RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Tegenspraak
Parketnummer: 11/500398-06
Zittingsdatum: 21 september 2006
Uitspraak : 5 oktober 2006
De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
(naam verdachte)
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de
vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren
heeft gebracht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 mei 2006 te Papendrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven te beroven,
met dat opzet
- tegen de neus, althans tegen het hoofd, van die[naam slachtoffer] heeft gestompt en/of geslagen (waardoor die[naam slachtoffer] van zijn fiets viel) en/of (vervolgens)
- met een bierflesje, althans met een hard (glazen) voorwerp, (krachtig) tegen het oog, althans tegen het hoofd, van die[naam slachtoffer] heeft geslagen (waardoor die [naam slachtoffer] op de grond viel) en/of (vervolgens)
- (terwijl die [naam slachtoffer] op de grond lag en/of kruipend probeerde weg te komen) meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van die [naam slachtoffer] heeft geschopt en/of getrapt en/of heeft gestompt en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 mei 2006 te Papendrecht tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon, te weten [naam slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten (onder meer): een gebroken
oogkas en/of meerdere, althans één, gebroken rib(ben) en/of een beschadigd bovengebit), heeft toegebracht, door die[naam slachtoffer] opzettelijk,
- tegen de neus, althans tegen het hoofd, te stompen en/of te slaan (waardoor die[naam slachtoffer] van zijn fiets viel) en/of (vervolgens)
- met een bierflesje, althans met een hard (glazen) voorwerp, (krachtig) tegen het oog, althans tegen het hoofd, te slaan (waardoor die[naam slachtoffer] op de grond viel) en/of (vervolgens)
- (terwijl die[naam slachtoffer] op de grond lag en/of kruipend probeerde weg te komen) meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of te stompen en/of te slaan;
MEER SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 mei 2006 te Papendrecht met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten: op of aan de Westeind, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
[naam slachtoffer], welk geweld bestond uit
- het stompen en/of slaan tegen de neus, althans tegen het hoofd, van die [naam slachtoffer] (waardoor die[naam slachtoffer] van zijn fiets viel) en/of (vervolgens)
- het (krachtig) slaan met een bierflesje, althans met een hard (glazen) voorwerp, tegen het oog, althans tegen het hoofd, van die[naam slachtoffer] (waardoor die[naam slachtoffer] op de grond viel) en/of (vervolgens)
- (terwijl die[naam slachtoffer] op de grond lag en/of kruipend probeerde weg te komen) het meermalen, althans eenmaal, schoppen en/of trappen en/of stompen en/of slaan tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van die[naam slachtoffer];
2.
hij op of omstreeks 13 juni 2006 te Papendrecht, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, anders dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving, een of meerdere voorwerp(en), te weten:
- 43, althans een aantal, t-shirts voorzien van een afbeelding en de tekst "Destroy Zionism" en/of
- 11, althans een aantal, t-shirts voorzien van de tekst "Combat 18" en "Whatever it takes",
waarin een uitlating was vervat die, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, voor een groep mensen, te weten de Joden, wegens hun ras (waaronder begrepen afkomst en nationale of etnische afstamming), beledigend was en/of
welke vorenbedoelde uitlating aanzette tot haat tegen en/of discriminatie van mensen, te weten de Joden, wegens hun ras (waaronder mede begrepen afkomst en nationale of etnische afstamming) en/of gewelddadig optreden tegen persoon of
goed van mensen, te weten de Joden, wegens hun ras (waaronder mede begrepen afkomst en nationale of etnische afstamming) aan iemand, anders dan op diens/dier verzoek, heeft doen toekomen, dan wel heeft verspreid of ter
openbaarmaking van die uitlating of verspreiding in voorraad heeft gehad;
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - het ten laste gelegde bewezen achtend - gevorderd tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van de tijd die reeds in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van twee jaar.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft een bewijs- en een strafmaatverweer gevoerd.
3.3 De vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd(naam slachtoffer)
Hij vordert de verdachte te veroordelen aan hem te betalen een bedrag van EUR 3250,29, ter zake van materiële en immateriële schadevergoeding.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
Door of namens de verdachte is de aansprakelijkheid en de hoogte van de schade betwist.
4.1 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
1.
hij op of omstreeks 20 mei 2006 te Papendrecht ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk (naam slachtoffer) van het leven te beroven, met dat opzet
- tegen de neus, althans tegen het hoofd, van die (naam slachtoffer) heeft gestompt en/of geslagen (waardoor die (naam slachtoffer) van zijn fiets viel) en/of (vervolgens) - met een bierflesje, althans met een hard (glazen) voorwerp, (krachtig) tegen
het oog, althans tegen het hoofd, van die (naam slachtoffer) heeft geslagen (waardoor die (naam slachtoffer) op de grond viel) en/of (vervolgens)
- (terwijl die (naam slachtoffer) op de grond lag en/of kruipend probeerde weg te komen) meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van die(naam slachtoffer) heeft geschopt en/of getrapt en/of heeft gestompt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 13 juni 2006 te Papendrecht, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, anders dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving, een of meerdere voorwerp(en), te weten:
- 43, althans een aantal, t-shirts voorzien van een afbeelding en de tekst "Destroy Zionism" en/of
- 11, althans een aantal, t-shirts voorzien van de tekst "Combat 18" en "Whatever it takes",
waarin een uitlating was vervat die, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, voor een groep mensen, te weten de Joden, wegens hun ras (waaronder begrepen afkomst en nationale of etnische afstamming), beledigend was en/of
welke vorenbedoelde uitlating aanzette tot haat tegen en/of discriminatie van mensen, te weten de Joden, wegens hun ras (waaronder mede begrepen afkomst en nationale of etnische afstamming) en/of gewelddadig optreden tegen persoon of
goed van mensen, te weten de Joden, wegens hun ras (waaronder mede begrepen afkomst en nationale of etnische afstamming) aan iemand, anders dan op diens/dier verzoek, heeft doen toekomen, dan wel heeft verspreid of ter
openbaarmaking van die uitlating of verspreiding in voorraad heeft gehad.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.2 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De rechtbank bezigt de inhoud van de geschriften als bedoeld in artikel 344, lid 1 sub 5 van het Wetboek van Strafvordering alleen in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
4.3 Nadere bewijsoverwegingen
T.a.v. feit 1
Door het slachtoffer met een bierfles krachtig tegen het hoofd te slaan en door deze meermalen met geschoeide voeten tegen het hoofd en het lichaam te schoppen of te trappen, heeft de verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer als gevolg van die handelingen zou overlijden. Daarmee is het opzettelijk handelen van de verdachte in de zin van voorwaardelijk opzet bewezen.
T.a.v. feit 2
De rechtbank verwerpt de opvatting van de verdediging namens verdachte gemaakt, dat de teksten en tekens op de bij verdachte aangetroffen t-shirts niet of nauwelijks buiten de kring waarin verdachte zich beweegt bekend zijn en dat derhalve niet kan worden gesproken van belediging, bedreiging, aanzetten tot haat en discriminatie tegen de Joden wegens hun ras.
De rechtbank overweegt in dit verband dat de betekenis van de gebruikte tekens en teksten Combat 18 en Whatever it takes, die uitlatingen bevatten die voor een groep mensen, te weten de Joodse gemeenschap, wegens hun ras (waaronder begrepen afkomst en nationale of etnische afstamming), beledigend zijn, aanzetten tot haat en/of discriminatie dan wel aanzetten tot gewelddadig optreden, meer dan genoegzaam bekend is bij de groep personen waarvoor deze tekens en teksten, naar de kennelijke bedoeling van verdachte, bestemd zijn, namelijk de Joodse gemeenschap. Verdachte en zijn medeverdachten weten dat en zijn er doelbewust op uit de Joodse gemeenschap met deze tekens en teksten te confronteren. De rechtbank kan op grond van deze bevindingen tot geen ander oordeel komen dan dat verdachte en zijn medeverdachten bewust en met opzet genoemde tekens en teksten gebruiken om daarmee de Joodse gemeenschap wegens hun ras (daaronder begrepen afkomst en nationale of etnische afstamming) te beledigen en (anderen) jegens hen aan te zetten tot haat, discriminatie en gewelddadig optreden.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezen verklaarde levert op:
2.
mede plegen van een voorwerp waarin een uitlating is vervat die, naar hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, voor een groep mensen, te weten de Joden, wegens hun ras beledigend is of aanzet tot haat tegen en discriminatie van mensen of gewelddadig optreden tegen persoon of goed van mensen wegens hun ras, anders dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving, ter verspreiding in voorraad hebben, meermalen gepleegd
6. De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7. De redenen die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Na een avondje stappen dat eindigde in een café in Papendrecht heeft verdachte een 49-jarige man van Antilliaanse afkomst met een bierfles hard op diens hoofd geslagen en meermalen tegen zijn hoofd en zijn lichaam geschopt of getrapt. De verdachte heeft het slachtoffer zodanig toegetakeld, dat deze slechts kruipend en strompelend de plaats des onheils kon verlaten en even later zwaar gehavend aanklopte bij het café waar hij tevoren verdachte en zijn groep had ontmoet. Het slachtoffer heeft ernstige verwondingen en fracturen opgelopen en gevreesd wordt dat sommige letsels - zoals het sterk verminderd gezichtsvermogen van zijn rechteroog - blijvend zullen zijn. Het slachtoffer is psychisch zwaar aangeslagen door het gebeurde en is voorlopig niet tot normaal functioneren in staat. Het slachtoffer gaat niet meer naar café's omdat hij bang is in gelegenheden te komen waar veel mensen aanwezig zijn en angst heeft dat hij opnieuw slachtoffer wordt van een gewelddadige actie. Op straat is hij erg schrikachtig geworden en het vertrouwen in de medemens is hij zo goed als kwijt.
De verdachte heeft door zo te handelen niet alleen op brute wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, maar ook zich schuldig gemaakt aan een van de ernstigste feiten die het Wetboek van Strafrecht kent.
Dergelijke geweldsdelicten dragen een voor de rechtsorde schokkend karakter en brengen daarnaast bij de burgers angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg.
De rechtbank merkt daarbij nog het volgende op. De betreffende avond was het slachtoffer in het café. Laat in de avond kwam verdachte met een aantal medeverdachten het café in. Na verloop van tijd werden door deze groep nationaal socialistische en anti-semitische liederen gezongen en ontstond er een geladen sfeer in het café die het bedienend personeel van het café ertoe bracht telefonisch de politie in te lichten. De groep uitte zich bedreigend, intimiderend en discriminerend naar het slachtoffer en tegen een bezoeker in het café werd gezegd dat deze niet met 'die zwarte' moest praten. Daarbij wees men naar het slachtoffer. Tegen sluitingstijd van het café werd in de groep gezegd dat men moest opschieten omdat het slachtoffer wegging.
Buiten werden door de groep opmerkingen tegen het slachtoffer gemaakt als "Africa für Apfen" en werd geroepen "Blut und Slies, klep von avontek komt die scheisse an die freiheit in die Judenrepublik, sieg heil." Toen het slachtoffer hierover een opmerking maakte werd vanuit de groep gereageerd met "hoe zo racist" en werd het slachtoffer door de verdachte met een bierfles op zijn hoofd geslagen, zodat hij van zijn fiets afviel. Op dat moment drong de groep op naar het slachtoffer en stond iedereen van de groep op korte afstand om het slachtoffer heen, waarna het slachtoffer vervolgens in elkaar werd geslagen.
Op grond van deze bevindingen is de rechtbank tot de overtuiging gekomen dat verdachte en zijn groep er kennelijk op uit waren het slachtoffer zodanig te intimideren, te beledigen, te vernederen en uit te lokken, dat toen het slachtoffer, in het nauw gedreven, daar iets van zei, men dat als een verwijt van een racistische opmerking opvatte en vervolgens toesloeg en verdachte het slachtoffer ernstig toetakelde. Dit acht de rechtbank bijzonder verwerpelijk. Een dergelijk optreden naar medeburgers met een andere huidskleur duidt op een racistisch motief. Dit kan niet worden getolereerd en dient met kracht te worden bestreden. De rechtbank zal dit dan ook als een strafverzwarende omstandigheid meewegen bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf.
Voorts overweegt de rechtbank dat de verdachte en zijn mededaders door het ter ver-spreiding voorhanden hebben van t-shirts met daarop tekens en teksten als Destroy Zionism en Combat 18 en What ever it takes, doelbewust en met opzet hebben getracht een herkenbare groep medeburgers met een eigen identiteit - te weten de Joodse gemeenschap - angst in te boezemen, te krenken, te discrimineren en aldus met een racistisch motief jegens hen (anderen) aan te zetten tot haat. Het handelen van verdachte en zijn mededaders geeft blijk van een absoluut onaanvaardbare minachting jegens de Joodse gemeenschap en personen die daarvan deel uitmaken en druist ernstig in tegen het grondwettelijk beginsel van non-discriminatie dat bescherming moet bieden tegen een dergelijk onacceptabel handelen. Een dergelijk handelen tast de basis aan van een samenleven als gelijkwaardige burgers en dient daarom niet alleen aan de kaak te worden gesteld, maar ook met kracht te worden tegen gegaan.
De feiten door de verdachte gepleegd worden ten strengste afgekeurd en dienen naar het oordeel van de rechtbank met kracht te worden bestreden. Daarom komt de rechtbank tot het oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur.
Wat de persoon van de verdachte betreft, heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van het voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland van 8 september 2006, het uittreksel van het Duitse strafregister van 20 juni 2006 en het uittreksel justitiële documentatie van 16 augustus 2006.
Om te voorkomen dat de verdachte zich in de toekomst opnieuw zal schuldig maken aan strafbare feiten als de onderhavige zal een deel van de vrijheidsbenemende straf voorwaardelijk worden opgelegd.
7.2 De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij is ontvankelijk in zijn vordering nu aan de verdachte een straf of maatregel wordt opgelegd en aan hem rechtstreeks schade is toegebracht door het onder 1 bewezen verklaarde feit 1.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de door het bewezen verklaarde strafbare feit toegebrachte schade.
Naast toewijzing van deze civiele vordering zal de rechtbank als extra waarborg voor de schadevergoeding tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
8. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf en maatregel zijn gegrond op de volgende wettelijke voorschriften:
artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 45, 47, 57, 137e en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld onder van dit vonnis;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde de onder 5. vermelde strafbare feiten oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens deze feiten tot:
een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 36 MAANDEN;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf , te weten 10 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd die wordt bepaald op TWEE JAREN, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen kwijting te betalen aan (naam slachtoffer) een bedrag van EUR 3250,29, met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot deze uitspraak begroot op nihil;
legt op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van EUR 3250,29 ten behoeve van(naam slachtoffer)
beveelt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt -onder handhaving van voormelde verplichting- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 65 dagen;
bepaalt dat de voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. T.F. van der Lugt, voorzitter,
mrs. W.P.M. Jurgens en W.J.M. Diekman, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Vigelius, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 oktober 2006.
Mr. Jurgens voornoemd is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.