ECLI:NL:RBDOR:2006:AV3933
Rechtbank Dordrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering wegens meerinkomen bij nulbeurs en uitleg van 'ontvangen beurs'
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 januari 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Informatie Beheer Groep (IB-Groep) over een vordering wegens meerinkomen. De eiser had in het jaar 2001 een meerinkomen van € 535,04, wat leidde tot een vordering van de IB-Groep. De IB-Groep stelde dat de eiser dit bedrag verschuldigd was, omdat hij in dat jaar meerinkomen had, ondanks dat hij een nulbeurs ontving. De eiser maakte bezwaar tegen het besluit van de IB-Groep, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft de eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 14 december 2005 heeft de rechtbank de zaak behandeld. De eiser was aanwezig, terwijl de IB-Groep vertegenwoordigd was door een gemachtigde. De rechtbank overwoog dat de vordering op goede gronden was opgelegd en dat er geen aanleiding was om van de hardheidsclausule gebruik te maken. De eiser voerde aan dat hij feitelijk geen studiefinanciering had ontvangen, omdat hij slechts een nulbeurs had. De rechtbank oordeelde echter dat de uitleg van de IB-Groep over de term 'ontvangen beurs' correct was. Volgens de rechtbank is er al sprake van 'ontvangen' als er recht op een beurs is toegekend, ook al is de uitbetaling uitgesteld.
De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond, omdat de vordering terecht was opgelegd. De rechtbank benadrukte dat de incasso van de vordering pas aan de orde zou zijn na het verstrijken van de termijn waarbinnen het diploma behaald moest worden. De uitspraak werd openbaar gedaan en de griffier en de rechter ondertekenden de beslissing. Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.