen de neus, althans tegen het hoofd, van die[naam slachtoffer] heeft gestompt en/of geslagen (waardoor die[naam slachtoffer] van zijn fiets viel) en/of (vervolgens)
- met een bierflesje, althans met een hard (glazen) voorwerp, (krachtig) tegen het oog, althans tegen het hoofd, van die[naam slachtoffer] heeft geslagen (waardoor die[naam slachtoffer] op de grond viel) en/of (vervolgens)
- (terwijl die[naam slachtoffer] op de grond lag en/of kruipend probeerde weg te komen) meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van die [naam slachtoffer] heeft geschopt en/of getrapt en/of heeft gestompt en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 mei 2006 te Papendrecht tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon, te weten [naam slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten (onder meer): een gebroken
oogkas en/of meerdere, althans één, gebroken rib(ben) en/of een beschadigd bovengebit), heeft toegebracht, door die[naam slachtoffer] opzettelijk,
- tegen de neus, althans tegen het hoofd, te stompen en/of te slaan (waardoor die [naam slachtoffer] van zijn fiets viel) en/of (vervolgens)
- met een bierflesje, althans met een hard (glazen) voorwerp, (krachtig) tegen het oog, althans tegen het hoofd, te slaan (waardoor die[naam slachtoffer] op de grond viel) en/of (vervolgens)
- (terwijl die[naam slachtoffer] op de grond lag en/of kruipend probeerde weg te komen) meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of te stompen en/of te slaan;
MEER SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 mei 2006 te Papendrecht met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten: op of aan de Westeind, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
[naam slachtoffer], welk geweld bestond uit
- het stompen en/of slaan tegen de neus, althans tegen het hoofd, van die [naam slachtoffer] (waardoor die[naam slachtoffer] van zijn fiets viel) en/of (vervolgens)
- het (krachtig) slaan met een bierflesje, althans met een hard (glazen) voorwerp, tegen het oog, althans tegen het hoofd, van die[naam slachtoffer] (waardoor die[naam slachtoffer] op de grond viel) en/of (vervolgens)
- (terwijl die[naam slachtoffer] op de grond lag en/of kruipend probeerde weg te komen) het meermalen, althans eenmaal, schoppen en/of trappen en/of stompen en/of slaan tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van die[naam slachtoffer];
2.
hij op of omstreeks 13 juni 2006 te Breda een wapen van categorie II onder 7, te weten een handgranaat, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft
gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
3.
hij op of omstreeks 13 juni 2006 te Breda een of meer vuurwapen(s) van categorie III onder 1, in de vorm van een geweer, te weten
- een kogelgeweer, merk Mauser, model 98, kaliber 7.62 mm
en/of
- een kogelgeweer, merk Espingarda Portugueza, model 1904, kaliber 7.62 mm
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
2. De voorvragen
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft -het ten laste gelegde bewezen achtend (feit 1 in de primaire vorm) - gevorderd tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van de tijd die reeds in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact.
De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat de inbeslaggenomen handgranaat en twee vuurwapens onttrokken zullen worden aan het verkeer.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft een bewijs- en een strafmaatverweer gevoerd.
3.3 De vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd (naam slachtoffer)
Hij vordert de verdachte te veroordelen aan hem te betalen een bedrag van EUR 3250,29 ter zake van materiële en immateriële schadevergoeding.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
Door of namens de verdachte is de aansprakelijkheid voor de schade betwist.
4. De bewijsbeslissingen
4.1 De vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1 primair (poging doodslag) en subsidiair (toebrengen zwaar lichamelijk letsel) ten laste is gelegd, omdat niet vast is komen te staan dat de verdachte als pleger eigenhandig de delictsomschrijvingen heeft vervuld noch dat hij, als medepleger, samen met een of meer anderen handelingen heeft verricht die kunnen worden gekwalificeerd als poging doodslag, dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van die feiten.
4.2 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
1. meer subsidiair:
hij op of omstreeks 20 mei 2006 te Papendrecht met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten: op of aan de Westeind, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (naam slachtoffer), welk geweld bestond uit
- het stompen en/of slaan tegen de neus, althans tegen het hoofd, van die (naam slachtoffer) (waardoor die(naam slachtoffer) van zijn fiets viel) en/of (vervolgens)
- het (krachtig) slaan met een bierflesje, althans met een hard (glazen) voorwerp, tegen het oog, althans tegen het hoofd, van die(naam slachtoffer) (waardoor die(naam slachtoffer) op de grond viel) en/of (vervolgens)
- (terwijl die(naam slachtoffer) op de grond lag en/of kruipend probeerde weg te komen)het meermalen, althans eenmaal, schoppen en/of trappen en/of stompen en/of slaan tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van die(naam slachtoffer);
2.
