RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Tegenspraak
Parketnummer : 11/500677-05
Zittingsdatum : 2 maart 2006
Uitspraak : 16 maart 2006
De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
verdachte,
geboren te [geboorteplaats] (Ecuador) op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres]
thans gedetineerd in de Rijksinrichting voor Jongens Den Hey-Acker, te Breda.
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de
vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren
heeft gebracht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij.
hij op of omstreeks 03 oktober 2005 te Zwijndrecht, in elk geval in Nederland,
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] (geboren op 07 juli 1999) heeft
gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of
mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer1], hebbende verdachte die [slachtoffer1] gedwongen te dulden dat
verdachte zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer1] duwde/bracht,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- die [slachtoffer 1] heeft meegelokt en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij aan zijn, verdachtes, piemel moest
voelen en/of
- de rok van die [slachtoffer 1] omhoog heeft gedaan en/of
- de onderbroek van die [slachtoffer 1] naar beneden heeft getrokken en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij op haar knieën moest gaan zitten
en/of
- die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij nog niet weg mocht en/of
- met het psychisch overwicht dat hij (als 10 jaar oudere jongen) op die
[slachtoffer 1] had, die [slachtoffer 1] aan zijn, verdachtes, wil heeft onderworpen,
en/of zodoende misbruik heeft gemaakt van zijn overwicht en/of (aldus) voor
die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 oktober 2005 te Zwijndrecht, met [slachtoffer 1]
(geboren op 07 juli 1999), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had
bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of
mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer 1], hebbende verdachte
- zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht
en/of
- de hand van die [slachtoffer 1] vastgepakt en/of die hand naar en/of op zijn,
verdachtes, penis gebracht en/of
- zijn, verdachtes, penis tegen en/of tussen de bil(len) en/of tegen de anus
van die [slachtoffer 1] geduwd;
art 244 Wetboek van Strafrecht
MEER SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 oktober 2005 te Zwijndrecht ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] (geboren op 07 juli 1999) te dwingen tot het
ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit
het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1],
- die [slachtoffer1] heeft meegelokt en/of
- die [slachtoffer1] heeft vastgepakt en/of
- die [slachtoffer1] heeft gevraagd aan zijn, verdachtes, penis te likken en/of
- zijn, verdachtes, penis tegen de anus van die [slachtoffer1] heeft geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 242 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 03 oktober 2005 te Zwijndrecht, door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] (geboren op 07 juli 1999) heeft gedwongen
tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en),
bestaande uit
- het vastpakken van de hand van die [slachtoffer1] en het brengen van haar hand
naar en/of op zijn, verdachtes, penis en/of
- het duwen van zijn, verdachtes, penis tegen en/of tussen de bil(len) en/of
tegen de anus van die [slachtoffer 1] en/of
bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
- het meelokken van die [slachtoffer 1] en/of
- het vastpakken van die [slachtoffer 1] en/of
- het zeggen tegen die [slachtoffer 1] dat zij nog niet weg mocht gaan en/of
- het zeggen tegen die [slachtoffer 1] dat zij aan zijn piemel moest voelen en/of
- het omhoog doen van de rok van die [slachtoffer 1] en/of
- het naar beneden trekken van de onderbroek van die [slachtoffer 1] en/of
- het tegen die [slachtoffer 1] zeggen dat zij op haar knieën moest gaan zitten
en/of
- het met het psychisch overwicht dat hij (als 10 jaar oudere jongen) op die
[slachtoffer 1] had, die [slachtoffer 1] aan zijn, verdachtes wil onderwerpen en/of
het zodoende misbruik maken van zijn overwicht
en/of het (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie doen ontstaan;
art 246 Wetboek van Strafrecht
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 oktober 2005 te Zwijndrecht, in elk geval in Nederland,
met [slachtoffer 1] (geboren op 07 juli 1999), die toen de leeftijd van zestien
jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en)
heeft gepleegd, bestaande uit
- het vastpakken van de hand van die [slachtoffer 1] en/of het brengen van haar
hand op zijn, verdachtes, penis en/of
- het duwen van zijn, verdachtes, penis tegen en/of tussen de bil(len) en/of
tegen de anus van die [slachtoffer 1];
art 247 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2005 tot en met 1 juli 2005 te
Zwijndrecht, met [slachtoffer 2] (geboren 19 april 1999), die toen de leeftijd
van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit:
- het(met zijn hand(en)) betasten van de bil(len) van die [slachtoffer 2];
art 247 Wetboek van Strafrecht
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft -het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde bewezen achtend- gevorderd overeenkomstig de als bijlage 2 aan dit vonnis gehechte vordering ter terechtzitting.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair, subsidiair, meer subsidiair en 2 primair ten laste gelegde. Voorts heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
