ECLI:NL:RBDOR:2006:AX3757

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
19 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
178553 HA VERZ 06-261
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst met hogere vergoeding door werkgever als gevolg van reorganisatie en niet goed functioneren

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Dordrecht op 19 mei 2006 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen ABX Logistics Eurocargo (Nederland) B.V. en een werknemer, verweerder. De werkgever, ABX Logistics, heeft het verzoek ingediend op basis van een gewichtige reden, namelijk een reorganisatie en het niet goed functioneren van de werknemer. De werknemer, die sinds 1993 in dienst was en tevens voorzitter van de ondernemingsraad, heeft zich verzet tegen de ontbinding en betwist dat hij niet goed functioneerde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de reorganisatie een feit is, maar dat de werkgever niet voldoende heeft onderbouwd dat de werknemer niet goed functioneerde. Er zijn geen negatieve beoordelingen of verbetertrajecten geweest, en de werknemer heeft zelfs eerder positieve feedback ontvangen. De kantonrechter oordeelt dat de werkgever een situatie heeft geschapen waarin de werknemer geen functie meer kan vervullen, wat leidt tot de conclusie dat een hogere vergoeding dan de neutrale vergoeding gerechtvaardigd is. De kantonrechter kent een vergoeding van € 69.780,-- toe aan de werknemer, die dient ter compensatie van het inkomstenverlies. De werkgever wordt in de proceskosten veroordeeld en krijgt de mogelijkheid om het verzoek tot ontbinding in te trekken tot 31 mei 2006.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector kanton
Locatie Dordrecht
kenmerk: 178553 HA VERZ 06-261
beschikking van de kantonrechter te Dordrecht van 19 mei 2006
inzake het verzoek van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ABX Logistics Eurocargo (Nederland) B.V.,
gevestigd te Zwijndrecht,
gemachtigde mr. A. Swets,
verzoekende partij,
tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met
[…],
wonende te […],
gemachtigde mr. J.J. van Vliet,
verwerende partij.
Verloop van de procedure
De kantonrechter beslist op de volgende processtukken:
1. het verzoekschrift dat ter griffie is binnengekomen op 14 april 2006;
2. het verweerschrift;
3. de overgelegde producties,
4. de pleitnotities van mr. A. Swets
De behandeling van het verzoekschrift is bepaald op 9 mei 2006.
Partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtig-den.
De gemachtigden hebben hun standpunten nog mondeling nader toege-licht.
De feiten en de standpunten van partijen
Verweerder, thans 45 jaren oud, is op 1 juli 1993 bij verzoekster, althans bij haar rechtsvoorgangster, in dienst getreden en oefent daar laatstelijk de functie van Front Office Operator uit. Hij verdient thans € 2779,-- per maand bruto, exclusief 8% vakantietoeslag.
Verweerder is sinds 1998 lid en thans voorzitter van de ondernemingsraad van verzoekster.
Verzoekster vraagt, op grond van een gewichtige reden, de ontbinding van de tussen haar en verweerder bestaande arbeidsovereenkomst De gewichtige reden betreft veranderingen in de omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.
Verzoekster heeft ter onderbouwing van haar verzoek het volgende aangevoerd:
- Na een in september 2005 verkregen positief advies van de OR en na overeenstemming met de vakverenigingen heeft verzoekster, eveneens na een melding ingevolge de Wet Melding Collectief Ontslag, onder toepassing van een Sociaal Plan in haar concern een reorganisatie doorgevoerd.
- In het Sociaal Plan is voor werknemers die op, als gevolg van de reorganisatie bij verzoekster gecreëerde, nieuwe functies willen solliciteren, voorzien in een zogenoemde assessment-procedure bij een buitenstaander (het bureau Hudson).
- Een door de bestuurders van verzoekster en de OR (met verweerder als voorzitter) gezamenlijk aangestelde selectiecommissie is er mee belast om vervolgens, n.a.v. de uitkomsten van die assessments en een al eerder verkregen beeldvorming omtrent geschiktheid een beslissing over de eventuele aanstelling van de betrokkene te nemen.
- Voor het toezicht op de uitvoering van het Sociaal Plan (interpretatievraagstukken, klachten, toepassing hardheidsclausule etc.) is een onafhankelijke begeleidingscommissie ingesteld.
- Aangezien de eigen functie van verweerder was komen te vervallen, heeft hij twee assessments doorlopen ten behoeve van de functies Front Office Operator (de eigen oorspronkelijke functie) en Team Leader.
- Voor eerstgenoemde functie heeft het assessmentbureau verweerder ongeschikt, maar voor de tweede functie geschikt geacht.
