ECLI:NL:RBDOR:2006:AX1888

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
11 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
176337 CV EXPL 06-1341
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en nietigheid borgstelling in faillissement

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Dordrecht op 11 mei 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Maatschap Van Houwelingen en de curator van de failliete besloten vennootschap Excellent Wood B.V. Eiseres, de Maatschap Van Houwelingen, vorderde betaling van huurachterstand van de vennootschap, die op 22 februari 2006 failliet was verklaard. De huurachterstand bedroeg € 7.524,50 tot 1 maart 2006. De kantonrechter oordeelde dat de vordering tot betaling van de huurachterstand tot de datum van faillissement niet ontvankelijk was, omdat deze vorderingen op grond van de Faillissementswet alleen door aanmelding ter verificatie konden worden ingesteld. Dit leidde tot de niet-ontvankelijkheid van eiseres voor dit deel van de vordering.

Daarnaast werd de huurovereenkomst ontbonden, omdat de huurachterstand na de faillietverklaring ook toewijsbaar was. De rechter oordeelde dat de persoonlijke borgstelling van gedaagde sub 2, die zich garant had gesteld voor de huurverplichtingen van de vennootschap, niet geldig was. Dit omdat gedaagde sub 2 geen toestemming had gekregen van zijn echtgenote, gedaagde sub 3, voor deze borgstelling. De kantonrechter concludeerde dat de handtekening op de borgstelling niet van gedaagde sub 3 afkomstig was, waardoor zij met succes een beroep op de nietigheid van de borgstelling kon doen.

