ECLI:NL:RBDOR:2006:AU9052

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
5 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
62566 / KG ZA 05-200
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissement van Bakkerij Van der Meer en concurrentie door voormalig werknemer

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Dordrecht op 5 januari 2006 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Bakkerij Alblasserwaard B.V. en een voormalig werknemer, aangeduid als [gedaagde sub 1]. De eiser, Bakkerij Alblasserwaard, had de activa van de failliete Bakkerij Van der Meer gekocht en vorderde een verbod op concurrentie door [gedaagde sub 1], die na het faillissement zijn werkzaamheden als broodbezorger voortzette voor een andere bakkerij. Bakkerij Alblasserwaard stelde dat [gedaagde sub 1] onrechtmatig handelde door zijn klanten te blijven bedienen, terwijl hij in dienst was van de nieuwe eigenaar van de activa.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen arbeidsovereenkomst tot stand was gekomen tussen Bakkerij Alblasserwaard en [gedaagde sub 1], omdat deze laatste de aangeboden overeenkomst niet had ondertekend. Bovendien was er geen concurrentiebeding overeengekomen. De rechter oordeelde dat [gedaagde sub 1] gebruik maakte van zijn opgebouwde klantenrelaties, maar dat dit op zich niet onrechtmatig was. De vrijheid van handel en concurrentie was in dit geval niet geschonden, aangezien [gedaagde sub 1] geen vertrouwelijke informatie of bijzondere kennis van zijn vorige werkgever gebruikte.

De vordering van Bakkerij Alblasserwaard werd afgewezen, en de rechtbank veroordeelde de eiser in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de grenzen van concurrentie en de rechten van werknemers na een faillissement, evenals de noodzaak van duidelijke afspraken in arbeidsovereenkomsten.

