ECLI:NL:RBDOR:2006:AX1878

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
11 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
169422 CV EXPL 05-7181
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van erfgenaam in vordering ten behoeve van nalatenschap

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Dordrecht op 11 mei 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. B.I. van Vugt, en de gedaagde, A. te Veldhuis B.V., vertegenwoordigd door mr. P.A. Visser. De eiser, die samen met zijn zus en drie nichtjes gerechtigd is tot de nalatenschap van zijn ouders, vorderde een bedrag van € 5.336,01 aan huurachterstand van de gedaagde, die sinds 1 januari 2005 geen huur meer had betaald voor onroerende zaken die tot de nalatenschap behoren. De eiser stelde dat hij namens de gezamenlijke erfgenamen optreedt en dat hij bevoegd is om deze vordering in te stellen. Echter, de gedaagde betwistte de ontvankelijkheid van de eiser, stellende dat er geen rechtens opeisbare vordering was omdat de erfgenamen met de gedaagde waren overeengekomen dat de vordering niet zou worden opgeëist vanwege liquiditeitsproblemen.

De kantonrechter heeft de eiswijziging van de eiser toegestaan, maar oordeelde dat de eiser niet ontvankelijk was in zijn vordering. De rechter oordeelde dat voor het instellen van een vordering ten behoeve van de nalatenschap toestemming van de andere deelgenoten vereist is. Aangezien de eiser geen bewijs had overgelegd waaruit bleek dat hij toestemming had van de andere erfgenamen, werd hij niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering. De eiser werd bovendien veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die op € 500,00 werden vastgesteld voor het salaris van de gemachtigde.

De uitspraak benadrukt het belang van toestemming van alle erfgenamen bij het instellen van een vordering ten behoeve van een nalatenschap. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector kanton
Locatie Dordrecht
kenmerk: 169422 CV EXPL 05-7181
vonnis van de kantonrechter te Dordrecht van 11 mei 2006
in de zaak van:
[…],
wonende te […], gemeente […],
eiser,
gemachtigde mr. B.I. van Vugt
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid A. te Veldhuis B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te 331 RE Dordrecht, Kromhout 19,
gedaagde,
gemachtigde mr. P.A. Visser.
Verloop van de procedure
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. de dagvaarding van 21 oktober 2005;
2. de conclusie van antwoord;
3. de conclusie van repliek, tevens wijziging van eis;
4. de conclusie van dupliek;
5. de overgelegde producties.
Omschrijving van het geschil
Als gesteld door de ene partij en niet, althans in onvoldoende mate, weersproken door de andere partij, wordt van het volgende uitgegaan.
Eiser is tezamen met zijn zus en drie nichtjes gerechtigd tot de nalatenschap van zijn ouders, de heer […] en mevrouw […]. Tot deze nalatenschap behoren onroerende zaken, staande en gelegen te […] aan het […]. Gedaagde huurt deze panden vanaf oktober 1977. De panden worden gebruikt als werkplaats respectievelijk toonzaal.
50 % van de aandelen van gedaagde behoren tot de nalatenschap.
De huurprijs van de panden bedraagt vanaf 1 januari 2005 € 592,89 per maand. Gedaagde heeft vanaf 1 januari 2005 geen huurpenningen meer voldaan.
Eiser heeft conservatoir beslag laten leggen op een onroerende zaak van gedaagde.
Tot zover de vaststaande feiten.
Eiser vordert in deze procedure het bedrag van € 5.336,01 aan huurachterstand tot en met september 2005 alsmede de maandelijkse termijnen vanaf 1 oktober 2005. Tevens vordert eiser de wettelijke rente en een bedrag van € 788,40 aan buitengerechtelijke kosten.
Eiser voert hiervoor aan dat hij namens de gezamenlijke erfgenamen optreedt en dat hij op grond van de wet bevoegd is tot het instellen van een rechtsvordering ten behoeve van de nalatenschap. Eiser stelt gedaagde diverse malen te hebben aangemaand.
Bij repliek heeft eiser zijn vordering aldus gewijzigd dat gedaagde veroordeeld wordt de gevorderde bedragen te voldoen aan de nalatenschap van […] en […].
Gedaagde voert primair als verweer aan dat eiser geen rechtens opeisbare vordering heeft, omdat de erfgenamen met gedaagde zijn overeengekomen dat de vordering tot nader order niet wordt opgeëist, in verband met liquiditeitsproblemen van gedaagde.
Subsidiair voert gedaagde aan dat eiser niet bevoegd is de overige erfgenamen in rechte te vertegenwoordigen, zodat de vordering in elk geval verminderd dient te worden tot een derde van het bedrag. Gedaagde concludeert dat de eiswijziging van eiser niet kan worden toegestaan, aangezien eiser een derde procespartij, te weten de gezamenlijks erfgenamen, tracht te voegen in de procedure.
Tot slot voert gedaagde aan dat eiser rauwelijks beslag heeft gelegd en rauwelijks tot dagvaarding is overgegaan.
Beoordeling van het geschil
Geoordeeld wordt dat de eiswijziging is toegestaan. De eisende partij wordt immers niet gewijzigd, doch slechts de partij aan wie de vordering zou moeten worden voldaan. Dit wordt niet in strijd met de eisen van een goede procesorde geacht.
Het vorderingsrecht met betrekking tot de achterstallige huurpenningen is een onderdeel van de nalatenschap, waartoe zowel eiser als vier andere erfgenamen gerechtigd zijn. Eiser vordert thans de gehele huurachterstand, met nevenvorderingen. Voor het instellen van een dergelijke vordering is toestemming van de andere deelgenoten vereist. Nu gedaagde betwist dat eiser optreedt met toestemming van de andere deelgenoten, had het op de weg van eiser gelegen hiervoor bewijs te overleggen. Eiser heeft geen verklaringen van de overige erfgenamen overgelegd, noch specifiek op dit punt betrekking hebbend bewijs aangeboden. Er wordt dan ook vanuit gegaan dat eiser geen toestemming heeft van de andere erfgenamen om de onderhavige vordering in te stellen, zodat eiser niet ontvankelijk in zijn vordering moet worden verklaard.
Eiser wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.
Beslissing
De kantonrechter:
verklaart eiser niet ontvankelijk in de door hem ingestelde vordering;
veroordeelt eiser in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van gedaagde bepaald op:
aan salaris gemachtigde € 500,00
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 mei 2006, in aanwezigheid van de griffier.