3.3 De vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [slachtoffer 1], [adres].
Zij vordert verdachte te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van E 3044,80 ter zake van materiële en immateriële schadevergoeding.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
Door of namens de verdachte is de vordering betwist.
4.1 De vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de voorhanden zijnde stukken en het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen dat het slachtoffer de onder 1 en 2 ten laste gelegde handelingen onder enige vorm van dwang heeft moeten plegen, dan wel dulden, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair én 2 primair ten laste gelegde.
4.2 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
1. (subsidiair)
hij op of omstreeks 03 oktober 2005 te Zwijndrecht, met [slachtoffer 1]
(geboren op 07 juli 1999), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had
bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of
mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer 1], hebbende verdachte
- zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht
en/of
- de hand van die [slachtoffer 1] vastgepakt en/of die hand naar en/of op zijn,
verdachtes, penis gebracht en/of
- zijn, verdachtes, penis tegen en/of tussen de bil(len) en/of tegen de anus
van die [slachtoffer 1] geduwd;
2. (subsidiair)
hij op of omstreeks 03 oktober 2005 te Zwijndrecht, in elk geval in Nederland,
met [slachtoffer 1] (geboren op 07 juli 1999), die toen de leeftijd van zestien
jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en)
heeft gepleegd, bestaande uit
- het vastpakken van de hand van die [slachtoffer 1] en/of het brengen van haar
hand op zijn, verdachtes, penis en/of
- het duwen van zijn, verdachtes, penis tegen en/of tussen de bil(len) en/of
tegen de anus van die [slachtoffer 1];
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2005 tot en met 1 juli 2005 te
Zwijndrecht, met [slachtoffer 2] (geboren 19 april 1999), die toen de leeftijd
van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, onder meer bestaande uit:
- het (met zijn hand(en) betasten van de bil(len) van die [slachtoffer 2];
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.3 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
4.4 Nadere bewijsoverweging
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met het zesjarige slachtoffertje, [slachtoffer 1], waarbij hij tevens seksueel bij haar is binnengedrongen. De rechtbank overweegt ten aanzien van het seksueel binnendringen als volgt.
Zowel in het interview met het slachtoffertje bij de politie als in de de-auditu-verklaring van haar moeder wordt uitdrukkelijk naar voren gebracht dat verdachte seksueel bij [slachtoffer 1] is binnengedrongen.
Daarnaast heeft verdachte zelf verklaard zijn penis tussen de billen en tegen de anus van het slachtoffertje te hebben aangedrukt. Op de vraag of hij bij haar is binnengedrongen heeft hij eerst geantwoord: "een beetje", terwijl hij vervolgens verklaarde niet te weten of hij al dan niet met zijn penis bij het meisje naar binnen is geweest.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op de rapportage van R.A.C. Bilo, forensisch geneeskundige/consulent forensische pediatrie d.d. 28 februari 2006, waarin wordt geconcludeerd dat op basis van de bevindingen bij lichamelijk onderzoek en de bevindingen bij beoordeling van het fotomateriaal geen uitspraak kan worden gedaan over de waarschijnlijkheid van een anale penetratie. De bevindingen sluiten anale penetratie echter niet uit.
