ECLI:NL:RBDOR:2006:AW2613

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
20 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
11/700390-05
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Noodweer als rechtvaardigingsgrond bij geweldsuitbarsting tijdens Nieuwjaarsnacht

Op 20 april 2006 heeft de Rechtbank Dordrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 januari 2005 betrokken was bij een geweldsincident tijdens de Nieuwjaarsnacht. De verdachte, geboren in 1957 en wonende in Rotterdam, werd beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een persoon genaamd [slachtoffer]. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De officier van justitie vorderde veroordeling, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak en, subsidiair, ontslag van alle rechtsvervolging.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich had verzet tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Hij was aanvankelijk zelf aangevallen door een groep mannen, terwijl zijn schoonzus en haar partner ook onderhevig waren aan geweld. In een poging om de aanval te stoppen, had de verdachte een (vishengel)standaard gepakt en deze in de richting van de aanvallers gezwaaid, waarbij één van hen verwond werd. De rechtbank concludeerde dat de verdachte handelde uit noodzakelijke verdediging, aangezien er geen reële mogelijkheid was om zich aan het geweld te onttrekken.

De rechtbank honoreerde het beroep op noodweer en oordeelde dat het handelen van de verdachte niet disproportioneel was. Gezien de omstandigheden van de aanval en de dreiging voor hemzelf en anderen, werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. Dit vonnis benadrukt de toepassing van noodweer als rechtvaardigingsgrond in situaties van geweld en de beoordeling van de proportionaliteit van de reactie van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Tegenspraak
Parketnummer: 11/700390-05
Zittingsdatum : 6 april 2006
Uitspraak : 20 april 2006
VERKORT STRAFVONNIS
De rechtbank Dordrecht heeft -na verwijzing door de politierechter naar de meervoudige kamer- op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te Rotterdam in 1957,
wonende te [woonplaats].
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht.
1. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen in de dagvaarding is omschreven.
De tenlastelegging luidt:
hij op of omstreeks 01 januari 2005 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een (vishengel)standaard, althans een statief, in elk geval een (hard en/of scherp) voorwerp in het gezicht, althans tegen het lichaam van die [slachtoffer] geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 01 januari 2005 te Dordrecht opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), meermalen, althans eenmaal, met een (vishengel)standaard, althans een statief, in elk geval een (hard en/of scherp) voorwerp in het gezicht, althans tegen het lichaam van die [slachtoffer] geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
2. De voorvragen
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft -het primair ten laste gelegde bewezen achtend- gevorderd de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging aangezien verdachte niet strafbaar zou zijn voor het door hem gepleegde feit
3.2 De verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak, subsidiair ontslag van alle rechtsvervolging bepleit en meer subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.
4. De bewijsbeslissingen
4.1 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
(primair)
op 01 januari 2005 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een (vishengel)standaard in het gezicht van die [slachtoffer] geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.2 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
5.1 Beroep op rechtvaardigingsgrond
De officier van justitie heeft in haar requisitoir aangegeven dat de verdachte een beroep op noodweer toekomt met betrekking tot het onder 4.1. (primair) bewezen verklaarde feit. Namens de verdachte heeft de raadsman -subsidiair- eveneens een beroep op noodweer gedaan met betrekking tot datzelfde feit.[I1]
Ter terechtzitting en uit het dossier zijn de navolgende feiten en omstandigheden aannemelijk geworden.
Naar aanleiding van een woordenwisseling is in de vroege ochtend van 1 januari 2005, een negental mannen, bewoners/ bezoekers van een woning te Dordrecht, in gevecht geraakt met een viertal bewoners/bezoekers van een direct naastgelegen woning.
Verdachte werd daarbij geslagen en geschopt door een deel van die groep mannen. Op datzelfde moment zag verdachte dat zijn schoonzus en diens partner eveneens werden geslagen en geschopt. Verdachte heeft zich, na zich te hebben losgemaakt uit het gevecht, begeven naar zijn auto en daaruit een circa één meter lange (vishengel)standaard gehaald.
Met deze (vishengel)standaard heeft verdachte in de richting van de mannen die hem, zijn schoonzus en diens partner aanvielen gezwaaid. Daarbij werd één van hen met dat voorwerp vlak boven zijn oog verwond.
Voor de rechtbank staat vast dat er voor verdachte zelf, maar ook voor zijn schoonzuster en diens partner, op dat moment sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Verdachte heeft zich tegen deze aanranding verzet.
De omstandigheden waaronder deze aanranding plaatsvond bestonden er in dat verdachte zelf werd aangevallen door een overmacht aan mannen terwijl op datzelfde moment zeer ernstig geweld -dat verdachte zonder in te kunnen grijpen moest gadeslaan- op zijn schoonzuster en diens partner werd toegepast. Deze omstandigheden maken begrijpelijk en rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank de beslissing die verdachte heeft genomen om met behulp van de (vishengel)standaard te proberen om aan de gewelddadige aanval, gericht op hem en zijn schoonzuster en diens partner, een einde te maken. Voor verdachte bestond er naar het oordeel van de rechtbank geen reële mogelijkheid zich aan het op hem gerichte geweld te onttrekken, nu hij doorlopend door meerdere mannen tegelijkertijd werd belaagd. De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat, zoals uit de stukken blijkt, de sfeer tussen de bewoners/bezoekers van de respectievelijke woningen op die nieuwjaarsmorgen, mede als gevolg van een scheldpartij voorafgaand aan de vechtpartij en door het drankgebruik van een aantal van de betrokkenen gespannen en agressief was.
Op grond van deze feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachtes handelen werd geboden door de noodzakelijke verdediging van zijn lijf en dat van anderen tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding. Van hem kon in de gegeven omstandigheden niet worden gevergd anders te handelen om aan verdere aanranding te ontkomen dan hij deed en evenmin is het handelen van verdachte onder voormelde omstandigheden disproportioneel te achten. Het beroep op noodweer slaagt.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank verdachte, nu hij zich voor wat betreft het onder 4.1 (primair) bewezen verklaarde feit op noodweer kan beroepen, voor dit feit ontslaan van alle rechtsvervolging.
6. De beslissing
De rechtbank
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals vermeld onder 4.1 van dit vonnis;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde geen strafbaar feit oplevert;
ontslaat verdachte derhalve van alle rechtsvervolging.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M.A. de Graaf, voorzitter,
mr. M.R.J. Schönfeld en mr. J.P.C. Obbink, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 april 2006.
(wegens afwezigheid zijn mrs. Schönfeld en Obbink buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen)