RECHTBANK DORDRECHT
Sector kanton
kenmerk: 163602 CV EXPL 05-4550
vonnis van de kantonrechter te Dordrecht van 2 februari 2006
de besloten vennootschap Inter Acces B.V.,
gevestigd te Hilversum,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
gemachtigde mr. S.C. Spaans
[…]
wonende te […],
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
gemachtigde mr. I.J. den Nijs.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘IA’ en ‘[gedaagde].’
Verloop van de procedure
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. de dagvaarding van 28 juni 2005;
2. de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie;
3. de conclusie van repliek in conventie, tevens antwoord in reconventie;
4. de conclusie van dupliek in conventie, tevens repliek in reconventie;
5. de conclusie van dupliek in reconventie;
6. de overgelegde producties.
Omschrijving van het geschil
Als gesteld door de ene partij en niet, althans in onvoldoende mate, weersproken door de andere partij wordt van het volgende uitgegaan.
[gedaagde] is op 25 september 2000 voor onbepaalde tijd bij IA in dienst getreden als Implementation Manager tegen een salaris van f 6.750,- (€ 3.063,02) bruto per maand. Op 18 oktober 2001 hebben partijen een nadere arbeidsovereenkomst getekend in verband met de regelingen ‘Arbeidsvoorwaarden Interflex.’ In beide arbeidsovereenkomsten is het volgende concurrentiebeding opgenomen:
Concurrentiebeding:
a. Het is de werknemer van Inter Access zonder schriftelijke toestemming van de directie verboden binnen een tijdvak van een jaar na beëindiging van het dienstverband zelf in enigerlei vorm een bedrijf, gelijksoortig of aanverwant aan Inter Access te vestigen, te drijven, mede te drijven of te doen drijven, hetzij direct, hetzij indirect, als ook financieel in welke vorm dan ook bij een dergelijk bedrijf belang te hebben, direct of indirect, of daarin aandeel van welke aard dan ook te hebben, met uitzondering van ter beurze genoteerde fondsen. Het is werknemer zonder schriftelijk toestemming van de directie van Inter Access verboden binnen één jaar na beëindiging van het dienstverband, hetzij direct, hetzij indirect, contact op te nemen of te doen nemen, diensten te verrichten of te laten verrichten of een arbeidsovereenkomst aan te gaan, hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet, met of ten behoeve van:
- bedrijven waar werknemer diensten heeft verricht voor of via Inter Access;
- bedrijven waar andere werknemers van Inter Access diensten verrichten dan wel hebben verricht voor of via Inter Access in de periode van een jaar voor het beëindigen van het dienstverband, voor zover die werknemers tewerkgesteld zijn of waren bij de werkmaatschappij van Inter Access, waarbij ook de werknemer tewerkgesteld was;
- bestaande relaties en potentiële relaties van de werkmaatschappij van Inter Access waarbij de werknemer tewerkgesteld was, waarbij een potentiële relatie is gedefinieerd al(s) een relatie waaraan offerte is uitgebracht in de periode van een jaar voor het verbreken van het dienstverband.
Het is de (ex)werknemer van Inter Access verboden medewerkers van Inter Access te bewegen tot het beëindigen van het dienstverband met Inter Access.
b. Bij overtreding van het hierboven omschrevene, verbeurt de werknemer ten behoeve van Inter Access een dadelijk opeisbare boete van f 10.000,- voor elke dag dat de werknemer in overtreding is.
Gedurende zijn dienstverband is de functie van [gedaagde] gewijzigd. Hij was laatstelijk werkzaam in de functie van Business Consultant binnen het Oracle team van de BIOS afdeling.
De arbeidsovereenkomst is op verzoek van [gedaagde] per 1 september 2004 beëindigd. [gedaagde] is per deze datum in dienst getreden bij Digital Display B.V.
Ten tijde van het eindigen van het dienstverband met IA was [gedaagde] werkzaam bij de gemeente Amersfoort, hierna te noemen ‘de gemeente.’ Na 1 september 2004 is [gedaagde], ter afronding van de op dat moment tussen IA en de gemeente gemaakte afspraken, werkzaamheden blijven verrichten voor de gemeente, als werknemer van Digital Display. IA en Digital Display hebben hierover afspraken gemaakt voor de maanden september tot en met november 2004. IA heeft de werkzaamheden van [gedaagde] in deze periode rechtstreeks mogen factureren aan de gemeente en de gemeente heeft de werkzaamheden aan IA betaald.
Eind november/begin december 2004 heeft de gemeente [gedaagde] opnieuw benaderd met het verzoek de gemeente te adviseren. De gemeente verzocht Digital Display haar voor de werkzaamheden rechtstreeks te factureren. [gedaagde] heeft IA verzocht om ontheffing uit het concurrentiebeding voor deze werkzaamheden.
Bij emailbericht van 7 januari 2005 heeft de Branche Directeur Overheid van IA [gedaagde] laten weten niet akkoord te gaan met het voorstel van [gedaagde] omdat IA zelf formeel contractspartij voor de gemeente wilde blijven.
[gedaagde] heeft vervolgens de werkzaamheden voor de gemeente uitgevoerd.
Tot zover de vaststaande feiten.
IA vordert in deze procedure een verklaring voor recht dat [gedaagde] het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding heeft overtreden na 23 december 2004 door het nadien verrichten van werkzaamheden bij de gemeente Amersfoort. Voorts vordert IA [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 108.907,25 aan IA, vermeerderd met de wettelijke rente.
[gedaagde] voert in de eerste plaats als verweer aan dat het concurrentiebeding/relatiebeding zijn kracht heeft verloren. [gedaagde] voert hiervoor aan dat hij gedurende zijn dienstverband een zwaardere functie heeft verworven met meer, nieuwe verantwoordelijkheden, waardoor het concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder op hem is gaan drukken. Aangezien het concurrentiebeding niet opnieuw is aangegaan na de functiewijziging, heeft het beding zijn kracht verloren.
Voor zover vast komt te staan dat het concurrentiebeding nog geldig is, voert [gedaagde] aan dat er geen sprake is van een overtreding van dit beding. IA had immers geen bezwaar tegen het ‘meenemen’ van de werkzaamheden en de heer Speekenbrink, de toenmalig direct leidinggevende van [gedaagde], heeft mondeling ingestemd met het verzoek om te worden ontheven uit zijn concurrentiebeding.
Voor zover vast komt te staan dat wel een overtreding van het concurrentiebeding heeft plaatsgevonden, stelt [gedaagde] dat uit een belangenafweging blijkt dat [gedaagde] in verhouding onbillijk wordt benadeeld.
In reconventie vordert [gedaagde] een verklaring voor recht dat het concurrentiebeding tussen partijen zijn kracht heeft verloren, althans vernietiging van het concurrentiebeding, althans matiging van het concurrentiebeding.
IA heeft de vorderingen van [gedaagde] gemotiveerd betwist.
Beoordeling van het geschil
In conventie en in reconventie.
Geldigheid concurrentiebeding
[gedaagde] heeft aangevoerd dat het concurrentiebeding zijn kracht heeft verloren, omdat het niet opnieuw is overeengekomen na zijn functiewijziging.
De vraag die dan beantwoord dient te worden is, of als gevolg van de functiewijziging de arbeidsverhouding tussen IA en [gedaagde] zodanig ingrijpend is gewijzigd, dat hernieuwde schriftelijke vastlegging en ondertekening van het concurrentiebeding noodzakelijk waren voor het geldig blijven van het beding. Geoordeeld wordt dat hiervan geen sprake is. Uit het door [gedaagde] overgelegde overzicht kan weliswaar worden afgeleid dat [gedaagde] in zijn functie als Business Consultant meer contact had met klanten en dat de inhoud van zijn werkzaamheden verschilden van zijn werkzaamheden als Implementatiemanager, maar hieruit kan niet de conclusie worden getrokken dat de functie zodanig ingrijpend is veranderd en verzwaard dat het concurrentiebeding opnieuw overeengekomen had dienen te worden.
Ook de salarisverhoging is niet van zodanige aard dat hieruit is af te leiden dat de functie van [gedaagde] aanmerkelijk zwaarder is geworden, evenmin als het feit dat [gedaagde] als Business Consultant belcategorie onbeperkt heeft verkregen. Een verbetering van arbeidsvoorwaarden zoals [gedaagde] heeft verkregen in de periode september 2000 tot augustus 2005 past binnen het normale verloop van een dienstbetrekking.
Gebleken is derhalve dat de inhoud van de werkzaamheden van [gedaagde] weliswaar zijn gewijzigd, maar dat deze niet zodanig zijn verzwaard dat het concurrentiebeding hierdoor zwaarder op [gedaagde] is gaan drukken en hierdoor opnieuw overeengekomen had dienen te worden.
Overtreding concurrentiebeding
[gedaagde] heeft gesteld dat hij het concurrentiebeding niet heeft overtreden, omdat IA er op zich geen bezwaar tegen had dat hij werkzaamheden voor de gemeente zou blijven verrichten.
Ook bij de uitleg van een concurrentiebeding komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden en gelet op de gehele overeenkomst aan het beding mochten toekennen en wat zij in dit opzicht van elkaar mochten verwachten. Het enkele feit dat IA, onder bepaalde voorwaarden, toestemming heeft verleend aan [gedaagde] om zijn werkzaamheden bij de gemeente na beëindiging van de arbeidsovereenkomst te continueren, brengt nog niet mee dat [gedaagde], gezien de inhoud van het concurrentiebeding, ervan mocht uitgaan dat het hem ook was toegestaan latere opdrachten van de gemeente aan te nemen en uit te voeren, zonder dat IA hiervoor toestemming zou moeten geven. Dat [gedaagde] zich dit ook heeft gerealiseerd, blijkt wel uit zijn email van 23 december 2004. [gedaagde] stelt weliswaar dat de heer Speekenbrink mondeling heeft aangegeven dat hij er geen bezwaar tegen had dat [gedaagde] uit zijn concurrentiebeding zou worden ontheven, maar dit is door IA niet schriftelijk bevestigd. Integendeel, in zijn email van 7 januari 2005 geeft de Branche Directeur Overheid van IA aan dat IA niet akkoord ging met het voorstel van [gedaagde], aangezien IA contractspartner van de gemeente wenste te blijven en niet via Digital Display wenste te factureren. Het moest derhalve voor [gedaagde] duidelijk zijn dat IA hem alleen van zijn concurrentiebeding wenste te ontheffen onder de voorwaarde dat IA contractspartij bleef. Nu de gemeente Digital Display als de werkgever van [gedaagde] als contractspartij wenste, kon [gedaagde] er niet zondermeer vanuit gaan dat IA alsnog akkoord zou gaan met ontheffing uit het concurrentiebeding. De conclusie luidt derhalve dat er sprake is van overtreding van het concurrentiebeding door [gedaagde].
Belangenafweging
Op grond van lid 3 van artikel 7:653 BW kan de rechter een concurrentiebeding (gedeeltelijk) vernietigen als de werknemer, in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, onbillijk wordt benadeeld door dat beding. [gedaagde] stelt dat hiervan sprake is.
Het belang van IA bij handhaving van het concurrentiebeding is bescherming van haar klantenbestand en het tegengaan van oneerlijke concurrentie. IA stelt dat zij veel commercieel belang heeft bij het continueren van een zakelijke relatie met de gemeente, waardoor zij zelf in beeld moet blijven bij de gemeente.
Aangezien de gemeente [gedaagde] heeft ingeschakeld voor werkzaamheden terwijl hij in dienst was van IA, moet worden geconcludeerd dat de gemeente een klant van IA was. De werkzaamheden na november 2004 heeft [gedaagde] uitgevoerd voor de gemeente, terwijl hij in dienst was van Digital Display. Door dit handelen van [gedaagde] heeft IA derhalve de gemeente als klant verloren, in ieder geval voor het betreffende project. De vrees van IA voor benadeling was derhalve gerechtvaardigd.
[gedaagde] heeft als belang aangevoerd dat hij bij Digital Display een aanzienlijke positieverbetering kon verkrijgen en dat zijn positie bij Digital Display in gevaar zou kunnen komen indien hij een gedeelte van zijn werkzaamheden niet zou kunnen verrichten.
Afweging van de belangen van beide partijen leidt tot het oordeel dat de belangen van [gedaagde] in verhouding tot de belangen van IA bij volledige handhaving van het concurrentiebeding niet onredelijk zijn benadeeld. Niet betwist is dat [gedaagde], in dienst bij Digital Display, werkzaamheden voor andere klanten had kunnen uitvoeren, die geen relaties van IA waren. Nu [gedaagde] verder geen zwaarwegende belangen heeft aangevoerd, wordt geoordeeld dat de belangen van IA dienen te prevaleren en wordt geen aanleiding gezien het concurrentiebeding te vernietigen of te matigen.
Boete
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] na november 2004 nog 24 dagen werkzaamheden voor de gemeente heeft verricht. [gedaagde] stelt weliswaar dat een deel van de opdracht, zijnde twaalf dagen, verspreid over het hele jaar 2005 zou liggen, maar [gedaagde] heeft niet aangegeven wanneer de feitelijke werkzaamheden zijn afgerond. Nu [gedaagde] ook bij zijn berekening van de schade uitgaat van 24 dagen, wordt ervan uitgegaan dat [gedaagde] tot 1 september 2005 24 dagen in strijd met het concurrentiebeding voor de gemeente heeft gewerkt.
De enkele overtreding van het concurrentiebeding brengt met zich dat [gedaagde] de overeengekomen boete verschuldigd is geworden. Dat IA deze boete eerst na het einde van de tijdsduur waarvoor het concurrentiebeding gold, vordert, maakt dit niet anders. Het in een concurrentiebeding opgenomen boetebeding heeft immers zowel als doel te voorkomen dat het beding overtreden wordt, als fixatie van de schadevergoeding van de werkgever bij overtreding van het beding.
[gedaagde] heeft een beroep gedaan op matiging van de gevorderde boete. Gezien de omstandigheden van het geval wordt hiertoe wel aanleiding gezien. Niet betwist is immers dat IA zelf geen geschikte werknemers had om de opdracht bij de gemeente te vervullen. Voorts heeft IA haar schade niet beperkt door niet mee te werken aan de door [gedaagde] voorgestelde constructie om via Digital Display te factureren. De geldingsduur van het concurrentiebeding is inmiddels ook verlopen, zodat een deel van het doel van de boete, te weten het voorkomen van overtreding, niet meer aan de orde is.
De overeengekomen boete van f 10.000,- (€ 4.537,80) per dag is bovendien buitensporig hoog, gezien het loon dat [gedaagde] bij IA verdiende. Anderzijds heeft [gedaagde] volgens eigen zeggen bij Digital Display veel betere arbeidsvoorwaarden dan hij bij IA had en is hij inmiddels gepromoveerd tot mededirecteur. Gezien deze omstandigheden wordt aanleiding gezien de gevorderde boete te matigen tot € 500,- per dag, derhalve tot een totaalbedrag van € 12.000,-.
Uit hetgeen zojuist is overwogen, volgt dat de vorderingen in reconventie zullen worden afgewezen.
[gedaagde] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.
verklaart voor recht dat [gedaagde] het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding heeft overtreden na 23 december 2004 door middel van het nadien verrichten van werkzaamheden bij de gemeente Amersfoort;
veroordeelt [gedaagde] aan IA te betalen een boetebedrag van € 12.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 28 juni 2005 tot aan de dag der voldoening
in reconventie:
wijst de vorderingen van [gedaagde] af;
in conventie en in reconventie:
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van IA bepaald op:
aan explootkosten € 71,93
aan kosten GBA/KvK € 0,00
aan griffierecht € 192,00
aan salaris gemachtigde € 900,00
totale kosten € 1.163,93;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 februari 2006, in aanwezigheid van de griffier.