ECLI:NL:RBDOR:2006:AU9888

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
19 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
62598 / KG ZA 05-201
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslaglegging op paarden van manege en eigendomsvraag in kort geding

In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Dordrecht op 19 januari 2006 uitspraak gedaan in een kort geding. De zaak betreft een manege die te maken heeft met een belastingschuld, waarop de belastingdienst executoriaal beslag heeft gelegd op twee paarden, genaamd Vamos en Robin. De (schoon-)vader van de manegehouders, hier aangeduid als [eiser], vorderde in kort geding de opheffing van dit beslag, stellende dat hij de eigenaar is van de paarden. De vordering van [eiser] werd echter afgewezen.

De voorzieningenrechter heeft ter zitting op 4 januari 2006 kennisgenomen van verschillende processtukken, waaronder dagvaardingen en pleitnotities. [Eiser] stelde dat hij de paarden had gekocht van [betrokkene 2] voordat het beslag was gelegd. Hij voerde aan dat hij Robin op 25 juli 1999 en Vamos op 27 juni 2004 had aangeschaft. De rechter oordeelde echter dat niet aannemelijk was dat in een bodemprocedure zou komen vast te staan dat [eiser] daadwerkelijk eigenaar was van de paarden, gezien de registratie van de paarden op naam van [betrokkene 2].

De rechter weegt het belang van de Ontvanger, die de paarden wil verkopen om de belastingschuld te dekken, zwaarder dan het belang van [eiser]. De voorzieningenrechter concludeert dat [eiser] geen bijzonder belang heeft gesteld bij het behoud van de paarden, anders dan een financieel belang. De vorderingen van [eiser] worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken door mr. W.P. Sprenger.

Uitspraak

rolnummer : 62598 / KG ZA 05-201
datum : 19 januari 2006
RECHTBANK DORDRECHT
Sector Civiel Recht
Vonnis in kort geding
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. T.A.M. Drubbel te Almere,
procureur mr. V.J. Groot,
tegen
de Ontvanger der Belastingen,
gevestigd te Gorinchem,
gedaagde,
advocaat mr. E.E. Schipper te Amsterdam,
procureur mr. J.A. Visser.
Partijen worden hieronder aangeduid als "[eiser]" en "de Ontvanger".
Het procesverloop
1. De voorzieningenrechter heeft ter terechtzitting van 4 januari 2006 kennis genomen van de volgende processtukken:
* dagvaarding van 14 december 2005,
* proces-verbaal van de zitting van 16 december 2005,
* dagvaarding van 22 december 2005,
* pleitnotities van mr. E.E. Schipper, voornoemd,
* de door beide partijen overgelegde producties.
De feiten
2. Op grond van de - in zoverre niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken - stellingen van partijen en in het geding gebrachte producties wordt in dit geding van het volgende uitgegaan:
3. De dochter van [eiser], [naam dochter] (hierna: "[betrokkene 1]"), en haar echtgenoot [naam echtgenoot] (hierna: "[betrokkene 2]") exploiteren of exploiteerden gezamenlijk een manege in Dodewaard.
4. De FIOD heeft een onderzoek ingesteld naar [betrokkene 1] en [betrokkene 2]. Vervolgens zijn [betrokkene 2] en [betrokkene 1] strafrechtelijk veroordeeld, [betrokkene 2] terzake van oplichting in de jaren 2002 en 2003 en [betrokkene 1] terzake van belastingfraude in de periode januari 2002 tot en met oktober 2004. [betrokkene 2] heeft hoger beroep aangetekend tegen diens vonnis en [betrokkene 1] heeft berust in haar vonnis.
5. Op verzoek van de Ontvanger zijn onder meer op 4 maart 2005 op de op bedoelde manege aanwezige paarden in executoriaal beslag genomen, waaronder twee paarden genaamd Vamos en Robin. De Ontvanger heeft in eerste instantie aangekondigd dat openbare verkoping van onder meer Vamos en Robin zou plaats vinden op zaterdag 17 december 2005. Verkoop van Vamos en Robin heeft nog niet plaats gevonden. De Ontvanger heeft toegezegd de uitkomst van de onderhavige procedure af te wachten.
6. De huidige belastingschuld van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] bedraagt circa € 450.000,-.
De vorderingen
7. [eiser] vordert na eisvermeerdering bij dagvaarding van 22 december 2006 en eisvermindering (de vordering tot verbeurte van een dwangsom is) ter zitting (ingetrokken)
- kort samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de Ontvanger te verbieden om Vamos en Robin openbaar te verkopen totdat in rechte onherroepelijk over de eigendom van de twee paarden is beslist. Voorts vordert [eiser] om Vamos en Robin in het bezit van [eiser] te stellen, een en ander met veroordeling van de Ontvanger in de kosten van het geding. [eiser] stelt daartoe onder meer het volgende.
8. Robin en Vamos behoren in eigendom toe aan [eiser]. [eiser] heeft de beide paarden gekocht van [betrokkene 2] voordat beslag is gelegd. [eiser] heeft Robin gekocht op 25 juli 1999 voor fl. 2.000,- en Vamos op 27 juni 2004 voor € 2.000,-. Ieder van de paarden heeft inmiddels een waarde van omstreeks € 30.000,-. [eiser] heeft spoedeisend belang bij het terugverkrijgen van de paarden omdat Robin niet op wedstrijden kan worden uitgebracht en Vamos niet beschikbaar is voor dekkingen.
Het verweer
9. De conclusie van de Ontvanger strekt tot afwijzing van de vordering met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding. De ontvanger stelt dat Robin en Vamos zich steeds bij [betrokkene 2] en [betrokkene 1] hebben bevonden en dat niet is aangetoond dat Robin en Vamos in eigendom toebehoren aan [eiser]. Indien [eiser] wel eigenaar zou zijn, dan worden de twee paarden nog steeds getroffen door het gelegde bodembeslag. Voorts zijn de twee koopovereenkomsten betreffende de beide paarden vernietigbaar omdat sprake is van paulianeus handelen, nu de paarden voor een prijs zijn verkocht die ver onder de marktwaarde ligt.
De beoordeling
7. Naar voorlopig oordeel is niet aannemelijk geworden dat in een bodemprocedure zal komen vast te staan dat [eiser] eigenaar is van de paarden Vamos en Robin.
Volgens de stellingen van [eiser] is Robin op 25 juli 1999 door [betrokkene 2] aan hem verkocht en geleverd. Uit het als productie 10 overgelegde 'paardenpaspoort' betreffende Robin blijkt dat [betrokkene 2] het paard op 5 september 2000 bij de NRPS op naam van zijn manege heeft laten registreren en het op 8 april 2003 op zijn eigen naam heeft laten registreren. Gegeven de belastingproblemen bij [betrokkene 2] en [betrokkene 1] in de periode 2002 - 2004, de familieverhouding en de gestelde waarde van Robin ligt het niet voor de hand aan te nemen dat [betrokkene 2] in die periode Robin in strijd met de waarheid op zijn eigen naam heeft laten registreren.
Volgens de stellingen van [eiser] is Vamos op 27 juni 2004 door [betrokkene 2] aan hem verkocht en geleverd. Uit het als productie 11 overgelegde 'paardenpaspoort' betreffende Vamos blijkt dat [betrokkene 2] het paard op 15 november 2004 bij de KWPN en op 12 februari 2005 bij het Europees Stamboek op zijn eigen naam heeft laten registreren. Gegeven de belastingproblemen bij [betrokkene 2] en [betrokkene 1] in de periode 2002 - 2004, de familieverhouding en de gestelde waarde van Vamos ligt het niet voor de hand aan te nemen dat [betrokkene 2] Vamos in strijd met de waarheid op zijn eigen naam heeft laten registreren.
8. Voorts weegt het belang van de Ontvanger om tot verkoop van de twee paarden over te gaan zwaarder dan het belang van [eiser]. Een bijzonder belang bij behoud van de beide paarden, anders dan een potentieel gemis aan geldelijk gewin ermee, heeft [eiser] niet gesteld. Indien en voor zover [eiser] in een bodemprocedure in het gelijk mocht worden gesteld, zal het financieel verlies in de vorm van een aan [eiser] toe te kennen schadevergoeding kunnen worden goedgemaakt.
9. Op het vorenstaande stuiten de vorderingen af.
10. De vorderingen van [eiser] worden mitsdien afgewezen.
11. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiser] worden veroordeeld in de proceskosten.
De beslissing in kort geding
De voorzieningenrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van de Ontvanger bepaald op € 816,-- aan salaris van de procureur en € 244,-- aan verschotten, (griffierecht).
Dit vonnis is gewezen door mr. W. P. Sprenger en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 januari 2006.