ECLI:NL:RBDOR:2006:AX9715

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
28 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
62939 / HA ZA 06-2033
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in geschil onder arbitragebeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 28 juni 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen de curator van Tec.Tec Holland B.V. en Mourik Vlissingen B.V. De curator, mr. Johan Wind, vorderde betaling van een bedrag van € 57.858,05 van Mourik, dat voortvloeide uit een raamovereenkomst tussen Tec.Tec en Mourik. Mourik heeft echter in een incident aangevoerd dat de rechtbank onbevoegd is om van het geschil kennis te nemen, omdat er een arbitragebeding van toepassing is. De rechtbank heeft het procesverloop in acht genomen, waaronder de dagvaarding en de conclusies van beide partijen. De curator heeft betwist dat er sprake is van een geschil dat onder het arbitragebeding valt, terwijl Mourik zich op het standpunt heeft gesteld dat het geschil door middel van arbitrage moet worden beslecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de raamovereenkomst tussen Tec.Tec en Mourik een arbitragebeding bevatte en dat ook de curator aan dit beding gebonden is. De rechtbank heeft geoordeeld dat het geschil tussen partijen moet worden aangemerkt als een geschil als bedoeld in het arbitragebeding, waardoor de rechtbank zich onbevoegd heeft verklaard om van de hoofdzaak kennis te nemen. De incidentele vordering van Mourik is toegewezen, en de curator is veroordeeld in de kosten van het geding. Dit vonnis is uitgesproken door mr. C. van Steenderen-Koornneef.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer: 62939 / HA ZA 06-2033
vonnis van de enkelvoudige kamer van 28 juni 2006
in de zaak van
mr. Johan WIND,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Tec.Tec Holland B.V.,
wonende en kantoorhoudende te Middelburg,
uitdrukkelijk woonplaats kiezende te Gorinchem,
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
procureur mr. A. Dunsbergen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MOURIK VLISSINGEN B.V.,
gevestigd te Groot-Ammers, gemeente Liesveld,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
procureur: mr. V.J. Groot.
Partijen worden hieronder aangeduid als de curator en Mourik. De gefailleerde wordt hieronder aangeduid als Tec.Tec.
1. Het procesverloop
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
- dagvaarding van 22 december 2005,
- incidentele conclusie houdende de exceptie van onbevoegdheid,
- conclusie van antwoord in het incident,
- conclusie van repliek in het incident,
- conclusie van dupliek in het incident,
- de door beide partijen overgelegde producties.
2. De vordering in de hoofdzaak
2.1. De curator vordert in de hoofdzaak Mourik te veroordelen tot betaling aan de curator, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, van een bedrag van
€ 57.858,05, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2005 tot de dag van de algehele voldoening en met veroordeling van Mourik in de kosten van het geding. Hij stelt daartoe het volgende.
2.2 Tussen Tec.Tec en Mourik is een overeenkomst gesloten uit hoofde waarvan Tec.Tec als uitzendbureau arbeidskrachten aan Mourik ter beschikking heeft gesteld. Op grond van deze overeenkomst is Mourik een bedrag van € 57.858,05 aan Tec.Tec verschuldigd. De curator, als zodanig benoemd bij vonnis van de rechtbank Middelburg van 6 april 2005 waarbij het faillissement van Tec.Tec is uitgesproken, maakt thans aanspraak op betaling van de door Mourik aan Tec.Tec verschuldigde bedragen. Mourik beroept zich ter zake op verrekening, voortvloeiende uit een overeenkomst van 4 augustus 2004 tussen Service-Bureau Zuidgeest I B.V., hierna te noemen Zuidgeest, en Eres Holding B.V., hierna te noemen Eres. De curator heeft bij brief van 20 juli 2005 de vernietiging ex artikel 42 Faillissementswet van laatstgenoemde overeenkomst ingeroepen. Mourik heeft - hoewel geen partij bij de overeenkomst - de vernietiging niet erkend.
3. De vordering in het incident
3.1. Mourik vordert in het incident dat deze rechtbank zich onbevoegd verklaart van het geschil tussen partijen kennis te nemen, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van de curator in de kosten van het geding. Zij stelt daartoe het volgende.
3.1.1 Op 23 september 2002 is tussen Mourik Services B.V. en Tec.Tec een overeenkomst, hierna te noemen de raamovereenkomst, gesloten. In artikel 2 lid 1 vierde gedachtestreepje zijn de algemene voorwaarden van bedrijven behorende bij De [deel bedrijfsnaam] & Co. Holding B.V., hierna te noemen de algemene voorwaarden, van toepassing verklaard. In artikel II.12.1 is een arbitragebeding opgenomen, luidende "De rechtsverhouding tussen Mourik (toevoeging rechtbank: bedoeld is [deel bedrijfsnaam] & Co. Holding B.V.) en wederpartij wordt beheerst door het Nederlands recht. Alle geschillen, waaronder die welke slechts door één der partijen als zodanig wordt beschouwd, tussen partijen ontstaan, zullen worden beslecht door arbitrage overeenkomstig de regelen beschreven in de statuten van de Raad van Arbitrage voor bouwbedrijven in Nederland.". De raamovereenkomst is blijkens de algemene voorwaarden van toepassing op alle opdrachten waarbij bedrijven behorende tot De [deel bedrijfsnaam] & Co. Holding B.V. zowel afzonderlijk als gezamenlijk goederen of diensten betrekken van een derde of aan die wederpartij anderszins een opdracht verstrekken. De raamovereenkomst is derhalve ook van toepassing op de levering van arbeidskrachten door Mourik aan Tec.Tec.
3.1.2 Nu Tec.Tec en Mourik blijkens het voorgaande hebben afgesproken dat al hun geschillen door middel van arbitrage zullen worden beslecht en de curator ook aan deze afspraak is gebonden, is deze rechtbank niet bevoegd van het geschil in de hoofdzaak kennis te nemen.
Het verweer
3.2. De conclusie van de curator strekt tot afwijzing van de incidentele vordering van Mourik, met veroordeling van Mourik in de kosten van het incident. Hij voert daartoe het volgende aan.
3.2.1. De curator vordert in de hoofdzaak Mourik te veroordelen tot betaling van hetgeen zij uit hoofde van de raamovereenkomst van 23 september 2002 aan Tec.Tec verschuldigd is. Op de raamovereenkomst zijn de algemene voorwaarden van toepassing. Mourik heeft de hoogte, noch de grondslag van de vordering in de hoofdzaak betwist. Zij beroept zich slechts op verrekening uit hoofde van de overeenkomst van 4 augustus 2004. De kern van het geschil in de hoofdzaak is of Mourik zich op laatstgenoemde overeenkomst kan en mag beroepen en daarbij speelt de raamovereenkomst van 23 september 2002 geen rol.
3.2.2. Subsidiair voert de curator aan dat het beroep van Mourik op het arbitragebeding in de algemene voorwaarden onder de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
3.2.3. Tenslotte stelt de curator zich op het standpunt dat het beroep van Mourik op verrekening slechts betrekking heeft op de uitleg van de algemene voorwaarden en niet op de kwaliteit van de door Tec.Tec geleverde diensten of de hoogte van de vordering. Mourik heeft geen belang om het geschil ter zake van het beroep op verrekening door middel van arbitrage te laten beslechten. Mourik heeft ook niet eerder te kennen gegeven dat zij van mening is dat deze rechtbank niet bevoegd is van het geschil in de hoofdzaak kennis te nemen.
De nadere stellingen aan de zijde van Mourik
3.3.1. De curator betwist niet dat de rechtsbetrekking waarop de vordering in de hoofdzaak is gebaseerd wordt beheerst door de raamovereenkomst van 23 september 2002, noch dat op die raamovereenkomst de algemene voorwaarden van toepassing zijn en dat daarin een arbitragebeding is opgenomen. Om te beoordelen of de vordering van de curator in de hoofdzaak gegrond is zal nagegaan moet worden of de in de hoofdzaak te voeren verweren al dan niet doel treffen. De verweren maken de vordering tot een geschil dat, op grond van het arbitragebeding, dient te worden beslecht door middel van arbitrage.
3.3.2. De curator heeft verzuimd feiten en omstandigheden aan te voeren die het beroep van Mourik op het arbitragebeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar maken.
3.3.3. Mourik en Tec.Tec zijn arbitrage overeengekomen met betrekking tot alle geschillen en niet slechts de geschillen die verband houden met de kwaliteit van de door Tec.Tec geleverde diensten of de hoogte van de vordering. Ook de curator is aan het arbitragebeding gebonden. Dat de curator arbitrage minder geschikt acht om het geschil te beslechten of dat Mourik niet reeds in de buitengerechtelijke correspondentie op het arbitragebeding heeft gewezen, doet hieraan niet af.
De nadere stellingen aan de zijde van de curator
3.4.1. De vordering van de curator in de hoofdzaak is gebaseerd op de raamovereenkomst van 23 september 2002, waarop de algemene voorwaarden van toepassing zijn. Desalniettemin dient het beroep op onbevoegdheid van de rechtbank te worden verworpen.
