ECLI:NL:RBDOR:2006:AY8989

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
4 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
65802 / KG ZA 06-118
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldvernieuwing hypotheek gedurende schuldsaneringsregeling

In deze zaak gaat het om een kort geding tussen eisers, die in een schuldsaneringsregeling verkeren, en Fortis Hypotheek Bank N.V. De eisers hebben een hypotheek afgesloten bij Fortis en zijn in een schuldsaneringsregeling terechtgekomen. Fortis heeft hen een bevel gegeven tot terugbetaling van de restanthoofdsom, met aanzegging van openbare verkoop van de woning. De eisers vorderen schorsing van deze executie en willen dat Fortis in onderhandeling treedt over schuldvernieuwing. De voorzieningenrechter heeft op 4 augustus 2006 geoordeeld dat de belangen van de eisers bij uitstel van de openbare verkoop zwaarder wegen dan de belangen van Fortis bij doorgang van de verkoop. De voorzieningenrechter oordeelt dat Fortis een gerechtvaardigd belang heeft bij het zekerstellen van haar vorderingsrecht, maar dat de executie in strijd met de redelijkheid en billijkheid zou zijn. De executie wordt voor twee maanden geschorst en Fortis wordt veroordeeld om opnieuw met de bewindvoerder te onderhandelen over schuldvernieuwing. De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat Fortis een dwangsom verbeurt als zij niet aan deze veroordeling voldoet.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer: 65802 / KG ZA 06-118
vonnis in kort geding van 4 augustus 2006
in de zaak van
1. [eiser ],
2. [eiseres],
beiden wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. W.H.F.L. Rademakers,
procureur mr. C.F.W.A. Hamm,
tegen
de naamloze vennootschap
Fortis Hypotheek Bank N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde.
Partijen worden hieronder aangeduid als [eisers] en Fortis.
1. Het procesverloop
1.1 De voorzieningenrechter heeft ter terechtzitting van 3 augustus 2006 kennis genomen van de volgende processtukken:
- dagvaarding van 19 juli 2006,
- pleitnotities van mr. Rademakers, voornoemd,
- pleitnotities van mr. J.C. Kouer, namens Fortis,
- de door beide partijen overgelegde producties.
1.2 De voorzieningenrechter heeft op 4 augustus 2006 om 10.00 uur mondeling vonnis gewezen.
1.3 De beslissing luidt zoals hieronder is bepaald. Aan partijen is medegedeeld dat de nadere schriftelijke uitwerking van dit vonnis zo spoedig mogelijk na 4 augustus 2006 zal volgen.
2. De feiten
2.1 Op grond van de - in zoverre niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken - stellingen van partijen en in het geding gebrachte producties wordt in dit geding van het volgende uitgegaan:
2.2 Op 15 januari 2001 zijn [eisers] met de rechtsvoorganger van gedaagde een overeenkomst van geldlening aangegaan op grond waarvan [eisers] ten behoeve van (de rechtsvoorganger van) Fortis het recht van eerste hypotheek hebben gevestigd op hun woonhuis aan [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning).
2.3 Bij vonnissen van deze rechtbank van 10 november 2004 is ten aanzien van [eisers] de toepassing van de schuldsaneringsregeling (gedurende vier jaar) uitgesproken, zulks met benoeming van mr. B.C. Vink (thans mr. E.C. Koekman) tot rechter-commissaris en C.J. van der Linden tot bewindvoerder (hierna: de bewindvoerder).
2.4 Tussen de bewindvoerder en Fortis is gecorrespondeerd over een mogelijke schuldvernieuwing. Voor zover thans relevant staat in deze correspondentie het navolgende vermeld.
2.4.1 In de brief van Fortis van 28 juli 2005:
'Met uw verzoek tot schuldvernieuwing kunnen wij instemmen. De volgende voorwaarden stellen wij daarbij:(...)
4. De kosten van schuldvernieuwing komen geheel voor rekening van de schuldenaren, dan wel de boedel. (...). Een concept overeenkomst van schuldvernieuwing is bijgevoegd.'
2.4.2 In de daarop volgende brief van de bewindvoerder van 14 september 2005:
'Met betrekking tot de kosten van hypotheekvernieuwing bericht ik u als volgt. Ik ben van mening dat de kosten niet ten laste van de boedel moeten komen, immers, de boedel is uiteindelijk niet gebaat bij deze hypotheekvernieuwing. Ik stel voor dat u de kosten in rekening brengt bij sanieten, deze kosten eventueel op een parkeerrekening boekt en, nadat de schuldsaneringsregeling is beëindigd, deze kosten alsnog af laat lossen door sanieten.'
2.4.3 In de daarop volgende brief van Fortis van 29 september 2005:
'U geeft (...) aan dat de boedel niet gebaat is bij schuldvernieuwing. Het lijkt ons juist dat de boedel hierbij wel gebaat is.(...). De kosten dienen bij schuldvernieuwing dan ook geheel voldaan te worden'.
2.4.4 In de brief van de bewindvoerder van 11 oktober 2005:
'Recente nieuwe inzichten doen mij (...) afstappen van het voorstel tot schuldvernieuwing. Hypotheek- en pandhouders zijn voor de regeling reeds aangemerkt als separatist en is er derhalve geen belang om tot een herbevestiging van deze status middels een hypotheekvernieuwing over te gaan'.
2.4.5 In de daarop volgende brief van Fortis van 12 oktober 2005:
'Uit de wettelijke regeling vloeit voort dat na (correcte) beëindiging van de wsnp voor ons slechts een natuurlijke verbintenis overblijft. Derhalve noodzaakt uw standpunt ons om op dit punt ons hypotheekrecht uit te winnen'.
2.4.6 In de daarop volgende brief van de bewindvoerder van 12 oktober 2005:
'Ik merk nogmaals op
· dat u als hypotheekhouder separatist bent.
· dat de hypotheek derhalve buiten de regeling valt
· dat zelfs wanneer de regeling zal worden beëindigd met een schone lei dit geen invloed zal hebben op uw verhaalsrecht als hypotheekhouder.'
2.4.7 In de brief van de bewindvoerder van 23 december 2005:
'Indien de kostenkwestie uw enige argument is teneinde tot executoriale verkoop over te gaan dan lijkt het mij redelijk dat de sanieten in staat worden gesteld deze kosten met behulp van derden te voldoen. Voor alle duidelijkheid: de boedel zal deze kosten niet voldoen doch ik heb er geen bezwaar tegen indien de sanieten het zelfstandig afhandelen'.
2.4.8 Bij brief van 21 juli 2006 heeft de bewindvoerder zijn standpunt aangaande de hypotheekvernieuwing aan de advocaat van [eisers] nader toegelicht als volgt:
'Over de positie van de hypotheekhouder in de schuldsanering is nimmer enige discussie geweest, dit tot enige jaren geleden. Ongelukkigerwijze namelijk is de ultieme duidelijkheid voor de bank aangaande haar positie in deze kwestie recent verminderd. Dit wordt veroorzaakt door het wegvallen van een deel van de tekst in lid 3 van art 299 FW. In het verleden heeft de tekst van lid 3 als volgt geluid: "De schuldsaneringsregeling werkt niet ten aanzien van vorderingen welke door pand of hypotheek op een goed of goederen zijn gedekt, behoudens voor zover zij niet op die goederen verhaald kunnen worden. De artikelen 57 tot en met 59 zijn van overeenkomstige toepassing". Zonder aanwijsbare oorzaak, in de parlementaire geschiedenis kan ik daarover niets terugvinden, is de eerste zin van lid 3, na herdruk, weggevallen. Evenzo duidelijk is echter dat nimmer de intentie is geweest de positie van de hypotheekhouder aan te tasten, indien daarvan sprake zou zijn geweest dan was dat uit de parlementaire geschiedenis toch kenbaar geworden. Waarom het deel van de tekst is weggevallen blijft voor mij een raadsel. Duidelijk moge echter zijn dat, ook na het wegvallen van deze tekst, de bedoeling van de wet nog steeds onveranderd is. De Fortis bank nu is van mening dat haar vordering onder de werking van de schuldsaneringsregeling valt. Waarop zij dit standpunt baseert is mij niet duidelijk, ik kan het althans niet uit de wet halen.(...). Desondanks blijven uw cliënten geconfronteerd met de houding (hoe ten onrechte ook) van de bank die haar visie blijft houden, ik begrijp de angst van uw cliënten ook heel goed. Als bewindvoerder blijf ik echter verre buiten die discussie, de boedel is geen partij en dient dat ook niet te worden. Indien de bank van mening is dat er een schuldvernieuwing moet plaatsvinden, het zij zo, en ik zal mij daar als bewindvoerder niet tegen verzetten, ik heb het ook nooit verboden maar zal het ook niet ondersteunen. Indien de bank aan deze, in mijn ogen overbodige exercitie, tijd en geld wil besteden, het zij zo, en ik kan mij als bewindvoerder daartegen ook niet verzetten en ik kan het niet verbieden. Anders wordt het indien de bank, zoals in casu, meent dat de boedel de kosten moet dragen. De boedel heeft geen enkel belang bij deze (overbodige) actie en zal ook daarom die kosten niet dragen, aan een schuldvernieuwing op die basis weiger ik alle medewerking en dat ik ook hetgeen ik aan de bank eerder heb bericht.'
Schuldvernieuwing heeft niet plaatsgevonden.
2.5 Op 22 juni 2006 heeft Fortis aan [eisers] bevel gedaan tot terugbetaling binnen twee dagen van de restanthoofdsom met aanzegging van openbare verkoop van de woning op 7 augustus 2006 bij non terugbetaling. [eisers] hebben de restanthoofdsom niet terugbetaald.
2.6 [eisers] procederen met instemming van de bewindvoerder.
3. De vordering
3.1 [eisers] vorderen - kort samengevat -:
a. de parate executie door Fortis voor de duur van twee maanden te schorsen en Fortis te verbieden de openbare verkoop van de woning tijdens die duur voort te zetten of te doen voortzetten;
b. Fortis te veroordelen om per direct met de bewindvoerder in onderhandeling te treden over schuldvernieuwing onder de gebruikelijke condities, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom en met kosten rechtens. [eisers] stellen daartoe het volgende.
3.2 [eisers] zitten tussen het standpunt van de bewindvoerder en Fortis over de verhouding tussen het recht van hypotheek en de gevolgen daarvan bij beëindiging van de schuldsaneringsregeling in. De doctrine is verdeeld. Uit het wetsvoorstel 29 942 (Wijziging van de Faillissementswet in verband met herziening van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen), nr 8. van 3 maart 2006, blijkt dat de wetgever er vanuit gaat dat de hypotheekschuld in de huidige wettelijke regeling onder de schuldsaneringsregeling valt, nu het voorstel de ongewenste gevolgen daarvan op praktische wijze ondervangt. [eisers] hebben een gerechtvaardigd belang bij schuldvernieuwing. Zij hebben aan al hun betalingsverplichtingen jegens Fortis voldaan, wensen in het woonhuis te blijven wonen en allerlei kosten, waaronder die van executie, verhuizing en inrichting, te voorkomen. Ook Fortis heeft meer belang bij schuldvernieuwing dan bij de openbare verkoop van de woning, gelet op de onderwaarde daarvan en de werking van het huidige artikel 303 Faillissementswet (hierna: Fw).
3.3 De conclusie van Fortis strekt tot afwijzing van de vordering met veroordeling van [eisers] in de kosten van het geding. Fortis voert als verweer het volgende aan.
3.4 De reden dat de schuldvernieuwing niet tot stand is gekomen, is niet gelegen in onwil van de zijde van Fortis. Sinds 28 juli 2005 stelt Fortis [eisers] immers in de gelegenheid om onder de door Fortis gestelde voorwaarden tot schuldvernieuwing te komen. Het belang van Fortis bij de executie ligt in het voorkomen dat de geldlening op grond van artikel 299 lid 1 juncto 358 Fw wordt omgezet in een natuurlijke verbintenis. De geldlening valt onder de werking van de schuldsaneringsregeling, hetgeen onder meer ook volgt uit het wetsvoorstel 29 942.
4. De beoordeling
4.1 Niet is in geschil dat, nu ten aanzien van [eisers] de toepassing van de schuldsaneringsregeling is uitgesproken, Fortis - als hypotheekhouder - op grond van de tussen partijen geldende geldleningovereenkomst en artikel 299 lid 3 Fw het recht heeft om tot openbare verkoop van de woning over te gaan. Ter beoordeling ligt de vraag voor of Fortis ondanks haar formele bevoegdheid daartoe, onder de omstandigheden van het onderhavige geval niet tot executie mag overgaan op grond van de redelijkheid en billijkheid. Dit is het geval, indien de belangen van Fortis bij executie niet zwaar wegen terwijl daarentegen de belangen van [eisers] door de executie onevenredig zwaar zouden worden getroffen. De vraag is derhalve wat de wederzijdse belangen van partijen zijn bij doorgang respectievelijk opschorting van de openbare verkoop van de woning en welke belangen zwaarder wegen.
