ECLI:NL:RBDOR:2006:AY8216

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
14 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/500312-06
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man wegens bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

Op 14 september 2006 heeft de Rechtbank Dordrecht een 41-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De man werd schuldig bevonden aan bedreigingen met enig misdrijf tegen het leven gericht jegens zijn ex-vriendin, waarbij hij haar meerdere keren verbaal bedreigde met de dood. De bedreigingen vonden plaats na het beëindigen van hun relatie en waren vaak onder invloed van alcohol. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 8 mei 2006, 29 mei 2006 en 22 juli 2006 zijn ex-vriendin en haar huidige vriend bedreigde met een mes en dreigende uitspraken deed. De rechtbank concludeerde dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 15 maanden geëist, maar de rechtbank legde een lichtere straf op, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van de feiten op het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was, maar dat de ernst van de feiten een vrijheidsbenemende straf vereiste. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op voor de proeftijd, waaronder behandeling voor agressie en alcoholproblematiek.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Tegenspraak
Parketnummer : 11/500312-06
Parketnummers TUL : 11/710159-05 en 11/500067-06
Zittingsdatum : 31 augustus 2006
Uitspraak : 14 september 2006
VERKORT STRAFVONNIS
De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren in 1964,
wonende te [adres en woonplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zuid West – De Dordtse Poorten,
Kerkeplaat 25 te Dordrecht.
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij.
1. De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 08 mei 2006 te Papendrecht
[slachtoffer 1] (zijnde zijn, verdachtes, ex-vriendin) heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes, althans een scherp en/of
puntig voorwerp, (omhoog) in de lucht gestoken/gehouden en/of (gelijktijdig)
dat mes/voorwerp bewogen, althans dat mes/voorwerp aan die [slachtoffer 1] getoond
en/of (daarbij) voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd:
"Ik maak jullie alle twee kapot, het interesseert mij toch niets meer, want ik
ga toch dood." en/of "Ik heb nog twee weken. Het maakt mij toch niet uit en
jij komt nog wel." en/of heeft gezegd dat die [slachtoffer 1] ook dood zou gaan,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 29 mei 2006 te Papendrecht [slachtoffer 1] (zijn
verdachtes ex-vriendin) en/of [slachtoffer 2] (huidige vriend van [slachtoffer 1])
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een (brood)mes, althans een scherp
en/of puntig voorwerp aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] getoond en/of in de
lucht gehouden en/of naar voren gestoken en/of daarmee gezwaaid en/of
(daarbij) aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd:
"Ik maak je dood." en/of "Ik zal je/jullie neersteken." en/of "Je zal zelfs in
je graf geen rust vinden.",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 22 juli 2006 te Dordrecht (vanuit de P.I. Dordtse Poorten)
en/of Papendrecht, althans in Nederland,
[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend
(telefonisch) de woorden toegevoegd: "Je gaat d'r allemaal an. Het is er maar
één en dat is [slachtoffer 1].", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2. De voorvragen
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft -het ten laste gelegde bewezen achtend- een gevangenis-straf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens Stichting Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dat inhoudt het volgen van een agressieregulatietraining en het ondergaan van een behandeling gericht op de alcoholproblematiek.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd.
3.3 De vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [slachtoffer 1].
Zij vordert verdachte te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van EUR 600,-- ter zake van immateriële schadevergoeding.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering alsmede tot oplegging van de maatregel tot schadevergoeding.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4. De bewijsbeslissingen
4.1 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
1.
op 08 mei 2006 te Papendrecht [slachtoffer 1] (zijnde zijn, verdachtes, ex-vriendin) heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes
omhoog in de lucht gestoken/gehouden en (gelijktijdig)
dat mes/voorwerp bewogen en daarbij voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd:
"Ik maak jullie alle twee kapot, het interesseert mij toch niets meer, want ik
ga toch dood." en "Ik heb nog twee weken. Het maakt mij toch niet uit en
jij komt nog wel." En heeft gezegd dat die [slachtoffer 1] ook dood zou gaan,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
op 29 mei 2006 te Papendrecht [slachtoffer 1] (zijn verdachtes ex-vriendin) en [slachtoffer 2]
(huidige vriend van [slachtoffer 1]) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een broodmes die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] getoond en in de lucht gehouden en naar voren gestoken en daarmee gezwaaid en daarbij aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd:
"Ik maak je dood." en "Ik zal je/jullie neersteken." en "Je zal zelfs in
je graf geen rust vinden.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
op 22 juli 2006 te Dordrecht (vanuit de P.I. Dordtse Poorten)
en Papendrecht,
[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend
(telefonisch) de woorden toegevoegd: "Je gaat d'r allemaal an. Het is er maar
één en dat is [slachtoffer 1]."
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.2 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezenverklaarde levert op:
1. en 3., telkens:
BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT.
2. BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT,
MEERMALEN GEPLEEGD.