Uitspraak

rolnummer : 62566 / KG ZA 05-200
datum : 5 januari 2006
RECHTBANK DORDRECHT
Sector Civiel Recht
Vonnis in kort geding
in de zaak van
de besloten vennootschap
Bakkerij Alblasserwaard B.V.,
gevestigd te Meerkerk, gemeente Zederik,
eiseres,
advocaat mr. H.B.J. Huiskes te Deventer,
procureur mr. P.C. van Houten,
tegen
1 [gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. a. de vennootschap onder firma
Vof Speciaal Bakkerij [gedaagde sub 2a],
gevestigd te Groot-Ammers,
gemeente Liesveld,
2.b. [gedaagde sub 2b],
wonende te [woonplaats],
2.c. [gedaagde sub 2c],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. A. Rijsdijk,
procureur mr. M. Visser.
Eiseres wordt hieronder aangeduid als Bakkerij Alblasserwaard, gedaagde sub 1 wordt aangeduid als [gedaagde sub 1] en gedaagden sub 2 worden gezamenlijk aangeduid als [gedaagden sub 2].
Het procesverloop
1. De voorzieningenrechter heeft ter terechtzitting van 22 december 2005 kennis genomen van de volgende processtukken:
* dagvaardingen van 14 december 2005,
* pleitnotities van mr. H.B.J. Huiskes, voornoemd,
* pleitnotities van mr. A. Rijsdijk, voornoemd,
* de door beide partijen overgelegde producties.
De feiten
2. Op grond van de - in zoverre niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken - stellingen van partijen en in het geding gebrachte producties wordt in dit geding van het volgende uitgegaan:
3. [gedaagde sub 1] was circa 25 tot 30 jaar werknemer bij Bakkerij Alting. [gedaagde sub 1] was broodbezorger in de wijk die werd gevormd door de dorpen Leerbroek en Nieuwland. Bakkerij Alting is in 2003 overgenomen door Bakkerij Van der Meer Dordrecht B.V. (hierna: Van der Meer) en daarbij is de arbeidsovereenkomst met [gedaagde sub 1] van rechtswege mee overgegaan. Van der Meer is bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 16 november 2005 in staat van faillissement verklaard.
4. Bakkerij Alblasserwaard stelt dat zij van de curator de activa van Van der Meer heeft gekocht.
5. Bakkerij Alblasserwaard heeft aan [gedaagde sub 1] een arbeidsovereenkomst aangeboden met een duur van drie maanden. Op 30 november 2005 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Bakkerij Alblasserwaard en [gedaagde sub 1] met als doel dat [gedaagde sub 1] de arbeidsovereenkomst zou ondertekenen. [gedaagde sub 1] heeft de arbeidsovereenkomst niet ondertekend. [gedaagde sub 1] heeft in het gesprek kenbaar gemaakt dat hij vanaf 10 december 2005 zijn werkzaamheden voort zou zetten als zelfstandige dan wel als werknemer van [gedaagden sub 2].
De vordering
6. Bakkerij Alblasserwaard vordert - kort samengevat - om, op straffe van verbeurte van een dwangsom:
- [gedaagde sub 1] te verbieden om bakkerijproducten te venten aan inwoners van de dorpen Leerbroek en Nieuwland;
- [gedaagden sub 2] te verbieden om bakkerijproducten aan [gedaagde sub 1] te leveren althans om [gedaagde sub 1] daarbij op enige wijze te ondersteunen,
met veroordeling van gedaagden in de kosten van het geding. Zij stelt daartoe het volgende.
7. Bakkerij Alblasserwaard heeft de activa van de gefailleerde Van der Meer gekocht van de curator. Vanaf 21 november 2005 worden de activiteiten van de voormalige onderneming Van der Meer niet meer voor rekening van de curator, maar voor rekening van Bakkerij Alblasserwaard gedreven. Vanaf deze datum is [gedaagde sub 1] in dienst van Bakkerij Alblasserwaard. Dat tussen Bakkerij Alblasserwaard en [gedaagde sub 1] een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen, blijkt onder meer daaruit dat Bakkerij Alblasserwaard een voorschot van € 500,- aan [gedaagde sub 1] heeft gegeven en dat [gedaagde sub 1] na 21 november 2005 de omzet is blijven afrekenen met Bakkerij Alblasserwaard. [gedaagde sub 1] handelt onrechtmatig jegens Bakkerij Alblasserwaard. Na de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst met Bakkerij Alblasserwaard heeft [gedaagde sub 1] zijn werkzaamheden in de wijk voortgezet, waarmee hij Bakkerij Alblasserwaard op onoirbare wijze concurrentie aandoet. De concurrentieactiviteiten van [gedaagde sub 1] zijn uitsluitend gericht op de klanten die [gedaagde sub 1] ook al bediende voorafgaand aan zijn opzegging. [gedaagde sub 1] was het gezicht van Bakkerij Alting in de betreffende wijk. [gedaagde sub 1] heeft een persoonlijke relatie opgebouwd met zijn klanten. Alle contacten met de klanten liepen via [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 1] rekende af met de klanten en hij verkocht op rekening als een klant niet contant kon afrekenen. De juridische relatie echter bestond tussen de werkgever van [gedaagde sub 1] en de betreffende klant. [gedaagde sub 1] is bovendien al met de voorbereiding van zijn concurrerende activiteiten begonnen toen hij nog bij Bakkerij Alblasserwaard in dienst was. [gedaagde sub 1] heeft toen in samenwerking met [gedaagden sub 2] een ventvergunning aangevraagd en ook heeft hij alvast een kerstbestelling opgenomen.
Het verweer
8. De conclusie van gedaagden strekt tot afwijzing van de vordering met veroordeling van Bakkerij Alblasserwaard in de kosten van het geding. Gedaagden voeren het volgende aan,
9. Bakkerij Alblasserwaard is niet-ontvankelijk in haar vordering. Eiseres bestaat niet. Eiseres is niet ingeschreven als besloten vennootschap in het Handelsregister. Wel is ingeschreven Bakkerij Alblasserwaard B.V. i.o. (in oprichting). Er is bovendien geen sprake van een (spoedeisend) belang bij de gevraagde voorziening, nu niet blijkt dat Bakkerij Alblasserwaard de activa van Van der Meer heeft gekocht van de curator. Deugdelijk schriftelijk bewijs van de koop is niet overgelegd.
10. Gedaagden betwisten dat zij onrechtmatig handelen. Van ongeoorloofde concurrentie is geen sprake. Bakkerij Alblasserwaard wordt geen strobreed in de weg gelegd bij de verkoop van bakkerijproducten in de betreffende wijk. Gedaagden betwisten primair dat een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen tussen [gedaagde sub 1] en Bakkerij Alblasserwaard en als een zodanige overeenkomst wel tot stand zou zijn gekomen dan bevat deze in ieder geval geen concurrentiebeding.
De beoordeling
11. Ter zitting heeft Bakkerij Alblasserwaard haar vordering ingetrokken voor zover gericht tegen [gedaagden sub 2]. Dit deel van de vordering behoeft derhalve geen bespreking meer.
12. Vooralsnog is aannemelijk dat de besloten vennootschap van Bakkerij Alblasserwaard reeds tot stand is gekomen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de betreffende mededelingen van Bakkerij Alblasserwaard ter zitting. Eveneens is aannemelijk dat Bakkerij Alblasserwaard de activa heeft gekocht in de gefailleerde onderneming Van der Meer. Bakkerij Alblasserwaard kan mitsdien in haar vordering worden ontvangen.
13. Indien, veronderstellenderwijs, wordt aangenomen dat tussen Bakkerij Alblasserwaard en [gedaagde sub 1] een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen, dan staat nog steeds als door Bakkerij Alblasserwaard erkend vast dat tussen partijen geen concurrentiebeding is overeengekomen. Voorts staat vast dat er thans in ieder geval geen sprake (meer) is van een arbeidsovereenkomst tussen Bakkerij Alblasserwaard en [gedaagde sub 1].
14. Uitgangspunt is de vrijheid van handel, beroep en bedrijf, die met zich brengt dat in beginsel vrije concurrentie kan worden aangedaan. Beoordeeld dient thans te worden of, en in hoeverre, de specifieke omstandigheden van het geval aan dat uitgangspunt afbreuk doen. Op zich is aannemelijk dat [gedaagde sub 1] thans geheel of grotendeels slechts die klanten bedient die hij voorheen ook al bediende, alsmede dat [gedaagde sub 1] daarbij gebruik maakt van de relatie die hij met de klanten heeft opgebouwd in de wijk waarin hij al 25 jaar actief is. Dat maakt het handelen van [gedaagde sub 1] echter nog niet onrechtmatig. Voorts verzet [gedaagde sub 1] zich niet tegen concurrentie door Bakkerij Alblasserwaard. [gedaagde sub 1] maakt ook geen gebruik van een bijzondere, vertrouwelijke kennis, afkomstig van zijn vorige werkgever. De waarde die Bakkerij Alblasserwaard hecht aan het klantenbestand in de wijk van [gedaagde sub 1] had zij bovendien tot uitdrukking kunnen laten komen in de onderhandelingen over het sluiten van een arbeidsovereenkomst met [gedaagde sub 1]. Het gestelde opnemen van een kerstbestelling en het aanvragen van een ventvergunning door [gedaagde sub 1] terwijl hij nog werknemer zou zijn van Bakkerij Alblasserwaard, zijn van een te gering belang om een voorziening in kort geding te rechtvaardigen, daargelaten of [gedaagde sub 1] daarmee wanprestatie zou hebben gepleegd of onrechtmatig zou hebben gehandeld. Slotsom is dat geen aanleiding bestaat voor het treffen van de gevorderde voorziening.
15. Als de in het ongelijk gestelde partij zal Bakkerij Alblasserwaard worden veroordeeld in de proceskosten.
De beslissing in kort geding
De voorzieningenrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt Bakkerij Alblasserwaard in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [gedaagde sub 1] en [gedaagden sub 2] bepaald op € 816,-- aan salaris van de procureur en € 244,-- aan verschotten (griffierecht).
Dit vonnis is gewezen door mr. dr. R.J. verschoof en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 januari 2006.