4.2 De kern van de discussie tussen de bewindvoerder en Fortis ligt in de vraag of de vordering van Fortis onder de werking van de schuldsaneringsregeling valt en als gevolg daarvan onder de werking van artikel 303 en 358 Fw. Ingevolge het bepaalde in artikel 299, eerste lid aanhef en onder a Fw werkt de schuldsaneringsregeling ten aanzien van vordering-en op de schuldenaar die ten tijde van de uitspraak tot de toepassing van de schuldsanerings-regeling bestaan. Uit de parlementaire geschiedenis van de schuldsaneringsregeling blijkt dat met deze regeling is beoogd tot "een schone lei" te komen. Op deze hoofdregel is een uitzon-dering gemaakt. Ingevolge het bepaalde in artikel 299 derde lid Fw hoeven de pand- en hypotheekhouder zich niets aan te trekken van de schuldsaneringsregeling voor zover zij hun vordering verhalen op het goed waarop hun zekerheidsrecht rust.
Anders dan [eisers] hebben aangevoerd is de voorzieningenrechter voorshands niet van oordeel dat de doctrine verdeeld is. Kort gezegd is de doctrine van mening dat de vordering van een hypotheekhouder onder de schuldsaneringsregeling valt en bij de beoogde afloop van de schuldsanering getroffen wordt door de schone lei, indien de hypotheekhouder geen gebruik maakt van zijn recht van parate executie. Anders dan [eisers] hebben aange-voerd, doet naar het oordeel van de voorzieningenrechter hetgeen in Polak-Wessels (deel IX, paragraaf 9126 en volgende) vermeld staat aan het vorenstaande niet af, nu daarin - voor zover thans relevant - het navolgende woordelijk vermeld staat:
'Ten aanzien van zekerheidsrechten werkt de schuldsaneringsregeling in beginsel niet. Art. 299 lid 3 bepaalt dit ten aanzien van vorderingen van separatisten, althans voor zover die vorderingen kunnen worden verhaald op de daartoe verbonden goederen. (...). Het is als een te ver gaande inbreuk op het wettelijke stelsel van zekerheidsrechten bevonden indien ook deze vorderingen integraal onder de werking van de schuldsaneringsregeling zouden worden gebracht (...)'.
Ofschoon de voorzieningenrechter voorshands met de bewindvoerder van oordeel is dat het weglaten van de eerste volzin van artikel 299 lid 3 Fw - in de parlementaire geschiedenis slechts toegelicht met 'De zinsnede dat de «schuldsaneringsregeling niet werkt ten aanzien van vorderingen welk door pand of hypotheek op een goed of goederen zijn gedekt», is bij nader inzien te strak geformuleerd. Daaraan doet niet af dat een pand- of hypotheekhouder in de wettelijke schuldsaneringsregeling een bijzondere positie toekomt doordat hij als separatist zijn rechten kan uitoefenen' - niet afdoet aan de (oorspronkelijke) bedoeling van de wetgever, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat deze bedoeling van de wetgever de mogelijkheid betreft voor de hypotheekhouder om zich als separatist op te stellen en niet dat de vordering van de hypotheekhouder in het geheel niet onder de schuldsaneringsregeling valt.
Op grond van het vorenstaande is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de vordering van Fortis onder de schuldsaneringsregeling valt en bij de beoogde afloop van de schuldsanering getroffen wordt door de schone lei. Met partijen is de voorzieningenrechter van oordeel dat dit uitgangspunt wordt versterkt door het wetsvoorstel 29 942, nu dit voorstel de ongewenste gevolgen daarvan ondervangt. In de toelichting bij de voorgestelde wijziging van artikel 303 Fw staat - voor zover thans relevant - immers het navolgende vermeld: 'Er zijn (...) situaties denkbaar waarin verkoop niet in het belang van de boedel is. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn indien de woonlasten in de koopwoning lager zijn dan ze zullen zijn na ver-koop en verhuizing naar een huurhuis en er geen overwaarde is. Artikel 303, eerste lid, staat er echter aan in de weg dat de schuldenaar de hypotheekrente blijft betalen. Er zijn momenteel rechtbanken die toestemming geven om in de woning te blijven wonen, de rente te betalen en via schuldvernieuwing na afloop van de schuldsaneringsregeling te voorkomen dat de hypotheekschuld onder de schone lei valt. Teneinde een en ander te vereenvoudigen, wordt deze praktijk gefaciliteerd door artikel 303 een uitzondering op te nemen voor de betaling van hypotheekrente. (...) Daarnaast is in artikel 358, vijfde lid, opgenomen dat een dergelijke hypotheek aan het einde van de schuldsaneringsregeling niet onder de schone lei valt'.
4.3 Gelet op het vorenstaande is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat Fortis, hangende het wetsvoorstel 29 942, een gerechtvaardigd belang heeft bij het zekerstellen van haar vorderingsrecht. Nu [eisers] ter zitting onweersproken hebben aangevoerd dat zij hun maandelijkse verplichtingen jegens Fortis voldoen, dat hun woonlasten thans lager zijn dan na verkoop en verhuizing naar een huurwoning en dat de woning een onderwaarde heeft terwijl het gevaar van de schone lei zich eerst op 10 november 2008 kan voordoen, is de voorzieningenrechter evenwel van oordeel dat bij afweging van de belangen van [eisers] bij uitstel van de openbare verkoop tegen de belangen van Fortis bij doorgang daarvan op 7 augustus 2006, de belangen van [eisers] dusdanig zwaar wegen dat het in strijd met de redelijkheid en billijkheid zou zijn om de openbare verkoop op 7 augustus 2006 door te laten gaan. De voorzieningenrechter is met [eisers] van oordeel dat hen thans niet kan worden tegengeworpen dat Fortis de executie reeds lange tijd geleden heeft aangekondigd, nu [eisers] afhankelijk zijn van de communicatie met de bewindvoerder en van de onderhandelingen tussen de bewindvoerder en Fortis terwijl [eisers] ter zitting onweersproken hebben aangevoerd de onderhavige procedure te hebben ingezet zodra zij kennis hadden van de aanzegging van de openbare verkoop. De vordering bedoeld in 3.1 onder a is derhalve toewijsbaar. Gelet op het vorenstaande en de werking van artikel 303 Fw staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter voorshands vast dat ook Fortis belang heeft bij de schuldvernieuwing. Nu de voorzieningenrechter uit de overgelegde correspondentie tussen de bewindvoerder en Fortis opmaakt dat de standpunten omtrent de (kosten van) schuldvernieuwing zijn verhard toen de bewindvoerder en Fortis in de hiervoor weergegeven (r.o. 4.2) principiële discussie terechtkwamen, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat [eisers] een gerechtvaardigd belang hebben bij de hiervoor in 3.1 onder b bedoelde vordering, zodat deze zal worden toegewezen.
4.4 Op grond van het vorenstaande zijn de vorderingen voor toewijzing vatbaar, behoudens de gevorderde uitvoerbaar verklaring op de minuut, nu [eisers] voor wie terstond na deze uitspraak een grosse beschikbaar zal zijn daarbij geen belang hebben.
4.5 Als de in het ongelijk gestelde partij zal Fortis worden veroordeeld in de proceskosten.
5. De beslissing in kort geding
De voorzieningenrechter:
schorst de parate executie door Fortis voor de duur van twee maanden en verbiedt Fortis de openbare verkoop van de woning, gelegen te [woonplaats] aan [adres], tijdens die duur voort te zetten of te doen voortzetten;
veroordeelt Fortis om per direct met de bewindvoerder in onderhandeling te treden over schuldvernieuwing onder de gebruikelijke condities;
bepaalt dat Fortis een dwangsom zal verbeuren van € 1.000,-- voor iedere dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat zij in gebreke zal blijven aan dit vonnis te voldoen;
bepaalt dat deze dwangsom vatbaar is voor matiging, voorzover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid daarvan;
veroordeelt Fortis in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eisers] bepaald op
€ 816,-- aan salaris van de procureur,
€ 84,87 aan dagvaardingskosten,
€ 168,-- aan in debet gesteld griffierecht,
€ 62,-- aan eigen bijdrage griffierecht,
derhalve € 1.148,87 in totaal, welk bedrag ingevolge artikel 243 Rv dient te worden voldaan aan de griffier van de rechtbank Dordrecht;
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad en op alle dagen en uren;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 augustus 2006.