6. De strafbaarheid van de verdachte
6.1 Het rapport van de deskundige.
Uit het door drs. J.J. van der Weele, psycholoog NIP, opgemaakte rapport
d.d. 10 juli 2006 komt onder meer het navolgende naar voren - zakelijk weergegeven - :
In geval van verdachte kan worden gesproken van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een afhankelijkheid van alcohol en een gebrekkige ontwikkeling van deze geestvermogens in de zin van borderlinekenmerken, alsmede in meer algemene zin een gebrek aan basisvertrouwen in anderen en zijn omgeving. Betrokkene heeft uiteraard het besef dat zijn handelwijze strafbaar is, temeer daar hij nog in een proeftijd liep t.g.v. soortgelijke feiten. Vanwege enig onvermogen om zich ook overeenkomstig dit besef te gedragen zouden wij hem nochtans als licht verminderd toerekeningsvatbaarheid willen aanmerken.
6.2 Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank verenigt zich met de conclusie van voornoemd rapport op grond van de onderbouwing ervan. Zij is van oordeel dat op grond van het strafdos-sier, het verhandelde ter terechtzitting en het rapport van voor-noemde deskundige, voldoende vast is komen te staan dat de tenlas-te-ge-legde en bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan ver-dachte kunnen worden toegerekend.
Nu ook overigens uit het onderzoek ter terechtzitting geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, is verdachte strafbaar voor de door hem gepleegde fei-ten.
7. De redenen, die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Begin van dit jaar is de relatie tussen verdachte en zijn ex-vriendin door haar beëindigd. Sindsdien heeft verdachte ten opzichte van haar veelvuldig zeer irriterend en intimiderend gedrag vertoond. Helaas is het daarbij niet gebleven en is de situatie sinds mei danig geëscaleerd. Verdachte heeft vanaf die tijd namelijk tot driemaal toe zijn ex-vriendin verbaal bedreigd met de dood. Tweemal heeft hij om zijn woorden kracht bij te zetten ook een mes getoond en daarmee staan zwaaien. Ook de huidige vriend van het slachtoffer heeft hij bij gelegenheid met de dood bedreigd.
Als een rode draad door vrijwel alle genoemde gebeurtenissen loopt het feit dat verdachte regelmatig onder invloed is van (een flinke hoeveelheid) alcohol. Opmerkelijk is voorts dat verdachte door zijn beide vorige relaties eveneens is aangeklaagd voor soortgelijke feiten als de onderhavige. Hieruit blijkt verdachte’s bijzondere hardnekkigheid in persoonlijke relaties en het feit dat hij een afwijzing in de relatiesfeer nauwelijks kan verkroppen. Illustratief hiervoor is ook de wijze waarop verdachte - nadat zijn voorlopige hechtenis voor wat betreft het eerste delict was geschorst – kort daarop wederom en tot tweemaal toe op identieke wijze in de fout is gegaan. De laatste keer gebeurde dit vanuit de inrichting waar verdachte gedetineerd is.
De gepleegde delicten hebben een enorme impact gehad op het slachtoffer. Zij voelde zich niet meer veilig op straat en in haar eigen huis en leefde constant met stress en angst. Voor het slachtoffer is – naar haar eigen zeggen – de nachtmerrie nog niet ten einde omdat zij vreest voor het moment dat verdachte weer op vrije voeten komt.
De rechtbank rekent verdachte voornoemde feiten dan ook zwaar aan en is van oordeel dat gelet op de aard en de ernst van de strafbare feiten niet anders kan worden gereageerd dan door het opleggen van een vrij-heids-be-ne-mende straf.
Bij de bepaling van de duur van de straf houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze naar voren zijn gebracht in de over hem door de psycholoog Van der Weele, voornoemd, en BoumanGGZ te Rotterdam opgemaakte rapporten en zoals die ook overigens ter te-recht-zitting zijn geble-ken. Daarnaast houdt zij rekening met de vastgestelde licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Ten nadele van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte reeds eerder met politie, justitie en de strafrechter in aanraking is gekomen. Verdachte was in dat opzicht dan ook een meer dan gewaarschuwd mens.
Alles afwegend acht de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf van 12 maanden zonder meer passend en geboden. De rechtbank heeft met de psycholoog de indruk gekregen dat de kans op recidive zonder meer aanwezig is. Omdat zij het van groot belang acht dat de recidivekans zoveel mogelijk wordt beperkt en dat verdachte wordt begeleid, ondersteund en behandeld voor zijn agressieproblematiek en alcoholgebruik zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen en daaraan de bijzondere voorwaarde verbinden dat verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen te geven door of namens BoumanGGZ te Rotterdam. Eén en ander zal mede nadrukkelijk kunnen inhouden dat verdachte behandelingen dient te ondergaan voor wat betreft agressieregulatie en zijn alcoholgebruik. De rechtbank zal de proeftijd bij het voorwaardelijk op te leggen strafdeel stellen op DRIE jaren om verdachte er van te weerhouden na zijn invrijheidstelling opnieuw soortgelijke feiten te plegen en om een succesvolle behandeling mogelijk te maken. De gebruikelijke proeftijd van twee jaren strekt naar het oordeel van de rechtbank daarbij tot onvoldoende waarborg.
