ECLI:NL:RBDOR:2006:AW5259

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
27 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
11/500003-06
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging zware mishandeling en bedreiging in Dordrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 27 april 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van openlijk in vereniging geweld plegen en poging tot zware mishandeling. De rechtbank verwierp het beroep van de verdediging op de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, waarbij werd aangevoerd dat het gelijkheidsbeginsel was geschonden omdat anderen niet waren vervolgd. De rechtbank oordeelde dat het enkele feit dat anderen niet waren vervolgd niet automatisch betekent dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden. De verdachte werd vrijgesproken van de beschuldiging van openlijk in vereniging geweld plegen, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid bij de gewelddadige handelingen. Echter, de rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte op 2 oktober 2005 in Dordrecht een champagnefles had opgeheven en deze in de richting van het hoofd van een portier had laten vallen, wat leidde tot de conclusie dat hij had gehandeld met voorwaardelijk opzet. Daarnaast werd de verdachte schuldig bevonden aan bedreiging van meerdere portiers en politieagenten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van twaalf maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor geweldsmisdrijven. De rechtbank benadrukte de onacceptabele aard van de bedreigingen tegen politieagenten, die hun publieke taken uitvoeren en niet geconfronteerd mogen worden met dergelijke intimidaties.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Tegenspraak
Parketnummers: 11/500003-06, 11/500667-05 (ttzgev)
Zittingsdatum: 13 april 2006
Uitspraak: 27 april 2006
VERKORT STRAFVONNIS
De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Zuid-West, locatie Torentijd, te Middelburg.
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de
vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren
heeft gebracht.
1. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer: 11/500003-06
hij op of omstreeks 01 januari 2006 te Dordrecht met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Amnesty Internationallaan, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een/de
portier(s) van discotheek [naam etablissement] en/of [slachtoffer 1], agent van de politie Zuid-Holland-Zuid en/of [slachtoffer 2], inspecteur van de politie Zuid-Holland-Zuid en/of andere daar aanwezige politieambtenaren en/of omstanders, welk geweld bestond uit het trekken aan en/of het duwen tegen en/of het slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen tegen, in elk geval in de richting van, die portier(s) en/of die politieambtenaren en/of die
omstanders en/of het gooien van (drang)hekken;
Parketnummer 11/500667-05
PRIMAIR
hij op of omstreeks 02 oktober 2005 te Dordrecht, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan (een) perso(o)n(en) genaamd [slachtoffer 1]en/of [slachtoffer 2] (zijnde (een) portier(s)), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een champagnefles (lengte: ongeveer
75 cm), heeft opgeheven en/of (vervolgens) (krachtig) naar beneden heeft laten komen tegen, althans in de richting van, de/het hoofd(en) van die [slachtoffer 1]en/of [slachtoffer 2], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 02 oktober 2005 te Dordrecht [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2](zijnde (een) portier(s)) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een champagnefles (lengte: ongeveer 75 cm), opgeheven en/of (vervolgens) (krachtig) naar beneden laten komen in de richting van het hoofd van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2];
2.
hij op of omstreeks 02 oktober 2005 te Dordrecht, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] (zijnde (een) portier(s) en/of (een) beveiligingsmedewerker(s)) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik weet je te vinden en ik maak je kapot" en/of "We gaan een pistool halen en daarmee schieten we jullie dood" en/of "We schieten jullie dood, we snijden je strot eraf", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 02 oktober 2005 te Dordrecht, [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8]
(opsporingsambtena(a)r(en) van de Politie Zuid-Holland-Zuid) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] dreigend de woorden toegevoegd: "Als ik vrij kom, schiet ik jullie allemaal dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2. De voorvragen
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Primair heeft de verdediging ten aanzien van de ten laste gelegde feiten een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging, omdat het gelijkheidsbeginsel is geschonden en daarmee een ernstige inbreuk is gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat, alhoewel er in de zaken met parketnummers 11/500003-06 en 11/500667-05 meerdere daders bekend zijn, het openbaar ministerie heeft besloten om uitsluitend en alleen verdachte in rechte te betrekken. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat de schending van het gelijkheidsbeginsel dient te worden verdisconteerd in de strafmaat.
De officier van justitie heeft de bepleite schending van het gelijkheidsbeginsel weersproken.
De rechtbank is van oordeel dat in de onderhavige zaak het gelijkheidsbeginsel niet is geschonden.
De rechtbank stelt daarbij voorop dat de keuze om al dan niet tot vervolging over te gaan op basis van het Nederlandse systeem van strafvordering aan de officier van justitie is voorbehouden. Weliswaar vindt die ruime bevoegdheid zijn begrenzing in (onder andere) het gelijkheidsbeginsel, maar het enkele feit dat - zoals in casu is aangevoerd - anderen niet zijn vervolgd, brengt nog niet zonder meer mee dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden.
Het openbaar ministerie is derhalve ontvankelijk in de vervolging. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
Verder zijn bij het onderzoek ter terechtzitting geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Gelet op het bovenstaande wordt eveneens het beroep op strafvermindering ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering verworpen.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - de onder parketnummer 11/500003-06 en onder parketnummer 11/500667-05 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten bewezen achtend - gevorderd dat verdachte dient te worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van het onder parketnummers 11/500003-06 en 11/500667-05 feit 1 ten laste gelegde vrijspraak bepleit. Ten aanzien van het onder parketnummer 11/500667-05 feit 2 en 3 ten laste gelegde heeft de verdediging gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4. De bewijsbeslissingen
4.1 De vrijspraak
Ten aanzien van het onder parketnummer 11/500003-06 ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt. Uit de voorhanden zijnde wettige bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken van een zekere betrokkenheid tussen verdachte en de groep, die geweld uitoefende tegen personen. Het gedrag van verdachte moet derhalve als losstaand worden gezien. Gelet op het hiervoor overwogene acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte openlijk in vereniging geweld tegen personen heeft gepleegd. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van dit feit.
Ten aanzien van het onder parketnummer 11/500667-05 ten laste gelegde feit is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat met betrekking tot [slachtoffer 1] sprake was van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dan wel van een bedreiging door verdachte. Verdachte wordt derhalve eveneens vrijgesproken van dit feit voorzover dat betrekking heeft op die [slachtoffer 1].
4.2 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte:
Parketnummer 11/500667-05:
1.
op 02 oktober 2005 te Dordrecht, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2] (zijnde een portier), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een champagnefles (lengte: ongeveer 75 cm), heeft opgeheven en vervolgens krachtig naar beneden heeft latenkomen in de richting van, het hoofd van die [slachtoffer 2], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 02 oktober 2005 te Dordrecht, tezamen en in vereniging met anderen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] (zijnde portiers en/of beveiligingsmedewerkers) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers hebben verdachte en een of meer van zijn mededaders opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik weet je te vinden en ik maak je kapot" en "We gaan een pistool halen en daarmee schieten we jullie dood" en "We schieten jullie dood, we snijden je strot eraf";
3.
op 02 oktober 2005 te Dordrecht, [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] (opsporingsambtenaren van de Politie Zuid-Holland-Zuid) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] dreigend de woorden toegevoegd: "Als ik vrij kom, schiet ik jullie allemaal dood".
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.3 Nadere bewijsoverweging
Uit de voorhanden zijnde wettige bewijsmiddelen is gebleken dat verdachte gepoogd heeft het slachtoffer [slachtoffer 2] met een champagnefles op het hoofd te raken. Het is een feit van algemene bekendheid dat het slaan met een zwaar glazen voorwerp, zoals een volle champagnefles, tegen iemands hoofd tot ernstige verwondingen kan leiden.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte heeft gehandeld met voorwaardelijk opzet in die zin dat hij zich door zijn handelen willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat aan die [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht.
4.4 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 11/500667-05
1.
POGING TOT ZWARE MISHANDELING;
2. + 3. telkens
BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT, MEERMALEN GEPLEEGD
6. De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7. De redenen, die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte wilde [slachtoffer 2], zijnde een portier bij [naam etablissement], met een champagnefles tegen het hoofd slaan. Slechts door de adequate reactie van de collega-portier van die [slachtoffer 2] is voorkomen dat er zwaar lichamelijk letsel aan hem werd toegebracht.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de bedreiging van enkele portiers ofwel beveiligingsmedewerkers van voornoemd café, alsmede - bij diens overbrenging naar het politiebureau - aan de bedreiging van meerdere politieagenten. Hiervoor genoemde feiten kunnen worden geschaard onder 'uitgaansgeweld'. Uitgangsgeweld is een prominent criminaliteitsprobleem en leidt niet alleen bij de slachtoffers en andere betrokkenen tot gevoelens van onrust en onveiligheid, maar ook in de samenleving in het algemeen.
De bedreiging van de politieagenten acht de rechtbank bijzonder afkeurenswaardig. Politieagenten dienen niet geconfronteerd te worden met bedreigingen van diezelfde burgers ten behoeve van wie zij hun publieke taken uitoefenen. Ook dienen zij bij hun werkzaamheden geen angst te hebben voor een mogelijke uitvoering van een geuite bedreiging.
De rechtbank acht het handelen van verdachte ontoelaatbaar en is van oordeel dat tegen dit handelen streng dient te worden opgetreden.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op diens persoonlijke omstandigheden zoals ter terechtzitting is gebleken en voorts op de justitiële documentatie van verdachte. De rechtbank zal in strafverzwarende zin rekening houden met het feit dat verdachte eerder ter zake van geweldsmisdrijven is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennis genomen van de rapportage van Reclassering Nederland d.d. 12 januari 2006, doch zal de conclusie met betrekking tot de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact niet overnemen, daar verdachte ter terechtzitting te kennen heeft er onwelwillend tegenover te staan, en er niet aan mee te zullen werken.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit, een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur dient te worden opgelegd.
8. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf is gegrond op de volgende wettelijke voorschriften:
artikelen 45, 47, 57, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De beslissing
De rechtbank
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder parketnummer 11/500003-06 en 11/500667-05 gedeeltelijk ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld onder 4.2 van dit vonnis;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5. vermelde strafbare feiten oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens die feiten tot:
* een GEVANGENISSTRAF voor de duur van TWAALF (12) MAANDEN;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M.A. de Graaf, voorzitter, mr. M.R.J. Schönfeld en mr. drs. Th.E. M. Wijte, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.S.D. Nizamoeddin, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 april 2006.
mr. M.R.J. Schönfeld en mr. drs. Th.E. M. Wijte zijn wegens afwezigheid buiten staat dit vonnis mede te onderteken.
1
Pagina 1 van 7
Parketnummers : 11/500003-06, 11/500667-05 (ttzgev)
Datum uitspraak : 27 april 2006