Gelet op het voorgaande en mede gelet op het aantreffen van DNA-materiaal van verdachte in de anus van het slachtoffer, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte seksueel is binnengedrongen bij het minderjarige slachtoffertje.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezen verklaarde levert op:
1. (subsidiair)
MET IEMAND BENEDEN DE LEEFTIJD VAN TWAALF JAREN HANDELINGEN PLEGEN DIE MEDE BESTAAN UIT HET SEKSUEEL BINNENDRINGEN VAN HET LICHAAM.
2. (subsidiair) en 3. (telkens)
MET IEMAND BENEDEN DE LEEFTIJD VAN ZESTIEN JAREN BUITEN ECHT ONTUCHTIGE HANDELINGEN PLEGEN.
6. De strafbaarheid van de verdachte
6.1 De rapporten van de deskundigen
Door drs. H.E.W. Koornstra, psycholoog, is omtrent verdachte rapport uitgebracht op 22 februari 2006. In diens rapportage komt onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren:
[verdachte] is een 17-jarige gemiddeld intelligente jongen met een pervasieve ontwikkelingsstoornis (autistisch) en een gedragsstoornis.
[verdachte] volgt vanuit zijn stoornis zijn impulsen zonder oog voor de consequenties die dit voor anderen kan hebben waarbij slechts een vaag besef van het ontoelaatbare van zijn gedrag hem in enige mate remt. Hij is niet in staat tot empathie, voelt niet aan wat anderen voelen en gaat zeer gekunsteld om met belevingen van anderen. Vanuit zijn onvermogen adequaat contact te leggen, is verklaarbaar waarom betrokkene zich richt op voor hem minder bedreigende, kleine meisjes die hem niet, zoals leeftijdgenoten dit doen, afwijzen om zijn 'vreemde' manier van contactname.
Op grond van het bovenstaande is onderzoekster van mening dat [verdachte] ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten weliswaar de ongeoorloofdheid hiervan heeft moeten kunnen inzien, doch in mindere mate dan de gemiddelde mens in staat is geweest zijn wil overeenkomstig een dergelijk besef te bepalen.
In antwoord op de in hoofde gestelde vraag concludeert onderzoekster dat [verdachte] ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten lijdende was aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling zijner geestvermogens dat de feiten - indien bewezen - hem slechts in sterk verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Uit het door M.D. van Ekeren, psychiater, omtrent verdachte uitgebrachte rapport van 22 februari 2006, komt onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren:
Bij betrokkene is sprake van een pervasieve ontwikkelingsstoornis in de vorm van een autistische stoornis alsook van een gedragsstoornis.
Vanuit zijn ernstige beperkingen in de sociale en communicatieve interactie en afwezige empathische vermogens is betrokkene niet in staat zich in te leven in de belevingswereld van de slachtoffers. Door het gebrekkig inzicht op zichzelf, en het onvermogen het eigen gedrag te corrigeren is betrokkene niet of nauwelijks in staat tot het kanaliseren van de eigen (seksuele) impulsen. Betrokkene raakt zo als het ware overgeleverd aan de eigen seksuele impulsen, die zich immers niet in adequate sociale relaties met leeftijdgenoten kunnen ontwikkelen.
Op grond van het bovenstaande is onderzoeker van mening dat betrokkene ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten weliswaar de ongeoorloofdheid hiervan heeft moeten kunnen inzien, maar in mindere mate dan de gemiddelde mens in staat is geweest zijn wil overeenkomstig een dergelijk besef te bepalen.
In antwoord op de in hoofde gestelde vraag concludeert onderzoeker dat onderzochte ten ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten lijdende was aan een zodanig ziekelijke stoornis zijner geestvermogens dat deze feiten - indien bewezen - hem slechts in sterk verminderde mate kunnen worden toegerekend.
6.2 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verenigt zich met de conclusies van de deskundigen, gelet op de overwegingen die daaraan ten grondslag hebben gelegen en voorts op hetgeen uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken en neemt deze over. Dit betekent dat verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht met betrekking tot de bewezen verklaarde feiten.
Er zijn verder overigens geen feiten en/of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
7. De redenen, die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met zesjarige meisjes. Beide keren ontkleedde hij de onderlichamen van zijn zeer jonge slachtoffertjes en betastte hij de billen en de anus van de meisjes. Bij één van de slachtoffers is het niet bij betasten gebleven, maar heeft verdachte tevens het meisje ertoe gebracht de penis van verdachte te betasten en is hij seksueel bij het meisje binnengedrongen. Verdachte is daarbij weloverwogen te werk gegaan aangezien hij vanwege zijn vrees te worden betrapt had verdachte één van de slachtoffertjes met een smoes naar een schoolpleintje gelokt, waar hij ongestoord kon overgaan tot het plegen van de ontuchtige handelingen.
Dit soort ernstige zedendelicten brengen aan minderjarigen die op seksueel gebied nog onwetend, onschuldig en verre van volgroeid zijn, ernstige schade toe in hun ontwikkeling. Dit blijkt ondubbelzinnig uit de door de moeder van één van de slachtoffertjes afgelegde verklaring waarin wordt aangegeven dat het meisje afwijkend gedrag vertoont en gevoelens van angst kent die haar leven en dat van de gezinsleden negatief beïnvloeden.
Door zijn handelen heeft verdachte bovendien de gevoelens van veiligheid van de slachtoffers geschaad. Temeer daar de feiten zich hebben voorgedaan vlakbij het ouderlijk huis van de slachtoffers alwaar de meisjes in al hun onschuld aan het spelen waren. Tevens heeft verdachte onvoldoende besef getoond van de ongelijkwaardigheid in de relatie tussen zeer jeugdige personen en een persoon van zijn leeftijd. Verdachte heeft zodoende op ernstige wijze een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Hij heeft hierbij slechts oog gehad voor de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften en heeft zich op generlei wijze bekommerd om de gevolgen die zijn gedrag zou kunnen hebben voor de zeer jonge slachtoffertjes. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
Het behoeft voorts geen betoog dat feiten als de onderhavige ook in de samenleving gevoelens van angst, afschuw en verontwaardiging oproepen.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte houdt de rechtbank in strafverhogende zin rekening met de omstandigheid dat verdachte in 2005 reeds is veroordeeld voor het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarig slachtoffer. Dit heeft verdachte er echter niet van weerhouden zich wederom schuldig te maken aan soortgelijke feiten, waarbij hij steeds een stapje verder gaat.
De rechtbank houdt voorts rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze ter terechtzitting naar voren zijn gekomen en zoals die blijken uit de rapportage van de William Schrikker Jeugdreclassering te Diemen d.d. 11 oktober 2005 en de rapportages van H.E.W. Koornstra, psycholoog, en M.D. van Ekeren, psychiater, zoals genoemd onder 6.
Uit het rapport van H.E.W. Koornstra, psycholoog, komt ten aanzien van de strafmodaliteit - zakelijk weergegeven - het navolgende naar voren:
Met betrekking tot de toekomst kan worden gesteld dat de kans op herhaling van feiten als de onderhavige bij uitblijven van behandeling zeer groot kan worden geacht.
Op grond van het bovenstaande wordt geadviseerd [verdachte] behandeling op te leggen in het kader van een PIJ-maatregel welke ten uitvoer kan worden gelegd in Jongerenhuis Harreveld te Harreveld waar expertise voor de problematiek van betrokkene bestaat. Gezien de ernst van de problematiek, de acute kans op herhaling met de kans op escalatie ligt een PIJ met voorwaarden dan wel andere maatregel niet in de rede.
Uit het rapport van M.D. van Ekeren, komt ten aanzien van de strafmodaliteit - zakelijk weergegeven - het navolgende naar voren:
Wat betreft de kans op herhaling van feiten als de onderhavige geldt dat deze op grond van de stoornis groot kan worden geacht.
Op grond van het bovenstaande adviseert onderzoeker Uw college om betrokkene behandeling op te leggen in het kader van een PIJ-maatregel welke ten uitvoer kan worden gelegd in Jongerenhuis Harreveld te Harreveld waar expertise voor de problematiek van betrokkene bestaat. Gezien de ernst van de problematiek, de acute kans op herhaling met kans op escalatie acht onderzoeker een PIJ met voorwaarden dan wel andere maatregel niet in de rede.
Beide gedragsdeskundigen geven in hun rapportage aan geen aanleiding te zien om ten aanzien van verdachte het meerderjarigenstrafrecht toe te passen op grond van de persoonlijkheid van verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. Gelet op het voorgaande, alsmede gelet op het gedrag van verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat verdachte volgens het minderjarigenstrafrecht dient te worden berecht en derhalve niet volgens het meerderjarigenstrafrecht, zoals de officier van justitie heeft betoogd.
De rechtbank kan zich met de overwegingen en conclusies van beide deskundigen verenigen en maakt deze tot de hare.
De veiligheid van anderen, de algemene veiligheid van personen, de persoonlijkheid van verdachte en diens belang bij een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling, vereisen mitsdien het opleggen van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
De rechtbank zal, gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan naast de hiervoor vermelde maatregel verdachte tevens veroordelen tot een hogere onvoorwaardelijke jeugddetentie dan door de officier van justitie is geëist.
7.2 De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij is ontvankelijk in haar vordering, nu aan verdachte een straf of maatregel wordt opgelegd en aan haar rechtstreeks schade is toegebracht door de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezen verklaarde feiten.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de door de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbare feiten toegebrachte schade.
De rechtbank zal de vordering voor wat betreft het gedeelte dat betrekking heeft op de materiële schade, zijnde een bedrag van E 44,80, toewijzen.
Voorts zal de rechtbank de vordering wat betreft het gedeelte dat betrekking heeft op de immateriële schade toewijzen tot een bedrag van E 1000,- omdat dit gedeelte van de vordering niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Voor het overige acht zij de vordering niet van zodanig eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in dit strafgeding. De rechtbank zal dan ook voor wat betreft het overige gedeelte van de vordering de benadeelde niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Naast toewijzing van deze civiele vordering zal de rechtbank als extra waarborg voor de schadevergoeding tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
8. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf en maatregelen zijn gegrond op de volgende wettelijke voorschriften:
artikelen 24c, 36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77s, 77gg, 244 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair en 2 primair ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld onder 4.2 van dit vonnis;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde de onder 5. vermelde strafbare feiten oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens deze feiten tot:
* JEUGDDETENTIE voor de duur van NEGEN (9) MAANDEN;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht;
* PLAATSING IN EEN INRICHTING VOOR JEUGDIGEN;
adviseert als plaats waar deze maatregel zal moeten worden ten uitvoer gelegd jongerenhuis "Harreveld" te Harreveld;
* veroordeelt verdachte om tegen kwijting te betalen aan [slachtoffer 1], een bedrag van E 1044,80 (éénduizendvierenveertig euro en tachtig cent), met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot deze uitspraak begroot op nihil;
bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet ontvankelijk is in het resterende deel van de vordering en dat de benadeelde partij dit gedeelte slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
* legt op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van E 1044,80 (éénduizendvierenveertig euro en tachtig cent) ten behoeve van [slachtoffer 1];
beveelt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt -onder handhaving van voormelde verplichting- vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van twintig (20) dagen;
bepaalt dat de voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. T.F. van der Lugt, Voorzitter tevens kinderrechter,
mr. S.R.B. Walther en mr. dr. C.J. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.C. de Koning, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 maart 2006.
(wegens afwezigheid is mr. Walther voornoemd buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen)