ECLI:NL:RBDOR:2006:AY9250

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
14 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/700757-06
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. drs. T.F. van der Lugt
  • mr. F.L.J.M. Heijnen
  • mr. W.P.M. Jurgens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigverklaring van de dagvaarding in een zedenzaak wegens onduidelijke tenlastelegging

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 14 september 2006 uitspraak gedaan in een zedenzaak waarbij de dagvaarding nietig werd verklaard. De verdachte, geboren in 1987 en woonachtig te Hardinxveld-Giessendam, werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, geboren op 20 juli 1990. De tenlastelegging omvatte verschillende seksuele handelingen die de verdachte zou hebben verricht in de periode van 1 december 2004 tot en met 1 maart 2005. Tijdens de zitting werd duidelijk dat zowel de verdachte als het slachtoffer uiteenlopende verklaringen gaven over de pleegdatum en -plaats van het delict, wat leidde tot verwarring over de feitelijke situatie. De officier van justitie had een ruimere pleegperiode in de tenlastelegging opgenomen, maar de rechtbank oordeelde dat de formulering van de tenlastelegging onvoldoende duidelijk was en niet voldeed aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor kon de tenlastelegging niet fungeren als grondslag voor het onderzoek op de terechtzitting. De rechtbank concludeerde dat de dagvaarding nietig moest worden verklaard, omdat de officier van justitie geen keuze had gemaakt tussen de verschillende situaties die door de verdachte en het slachtoffer waren beschreven. Dit gebrek aan duidelijkheid was in strijd met de wet, wat leidde tot de nietigverklaring van de dagvaarding.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer : 11/700757-06
Zittingsdatum : 14 september 2006
Uitspraak : 14 september 2006
STRAFVONNIS
De rechtbank te Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren in 1987,
wonende te [adres en woonplaats].
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de
vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren
heeft gebracht.
1. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2004 tot en met 1 maart 2005 te
Hardinxveld-Giessendam, met [slachtoffer] (geboortedatum 20 juli 1990), die de
leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die
bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte
-over de borst(en) van die [slachtoffer] gewreven en/of gestreeld, althans in elk geval de borst(en) van die [slachtoffer] betast en/of aangeraakt en/of
-over de bil(len) van die [slachtoffer] gewreven en/of gestreeld, althans in elk
geval de bil(len) van die [slachtoffer] betast en/of aangeraakt en/of
-over de vagina en/of schaamlippen van die [slachtoffer] gewreven en/of gestreeld, althans in elk geval de vagina en/of schaamlippen van die [slachtoffer] betast
en/of aangeraakt en/of
-die [slachtoffer] ge(tong)zoend en/of
-zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gestoken/gedaan en/of
-zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gestoken/gedaan en/of
-(vervolgens) met zijn penis op-en-neer-gaande bewegingen gemaakt in de vagina
van die [slachtoffer].
2. De voorvragen
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
De officier van justitie heeft, naar aanleiding van nadere vragen van de rechtbank omtrent de inhoud van de tenlastelegging ter terechtzitting, - kort en zakelijk samengevat - het navolgende gesteld.
De officier van justitie heeft op grond van het betreffende proces-verbaal van de politie geconstateerd dat verdachte en [slachtoffer] uiteenlopende verklaringen hebben afgelegd omtrent pleegdatum en pleegplaats van het delict waarvoor verdachte wordt vervolgd, alsmede van de omstandigheden waaronder dit delict zich zou hebben voorgedaan.
Op grond daarvan heeft hij in de tenlastelegging bewust een ruimere pleegperiode opgenomen en heeft hij er voor gekozen om de onder een zevental gedachtestreepjes genoemde feitelijkheden zodanig te formuleren en op te nemen in de tenlastelegging, dat zij de beide feitelijke situaties, zoals daaromtrent door verdachte en [slachtoffer] voornoemd, is verklaard en waarvan ook in het betreffende proces-verbaal van de politie blijkt, dekken.
De raadsman heeft zich niet uitgelaten omtrent het vorenstaande.
De rechtbank is op grond van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende gebleken.
Verdachte en [slachtoffer] hebben beiden verklaard - kort en zakelijk samengevat - dat zij éénmaal geslachtsgemeenschap met elkaar hebben gehad. Verdachte heeft verklaard dat dit heeft plaatsgevonden medio februari 2005 in een parkje bij de Deltabrug in Hardinxveld-Giessendam. [Slachtoffer] heeft verklaard dat deze gemeenschap heeft plaatsgevonden op 18 december 2004 in de woning van verdachte in Hardinxveld-Giessendam. Beiden verklaren derhalve over volstrekt andere situaties. Daarnaast hebben zowel verdachte als [slachtoffer] verklaard omtrent overige seksuele handelingen - in de tenlastelegging opgenomen onder een zevental gedachtestreepjes - welke rondom genoemde gemeenschap zouden zijn verricht. Een aantal van deze handelingen kan slechts betrekking hebben op één van beide situaties.
De rechtbank komt op grond van het vorenstaande tot het oordeel dat de beide situaties elkaar uitsluiten. In de tenlastelegging zoals door de officier van justitie geformuleerd - mede gelet op de toelichting van de officier van justitie ter terechtzitting - wordt echter geen keuze gemaakt tussen beide situaties. Doordat de officier van justitie verzuimt een keuze te maken in hetgeen hij verdachte verwijt en waarvoor hij hem vervolgt, terwijl hij hem in de tenlastelegging uitdrukkelijk slechts één feit verwijt, laat de officier van justitie daarmee impliciet deze keuze aan de rechtbank. Dit is in strijd met de wet.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de tenlastelegging onvoldoende duidelijk is, niet kan fungeren als grondslag voor (het onderzoek op) een terechtzitting en derhalve niet voldoet aan de vereisten van het bepaalde in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal dan ook de dagvaarding nietig verklaren.
3. De beslissing
De rechtbank:
verklaart de dagvaarding nietig.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. T.F. van der Lugt, voorzitter,
mr. F.L.J.M. Heijnen en mr. W.P.M. Jurgens, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Gaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 september 2006.