Met dit alles beoogt de rechtbank de verdachte een mogelijkheid te bieden om te werken aan zijn problematiek. Voor het geval verdachte deze kans niet met beide handen aangrijpt en doorgaat met het plegen van (soortgelijke) strafbare feiten, dient hij rekening te houden met de mogelijkheid dat een rechtbank dit laat meewegen bij de beoordeling van dergelijke toekomstige strafbare feiten.
7.2 De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij is ontvankelijk is haar vordering, nu aan verdachte een straf of maatregel wordt opgelegd en aan haar rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezen verklaarde feit.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de door het bewezen verklaarde strafbare feit toegebrachte schade.
De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde strafbare feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de impact die deze hebben gehad op de benadeelde partij.
Op grond van het vorengenoemde zal de rechtbank de gevorderde immateriële schade naar billijkheid toewijzen tot het gevorderde bedrag.
Naast toewijzing van deze civiele vordering zal de rechtbank als extra waarborg voor de schadevergoeding tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
7.3 De overige beslissingen
De vorderingen tot tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling
Verdachte is door de politierechter in deze rechtbank bij onherroepelijk geworden vonnissen van 25 april 2005 onder parketnummer 11/710159-05 en van 28 februari 2006 onder parketnummer 11/500067-06 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met bevel dat deze straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt respectievelijk tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met bevel dat een gedeelte van deze straf groot 3 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of niet heeft nageleefd de opgelegde bijzondere voorwaarde. De proeftijden zijn ingegaan op 10 mei 2005 respectievelijk 15 maart 2006.
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk oplegde straffen gevorderd. Kopieën van de vorderingen zijn als bijlagen 3 en 4 aan dit vonnis gehecht en maken hiervan deel uit.
De verdediging heeft gepleit voor afwijzing van de vordering voor zover het betreft parketnummer 11/710159-05 omdat aan deze veroordeling een geheel andersoortig strafbaar feit ten grondslag zou liggen.
Uit hetgeen hiervoor onder 4. en 5. is overwogen blijkt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijden heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Hij heeft derhalve de algemene voorwaarde niet nageleefd.
De rechtbank ziet daarin voldoende aanleiding om de tenuitvoerlegging van de beide voorwaardelijke veroordelingen te gelasten.
8. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf en maatregel, de schadevergoedingsmaatregel en de tenuitvoerleggingen zijn gegrond op de volgende wettelijke voorschriften:
artikelen 14a (nieuw), 14b, 14c, 14d, 14g, 36f, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld onder 4.1 van dit vonnis;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5. vermelde strafbare feiten oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens die feiten tot:
een GEVANGENISSTRAF voor de duur van TWAALF (12) MAANDEN;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf , te weten VIER (4) MAANDEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd die wordt bepaald op DRIE JAREN, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of niet heeft nageleefd de hierna te melden bijzondere voorwaarde;
stelt daarbij als BIJZONDERE VOORWAARDE dat de veroordeel-de zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzin-gen, hem te geven door of namens BoumanGGZ te Rotterdam, zolang deze instel-ling dat nodig oordeelt, ook als dat inhoudt:
I. het ondergaan van een behandeling/training gericht op agressieregulatie;
II. het ondergaan van een behandeling dan wel verdere begeleiding gericht op de alcoholproblematiek;
één en ander zoals geadviseerd door de psycholoog in zijn rapport van 10 juli 2006 en BoumanGGZ in haar rapport van 31 augustus 2006; voor wat betreft de duur van de behandeling/training, geldt in het kader van deze bijzondere voorwaarde maximaal de duur van de proeftijd of zoveel korter als door de betreffende instelling noodzakelijk wordt geoordeeld;
verstrekt aan voornoemde instelling de opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de nale-ving van deze bijzondere voorwaarden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuit-voerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
veroordeelt verdachte om tegen kwijting te betalen aan [slachtoffer 1] een bedrag van EUR 600,-- (zeshonderd euro), met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot deze uitspraak begroot op nihil;
legt op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van EUR 600,-- (zeshonderd euro) ten behoeve van [slachtoffer 1].
beveelt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt -onder handhaving van voormelde verplichting- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 12 dagen;
bepaalt dat de voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 25 april 2005 onder parketnummer 11/710159-05, te weten een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 1 WEEK;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 28 februari 2006 onder parketnummer 11/500067-06, te weten: een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 3 MAANDEN.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M.A. Hinfelaar, voorzitter,
mr. W.P.M. Jurgens en mr. W.J.M. Diekman, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Gaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 september 2006.