- De selectiecommissie heeft vervolgens echter aan de directie geadviseerd dat verweerder voor beide functies ongeschikt is.
- Onder aanbieding van de functie van Loodsbaas, welke functie vroeger ook al door verweerder was uitgeoefend, is aan verweerder in oktober 2005 door de directie van verzoekster medegedeeld dat ook zij van oordeel is dat hij voor de beide functies ongeschikt is. Verweerder heeft de functie van Loodsbaas geweigerd.
- Kort daarop is aan verweerder ook nog een HR-functie op het gebied van Arbo en veiligheid aangeboden, maar verweerder heeft ook die functie geweigerd.
- Verweerder heeft na kennisname van het advies van de selectiecommissie en het besluit van de directie bedreigingen jegens enkele managers van verzoekster geuit met het gevolg dat één manager aangifte daarvan bij de politie heeft gedaan.
- Verweerder is bij brief van 31 oktober 2005 conform de bepalingen van het Sociaal Plan door verzoekster boventallig verklaard en aan hem is een beëindigingsvoorstel van de arbeidsovereenkomst, wederom conform het Sociaal Plan gedaan.
- Ter zake van de bedreiging is door verzoekster aan verweerder een mediationtraject voorgesteld, welke mediation niet tot succes heeft geleid.
- Bij brief van 15 november 2005 heeft verweerder bezwaar tegen zijn boventalligverklaring gemaakt.
- Bij brief van 5 december 2005 heeft verzoekster (nogmaals) aan verweerder uiteengezet waarom hij voor de beide functies waaraan een assessment was verbonden niet geschikt is geacht.
- Voor de functie van Front Office Operator niet vanwege zijn denkniveau en een tekort aan planmatigheid en voortgangscontrole, maar (ook volgens de selectiecommissie) omdat sommige klanten niet met verweerder willen werken en zijn reacties onvoorspelbaar zijn.
- Voor de andere functie Teamleader niet, omdat verweerder persoonlijke accenten niet kan relativeren en daardoor niet de juiste prioriteiten kan stellen.
- Verzoekster is op grond van al deze elementen van oordeel dat een voortzetting van het dienstverband ongewenst is.
- Aan verweerder is nog door verzoekster een outplacementtraining aangeboden, die door verweerder is aanvaard.
- Bij brief van 15 december 2005 heeft verweerder bij de begeleidingscommissie bezwaar gemaakt tegen zijn boventalligverklaring, welk bezwaar bij brief van 16 januari 2006 door die commissie gegrond is verklaard.
Verzoekster heeft het oordeel van de begeleidingscommissie echter niet overgenomen en als oordeel uitgesproken dat van een vruchtbare samenwerking in de toekomst geen sprake meer zal kunnen zijn.
Verweerster heeft het volgende als verweer aangevoerd:
- Hij erkent de noodzaak tot reorganisatie bij verzoekster.
- De procedure bij de selectiecommissie na gehouden assessment vormt geen onderdeel van de procedure in het Sociaal Plan en dient buiten beschouwing te blijven.
- Het externe bureau heeft verweerder in ieder geval voor de functie van Teamleader geschikt geacht, waarna anciënniteit het criterium voor toedeling van die functie had behoren te zijn.
- De door de selectiecommissie aangelegde criteria m.b.t. het niet goed functioneren van verweerder zijn uiterst subjectief.
- Verweerder is nooit eerder op slecht functioneren aangesproken, heeft geen negatieve beoordelingen en/of verbetertrajecten gehad en is zelfs nog bij brief van 22 juni 2005 door verzoekster geprezen.
- Verweerder sluit bepaald niet uit dat zijn optreden als voorzitter van de OR, waarin met een bepaalde felheid moet worden geacteerd, is meegewogen bij zijn beoordeling als werknemer, zoals die door de selectiecommissie en de directie is geschied.
- De functie van Loodsbaas heeft hij welwillend in overweging genomen, maar hij heeft pas een besluit willen nemen na afwikkeling van zijn bezwaren tegen de weigering tot benoeming in de twee functies na assessment. Verzoekster was van dat voorbehoud op de hoogte.
- De HR-functie is van de zijde van verzoekster nooit verder geconcretiseerd en dus evenmin door verweerder afgewezen.
- De bedreigingen zijn geuit, maar nadien is alles bijgelegd en de functies van Loodsbaas en HR-medewerker Arbo en veiligheid zijn daarna nog gewoon aan de orde geweest.
- De begeleidingscommissie heeft geadviseerd om de bezwaren van verweerder tegen de boventalligverklaring gegrond te verklaren en is er van uitgegaan dat verweerder wel voor de beide functies waarvoor assessment nodig was in aanmerking kon komen.
Beoordeling
De kantonrechter heeft zich ervan vergewist of het verzoek verband houdt met het bestaan van een opzegverbod.
Niet is gebleken dat de voorgestelde beëindiging verband houdt met de OR-functie die verweerder bekleedt.
De grondslag voor de gevraagde ontbinding is reorganisatie en het niet goed functioneren van verweerder, zodat hij niet herplaatst kan worden.
De reorganisatie is een onbetwist feit, maar het niet goed functioneren van verweerder is op geen enkele wijze door verzoekster onderbouwd.
Er zal er hierna dan ook niet van worden uitgegaan dat verweerder niet goed heeft gefunctioneerd, althans dat dit is gebeurd op een relevante voor verweerder kenbare wijze, nu beoordelingen, functioneringsgesprekken, verbetertrajecten van de zijde van verzoekster achterwege zijn gebleven.
Het stond verzoekster dus bepaald niet vrij om een zo zware grond als slecht functioneren jegens verweerder bij zowel de beoordeling over de aanstelling in de twee functies na assessment als ook voor de thans verzochte ontbinding te hanteren.
De stelling van eiseres dat verweerder mitsdien als boventallig moet worden aangemerkt en aldus conform het Sociaal Plan zal moeten worden behandeld wordt op grond van het voorgaande verworpen.
Dat de bedreigingen van verweerder, zoals door verzoekster betoogd, uiteindelijk een verstoring van de arbeidsverhouding voor de toekomst opleveren, is niet onbegrijpelijk, maar onvoldoende is komen vast te staan dat die bedreigingen in de periode na het uiten ervan door verzoekster als zo blijvend zwaarwegend zijn aangemerkt dat dit toen al een verdere samenwerking in de weg stond. Immers zouden dan toch de functies van Loodsbaas en HR-medewerker Arbo en veiligheid ook niet meer aan verweerder zijn aangeboden.
Onvoldoende is echter komen vast te staan dat er thans bij verzoekster nog functies voor handen zijn, waar verweerder in zou kunnen worden aangesteld.
De gevraagde ontbinding zal derhalve als onvermijdelijk worden toegewezen met dien verstande dat er rekening mee zal worden gehouden dat verzoekster een situatie voor verweerder heeft geschapen die een hogere vergoeding dan de neutrale vergoeding rechtvaardigt.
De kantonrechter acht in dit geval een vergoeding van € 69.780,-- passend en geboden.
Deze vergoeding dient om het inkomstenverlies van verweerder op te vangen indien hij elders met een lager betaalde betrekking genoe-gen dient te nemen, dan wel moet terugvallen op een uitke-ring krachtens enige sociale wetgeving. Het netto-equivalent van voormelde vergoeding dient ineens en geheel ter vrije beschikking van verweerder te komen.
Aan verzoekster wordt tot en met dinsdag 31 mei 2006 de mogelijkheid geboden het verzoek in te trekken nu aan de ontbinding een vergoeding wordt verbonden.
Verzoekster zal in de kosten worden veroordeeld.
Beslissing
De kantonrechter:
stelt partijen in kennis van het voornemen de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden waarbij aan verweerder een vergoeding ten laste van verzoekster wordt toegekend;
stelt verzoekster in de gelegenheid tot en met dinsdag 31 mei 2006 het verzoek in te trekken.
In het geval verzoekster van deze bevoegdheid gebruik maakt:
veroordeelt verzoekster in de proceskosten, in deze procedure aan de zijde van verweerder gevallen, welke kosten tot op deze beslissing zijn bepaald op
€ 500,-- voor salaris van de gemachtigde van verweerder.
In het geval verzoekende partij van deze bevoegdheid geen gebruik maakt:
ontbindt de overeenkomst van partijen met ingang van 1 juni 2006;
kent aan verweerder ten laste van verzoekster een vergoeding toe van
€ 69.780,-- bruto;
verstaat dat het netto-equivalent van voormeld brutobedrag dient te zijn voldaan uiterlijk binnen twee weken nadat onherroepelijk is komen vast te staan dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen door deze beschikking is ontbonden;
veroordeelt verzoekster in de proceskosten, in deze procedure aan de zijde van verweerder gevallen, welke kosten tot op deze beslissing zijn bepaald op € 500,-- voor salaris van de gemachtigde van verweerder.
Deze beslissing is gegeven door mr. E.D. Rentema, kanton-rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 mei 2006 , in aanwezigheid van de griffier.