hij op of omstreeks 13 juni 2006 te Breda een wapen van categorie II onder 7, te weten een handgranaat, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft
gehad;
3.
hij op of omstreeks 13 juni 2006 te Breda een of meer vuurwapen(s) van categorie III onder 1, in de vorm van een geweer, te weten - een kogelgeweer, merk Mauser, model 98, kaliber 7.62 mm en/of - een kogelgeweer, merk Espingarda Portugueza, model 1904, kaliber 7.62 mm voorhanden heeft gehad.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.3 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De rechtbank bezigt de inhoud van de geschriften als bedoeld in artikel 344, lid 1 sub 5 van het Wetboek van Strafvordering alleen in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
4.4 Nadere bewijsoverweging
T.a.v. feit 1
Op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op vrijdagavond 19 mei 2006 was het slachtoffer in het café Trap Af in Papendrecht. Laat in de avond kwam verdachte met een aantal medeverdachten het café in. Na verloop van tijd werden door deze groep nationaal nationaal socialistische en anti-semitische liederen gezongen en ontstond er een geladen sfeer in het café die het bedienend personeel van het café ertoe bracht telefonisch de politie in te lichten. De groep uitte zich bedreigend, intimiderend en discriminerend naar het slachtoffer en tegen een bezoeker in het café werd gezegd dat deze niet met 'die zwarte' moest praten. Daarbij wees men naar het slachtoffer. Tegen sluitingstijd van het café werd in de groep gezegd dat men moest opschieten omdat het slachtoffer wegging.
Buiten werden door de groep opmerkingen tegen het slachtoffer gemaakt als "Africa für Apfen" en werd geroepen "Blut und Slies, klep von avontek komt die scheisse an die freiheit in die Judenrepublik, sieg heil." Toen het slachtoffer hierover een opmerking maakte werd vanuit de groep gereageerd met "hoe zo racist" en werd het slachtoffer met een bierfles op zijn hoofd geslagen, zodat hij van zijn fiets afviel. Op dat moment drong de groep op naar het slachtoffer en stond iedereen van de groep op korte afstand om het slachtoffer heen, waarna het slachtoffer vervolgens in elkaar werd geslagen.
Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte en zijn mededaders zich hebben schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. In ieder geval één van de mededaders heeft feitelijke geweldshandelingen verricht, terwijl de significante of wezenlijke bijdrage van de verdachte tenminste heeft bestaan uit het besluit de confrontatie te zoeken, het getalsmatig versterken van de groep, het meedoen met de gedragingen van de groep tegen het slachtoffer waarbij verdachte degene was die regelmatig het initiatief nam om het slachtoffer te beledigen en te discrimineren en het zich niet distantiëren van de groep tijdens die gedragingen en het zich niet distantiëren van de groep op het moment dat daadwerkelijk geweld tegen het slachtoffer wordt gebruikt. Daar komt bij dat de verdachte zich nadrukkelijk imponerend naar het slachtoffer opstelde en blijkens zijn houding klaar was om te vechten.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezen verklaarde levert op:
1. meer subsidiair:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
2.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
3.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
6. De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7. De redenen die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straf en de maatregelen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Na een avondje stappen dat eindigde in een café in Papendrecht hebben verdachte en zijn mededaders zich schuldig gemaakt aan openlijk geweld tegen een 49-jarige man. Een mededader heeft het slachtoffer met een bierfles hard op diens hoofd geslagen, terwijl voorts het slachtoffer meermalen tegen zijn hoofd en lichaam is geschopt of getrapt. Het slachtoffer was zodanig toegetakeld dat deze slechts kruipend en strompelend de plaats des onheils kon verlaten en even later zwaar gehavend aanklopte bij het café waar hij tevoren verdachte en zijn groep had ontmoet. Het slachtoffer heeft ernstige verwondingen en fracturen opgelopen en gevreesd wordt dat sommige letsels blijvend zullen zijn. Het slachtoffer is psychisch zwaar aangeslagen door het gebeurde en is voorlopig niet tot normaal functioneren in staat. Het slachtoffer gaat niet meer naar café's omdat hij bang is in gelegenheden te komen waar veel mensen aanwezig zijn en angst heeft dat hij opnieuw slachtoffer wordt van een gewelddadige actie. Op straat is hij erg schrikachtig geworden en het vertrouwen in de medemens is hij zo goed als kwijt.