De vordering van eiseres tegen gedaagden sub 2 en 3 werd afgewezen, terwijl gedaagde sub 1, de vennootschap, werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak bevatte ook bepalingen over de ontruiming van de bedrijfsruimte door gedaagde sub 1 en de betaling van huur door gedaagde sub 1 aan eiseres. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector kanton
Locatie Dordrecht
kenmerk: 176337 CV EXPL 06-1341
vonnis van de kantonrechter te Dordrecht van 11 mei 2006
in de zaak van:
de maatschap naar burgerlijk recht Maatschap Van Houwelingen,
gevestigd te Alblasserdam,
eiseres,
gemachtigde gerechtsdeurwaarders P. Krebbers en A.J. de Jong
tegen:
mr. M.R. Dill, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap Excellent Wood B.V.,
kantoorhoudende te Hendrik Ido Ambacht, de Schoof 94,
gedaagde 1,
die niet is verschenen, noch om uitstel heeft verzocht
en
[…],
wonende te […],
gedaagde 2,
gemachtigde H. de Jager
en
[…],
wonende te […],
gedaagde 3,
gemachtigde H. de Jager.
Verloop van de procedure
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. de dagvaarding van 28 februari 2006;
2. de conclusie van antwoord;
3. de conclusie van repliek;
4. de conclusie van dupliek;
5. de overgelegde producties.
Omschrijving van het geschil
Als gesteld door de ene partij en niet, althans in onvoldoende mate, weersproken door de andere partij, wordt van het volgende uitgegaan.
Eiseres heeft aan Excellent Wood B.V., hierna te noemen ‘de vennootschap,’ verhuurd de bedrijfsruimte ter grootte van circa 250m2 aan de Van Hennaertsweg 21 te Alblasserdam, tegen een huurprijs van laatstelijk € 1.261,90 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
De vennootschap heeft een huurachterstand laten ontstaan van € 7.524,50 tot 1 maart 2006 waarvoor zij door en namens eiseres is aangemaand.
Gedaagde sub 2 heeft zich op 16 februari 2005 in privé garant gesteld voor de nakoming van de betalingsverplichting van de vennootschap ten aanzien van de huurpenningen.
Eiseres heeft ten laste van de vennootschap conservatoir beslag gelegd op een aantal roerende zaken, ten laste van gedaagden sub 1 en 2 op een viertal bankrekeningen en ten laste van gedaagde sub 2 op een onroerende zaak.
Tot zover de vaststaande feiten.
Eiseres vordert in deze procedure ontbinding van de huurovereenkomst met nevenvorderingen. Tevens vordert eiseres een bedrag van € 7.524,50 aan huurachterstand, € 1.200,- aan buitengerechtelijke kosten en € 1.542,18 aan beslagkosten.
Gedaagde sub 1 heeft geen verweer gevoerd.
Gedaagden sub 2 en 3 hebben als verweer aangevoerd dat gedaagde sub 3 haar echtgenoot, gedaagde sub 2, nimmer schriftelijke toestemming heeft verleend voor het aangaan van een persoonlijke borgstelling, zodat zij op grond van artikel 1:89 BW de nietigheid hiervan inroept. Gedaagden sub 2 en 3 betwisten de authenticiteit van de handtekening van gedaagde sub 3 op de borgstelling.
Beoordeling van het geschil
Gedaagde sub 1 heeft geen verweer tegen de vordering gevoerd.
Het is de kantonrechter ambtshalve bekend dat de vennootschap op 22 februari 2006 failliet is verklaard. De vordering tot betaling van de huurachterstand tot deze datum alsmede de vordering tot betaling van de buitengerechtelijke kosten, welke vorderingen voor 22 februari 2006 zijn ontstaan, kunnen op grond van artikel 26 Faillissementswet alleen worden ingesteld door aanmelding ter verificatie. Eiseres wordt derhalve niet ontvankelijk verklaard voor dit gedeelte van haar vordering.
Gezien het faillissement van de vennootschap rechtvaardigt de na de faillietverklaring ontstane huurachterstand ontbinding van de huurovereenkomst met nevenvorderingen. Ook de gevorderde huurachterstand vanaf 22 februari 2006 tot de datum van ontbinding en de schadevergoeding vanaf de datum van ontbinding tot de ontruiming van het gehuurde zijn toewijsbaar.
Op grond van artikel 1:88 lid 1 sub c BW heeft een echtgenoot toestemming van de andere echtgenoot nodig voor het aangaan van een overeenkomst die ertoe strekt dat hij zich als borg verbindt, tenzij hij deze rechtshandeling verricht in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf.
De toestemming is evenmin vereist indien de voornoemde rechtshandeling wordt verricht door een bestuurder van een naamloze vennootschap of een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die daarvan alleen of met zijn medebestuurders de meerderheid van de aandelen houdt, voor zover de handelingen worden verricht ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van de vennootschap.
Niet betwist is dat gedaagde sub 2, tezamen met zijn medebestuurder, de meerderheid van de aandelen houdt.
Van belang is vervolgens of de persoonlijke borgstelling is geschied ten behoeve van de normale uitoefening van de vennootschap. In dat verband dient de vraag te worden beantwoord of de rechtshandeling waarvoor zekerheid is gesteld tot de normale bedrijfsuitoefening kan worden gerekend. Geoordeeld wordt dat dit niet het geval is. Uit de garantiestelling van 16 februari 2005 is af te leiden dat de vennootschap betalingsproblemen had en dat eiseres akkoord ging met een spreiding van de betaling van de huurpenningen, op voorwaarde dat gedaagde sub 2 zich persoonlijk garant zou stellen voor de nakoming van de betalingsverplichtingen van de vennootschap. Gedaagde sub 2 heeft derhalve in privé een op hem verhaalbare vordering aanvaard, waarvoor hij voordien niet aansprakelijk was, zonder dat daar tegenover een prestatie stond die hem respectievelijk de vennootschap een direct financieel voordeel opleverde.
Voor deze borgstelling had gedaagde sub 2 derhalve toestemming nodig van zijn echtgenote, gedaagde sub 3.
Gedaagde sub 3 betwist dat zij deze toestemming heeft gegeven. De handtekening op de garantiestelling komt inderdaad in het geheel niet overeen met de door gedaagde sub 3 overgelegde handtekeningen op een tweetal overschrijvingsformulieren en haar rijbewijs. Aangezien eiseres niet heeft betwist dat de handtekening op de garantiestelling niet van gedaagde sub 3 afkomstig is, wordt van de juistheid van dit verweer uitgegaan. Dit betekent dat gedaagde sub 3 geen toestemming heeft gegeven aan gedaagde sub 2 voor de persoonlijke borgstelling zodat gedaagde sub 3 met succes een beroep heeft gedaan op de nietigheid van deze borgstelling. De vordering jegens gedaagde sub 2 en 3 moet dan ook worden afgewezen.
Gedaagde sub 1 wordt jegens eiseres als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. Aangezien gedaagde sub 1 geen verweer heeft gevoerd, wordt slechts één punt gemachtigdensalaris toegekend.
Aangezien eiseres jegens gedaagden sub 2 en 3 in het ongelijk is gesteld, wordt eiseres jegens hen in de proceskosten veroordeeld.
Beslissing
De kantonrechter:
verklaart eiseres niet ontvankelijk in haar vordering tot betaling van de huurachterstand tot 22 februari 2006 en de vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten;
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de bedrijfsruimte, staande en gelegen aan de Hennaertsweg 21 te Alblasserdam;
veroordeelt gedaagde sub 1 om voormelde bedrijfsruimte binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis te verlaten en te ontruimen met al de zijnen en het zijne en de sleutels ter beschikking van eiseres te stellen;
machtigt eiseres om, zo gedaagde sub 1 daarmede in gebreke blijft, de ontruiming te doen uitvoeren, desnoods met behulp van de sterke arm van justitie en politie;
veroordeelt gedaagde sub 1 om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen ter zake van huur de somma van € 1.261,90 per maand vanaf 22 maart 2006 tot heden en ter zake van schadevergoeding voormeld bedrag vanaf heden zolang gedaagde sub 1 in gebreke is of zal zijn met de ontruiming van het gehuurde;
veroordeelt gedaagde sub 1 in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van eiseres bepaald op:
aan explootkosten € 71,32
aan kosten GBA/KvK € 0,00
aan beslagkosten € 1.309,17
aan griffierecht € 196,00
aan salaris gemachtigde € 250,00
totale kosten € 1.826,49;
wijst de vorderingen jegens gedaagden sub 2 en 3 af;
veroordeelt eiseres in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van gedaagden sub 2 en 3 eiseres bepaald op:
aan salaris gemachtigde € 500,00
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 mei 2006, in aanwezigheid van de griffier.