3.4.2. Nu de hoogte van de vordering door Mourik niet wordt betwist, is de raamovereenkomst (inhoudelijk) niet aan de orde.
3.4.3. Ook Mourik erkent dat de vraag of Mourik zich kan en mag beroepen op de overeenkomst van 4 augustus 2004 de kern van het geschil tussen partijen in de hoofdzaak is. Op de overeenkomst van 4 augustus 2004 zijn de algemene voorwaarden niet van toepassing.
3.4.4. Tenslotte stelt de curator zich op het standpunt dat het beroep van Mourik op het arbitragebeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, omdat het beding (materieel) niets met de vordering in de hoofdzaak te maken heeft. Mourik heeft ook niet aangetoond welk rechtens te respecteren belang zij heeft bij arbitrage.
4. De beoordeling in het incident
4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat de vordering van de curator in de hoofdzaak is gebaseerd op de raamovereenkomst tussen Mourik Services B.V. en Tec.Tec van 23 september 2002 en dat op die raamovereenkomst de algemene voorwaarden van toepassing zijn. Mourik stelt zich op het standpunt dat het geschil tussen partijen in de hoofdzaak beslecht dient te worden door middel van arbitrage. De curator heeft dit standpunt gemotiveerd betwist, ondermeer door te stellen dat de raamovereenkomst inhoudelijk niet aan de orde is omdat Mourik de vordering in de hoofdzaak niet betwist. Volgens de curator is dan ook geen sprake van een geschil als bedoeld in het arbitragebeding. Echter, dit staat naar het oordeel van de rechtbank nog geenszins vast. Ter onderbouwing van de juistheid van zijn stelling verwijst de curator naar een door Mourik Services B.V. aan hem gezonden brief d.d. 7 april 2005, waaruit volgens de curator blijkt dat Mourik de hoogte en de grondslag van het in de hoofdzaak gevorderde niet betwist. Echter, de rechtbank is van oordeel dat de enkele stelling van Mourik Services B.V. in genoemde brief, luidende "(...)De bedragen die Mourik Services zal zijn verschuldigd wordt thans opgemaakt en zullen volgens voornoemde bepaling (toevoeging rechtbank: bedoeld is de in de overeenkomst van 4 augustus 2004 opgenomen verrekeningsbevoegdheid) worden verrekend.", onvoldoende is om daaraan de conclusie te verbinden dat Mourik de vordering in de hoofdzaak niet betwist of dat het beroep op verrekening het enige verweer in de hoofdzaak zal zijn. Mourik heeft zich ook het recht voorbehouden een conclusie van antwoord in de hoofdzaak te nemen. Bovendien stelt Mourik uitdrukkelijk dat sprake is van een geschil als bedoeld in het arbitragebeding. Uit de bewoordingen van het arbitragebeding volgt dat ook sprake is van een geschil wanneer slechts één van partijen het geschil als zodanig beschouwt. Gelet op het voorgaande dient het geschil tussen partijen in de hoofdzaak te worden aangemerkt als een geschil als bedoeld in het arbitragebeding, zodat dit geschil dient te worden beslecht door middel van arbitrage. Dat Mourik zich in de buitengerechtelijke correspondentie niet eerder op het arbitragebeding heeft beroepen maakt dit niet anders.
4.2. Dat het beroep van Mourik op het arbitragebeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, is niet gebleken. De curator heeft voorts onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd ter rechtvaardiging van zijn standpunt dat Mourik geen belang heeft bij arbitrage.
4.3. Gelet op al het voorgaande is deze rechtbank niet bevoegd van het geschil tussen partijen in de hoofdzaak kennis te nemen. De incidentele vordering van Mourik wordt derhalve toegewezen. Hetgeen partijen overigens nog ter zake hebben gesteld behoeft in het licht van het voorgaande geen bespreking meer.
4.4. Als de in het ongelijk gestelde partij zal de curator behalve de kosten van het incident ook die in de hoofdzaak moeten dragen, nu deze beslissing tevens een eindvonnis in de hoofdzaak inhoudt..
5. De beslissing
De rechtbank:
in het incident:
wijst de vordering toe;
in de hoofdzaak:
verklaart zich onbevoegd van het geschil kennis te nemen;
in het incident en in de hoofdzaak:
veroordeelt de curator in de kosten van het geding, aan de zijde van Mourik tot aan deze uitspraak begroot op € 1.275,-- aan griffierecht en € 452,-- aan salaris van de procureur;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 28 juni 2006.