Dergelijke geweldsdelicten dragen een voor de rechtsorde schokkend karakter en brengen daarnaast bij de burgers angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg.
De rechtbank overweegt daarbij nog het volgende. Op grond van het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank tot de overtuiging gekomen dat de verdachte en zijn groep er kennelijk op uit waren het slachtoffer te intimideren, te beledigen, te vernederen en uit te lokken, dat toen het slachtoffer, in het nauw gedreven, daar iets van zei, men dat als een verwijt van een racistische opmerking opvatte en vervolgens toesloeg en het slachtoffer ernstig toetakelde. Dit acht de rechtbank bijzonder verwerpelijk. Een dergelijk optreden naar medeburgers met een andere huidskleur duidt op een racistisch motief. Dit kan niet getolereerd worden en dient met kracht te worden bestreden. De rechtbank zal dit dan ook als een strafverzwarende omstandigheid meewegen bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf.
Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een handgranaat en twee vuurwapens. Het ongecontroleerde bezit van dit soort wapens dient, met name gelet op het gevaarzettend karakter daarvan, te worden bestreden.
De feiten door de verdachte gepleegd dienen ten strengste te worden afgekeurd en daarom komt de rechtbank tot het oordeel dat daarop niet anders kan worden gereageerd dan met opleggen van een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur.
Wat de persoon van verdachte betreft, heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van het voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland van 15 september 2006 en het uittreksel justitiële documentatie van 16 augustus 2006, waaruit blijkt dat verdachte in het recente verleden door de strafrechter is veroordeeld voor openlijk geweld. De rechtbank laat deze veroordeling in strafverzwarende zin meewegen bij de bepaling van de hoogte van de op te leggen straf.
Om te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst opnieuw zal schuldig maken aan strafbare feiten als de onderhavige zal een deel van de vrijheidsbenemende straf voorwaardelijk worden opgelegd.
7.2 De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij is ontvankelijk in zijn vordering, nu aan de verdachte een straf of maatregel wordt opgelegd en aan hem rechtstreeks schade is toegebracht door het onder feit 1. meer subsidiair bewezen verklaarde feit.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de door het bewezen verklaarde strafbare feit toegebrachte schade.
De rechtbank acht de vordering dan ook in zijn geheel voor toewijzing vatbaar.
Naast toewijzing van deze civiele vordering zal de rechtbank als extra waarborg voor de schadevergoeding tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
7.3 Het beslag
De rechtbank zal de onttrekking aan het verkeer gelasten van de in beslag genomen handgranaat en de twee vuurwapens, te weten een kogelgeweer, merk Mauser, model 98, kaliber 7.62 mm en een kogelgeweer, merk Espingarda Portugueza, model 1904, kaliber 7.62 mm, omdat de rechtbank van oordeel is dat met betrekking tot deze voorwerpen de feiten zijn begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
8. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf en de maatregelen zijn gegrond op de volgende wettelijke voorschriften:
artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36b, 36c, 36f, 57 en 141van het Wetboek van Strafrecht;
artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
9. De beslissing
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1 en subsidiair ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld onder 4.2 van dit vonnis;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde de onder 5. vermelde strafbare feiten oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens deze feiten tot:
een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 24 MAANDEN;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf , te weten 8 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd die wordt bepaald op TWEE JAREN, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
veroordeelt verdachte om tegen kwijting te betalen aan (naam slachtoffer) een bedrag van EUR 3250,29, met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot deze uitspraak begroot op nihil; bepaalt dat verdachte bij betaling door een of meer van zijn mededaders ten opzichte van de benadeelde partij zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verstaat dat gehele of gedeeltelijke betaling van voormeld bedrag door een mededader de veroordeling van de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (naam slachtoffer) met eenzelfde bedrag doet verminderen;
legt op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van EUR 3250,29 ten behoeve van(naam slachtoffer);
beveelt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt -onder handhaving van voormelde verplichting- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 65 dagen;
verstaat dat de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij (naam slachtoffer) komt te vervallen voor zover een mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van voornoemde benadeelde partij.
bepaalt dat de voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
verklaart onttrokken aan het verkeer:
een handgranaat en de twee vuurwapens, te weten een kogelgeweer, merk Mauser, model 98, kaliber 7.62 mm en een kogelgeweer, merk Espingarda Portugueza, model 1904, kaliber 7.62 mm.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. T.F. van der Lugt, voorzitter,
mrs. W.P.M. Jurgens en W.J.M. Diekman, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Vigelius, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 oktober 2006.
(mr. Jurgens is wegens afwezigheid buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen)