ECLI:NL:RBDOR:2005:AU9602

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
30 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
52723 HAZA 04 -2093
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van leverancier en importeur voor schade aan zeezeiljacht

In deze zaak, die voor de Rechtbank Dordrecht werd behandeld, stond de aansprakelijkheid van de leverancier Vink Diesel B.V. en de importeur MAN Rollo centraal. De eiseressen, bestaande uit verschillende schadeverzekeringsmaatschappijen, stelden dat de bouwer van het jacht en haar verzekeraars recht hadden op schadevergoeding voor de schade aan de motor van een zeezeiljacht. De rechtbank diende te beoordelen of de leverancier en de importeur aansprakelijk waren voor de geleden schade. De rechtbank oordeelde dat de importeur niet aansprakelijk was, en het verweer van de leverancier dat de bouwer van het jacht de schade niet in eigen vermogen had geleden, werd verworpen. Na bewijslevering werd de vordering tegen de leverancier ook afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de eiseressen niet voldoende bewijs hadden geleverd dat vóór 23 december 2002 zeewater in het carter van de scheepsmotor was doorgedrongen door een defect aan de spoelluchtkoeler. De getuigenverklaringen en schriftelijke verklaringen gaven geen sluitend bewijs voor de stellingen van de eiseressen. De rechtbank wees de vorderingen af en veroordeelde de eiseressen in de proceskosten van de gedaagde partij, Vink. Dit vonnis werd uitgesproken op 30 november 2005 door rechter W.P. Sprenger.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
sector civiel recht
Vonnis van de enkelvoudige kamer
in de zaak van
1. de naamloze vennootschap
Nieuwe Hollandse Lloyd Schadeverzekeringmaatschappij N.V.,
gevestigd te Woerden,
2. de naamloze vennootschap
Fortis Corporate Insurance N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
3. de naamloze vennootschap
Aegon Schadeverzekering N.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
4. de naamloze vennootschap
Hannover International Insurance (Nederland) N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
5. de naamloze vennootschap
Delta Lloyd Schadeverzekering N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
6. de naamloze vennootschap
Generali Schadeverzekering Maatschappij N.V.,
gevestigd te Diemen,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Bruns Ten Brink Assuradeuren B.V.,
gevestigd te Wormer,
8. de naamloze vennootschap
Achmea Schadeverzekeringen N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KSA Verzekeringen B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
10. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Holland Jachtbouw B.V.,
gevestigd te Zaandam,
eiseressen,
procureur: mr. J.A. Visser,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Vink Diesel B.V.,
gevestigd te Sliedrecht,
gedaagde,
procureur mr. M. Tanriöver-Urfan.
Eiseressen sub 1 tot en met 9 worden hieronder gezamenlijk ook aangeduid als “Assuradeuren”, eiseres sub 10. ook als “HJB” en gedaagde ook als “Vink”.
Het verdere procesverloop
1. Verwezen wordt naar het vonnis van 26 januari 2005.
2. Eiseressen hebben de getuige [getuige 1] voorgebracht voor verhoor. Van het getuigenverhoor is proces-verbaal opgemaakt.
3. Eiseressen hebben bij akte van 27 april 2005 een verklaring van [naam] overgelegd.
4. Vink heeft de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] voorgebracht voor verhoor. Van de getuigenverhoren is proces-verbaal opgemaakt.
5. Eiseressen hebben een conclusie na enquête genomen en daarbij productie 14 overgelegd.
6. Vink heeft daarop ook een conclusie na enquête genomen.
7. Daarop hebben partijen vonnis gevraagd.
8. De rechtbank heeft kennis genomen van de genoemde processtukken.
De verdere beoordeling van de vorderingen
9. Verwezen wordt naar hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis van 26 januari 2005.
10. Bij dat tussenvonnis is eiseressen opgedragen, desgewenst door middel van getuigen, te bewijzen
(a) dat vóór 23 december 2002 zeewater is doorgedrongen in het carter van de scheepsmotor,
(b) doordat het deksel van de spoelluchtkoeler ervan niet afsloot
(c) en dat daardoor de gestelde schade aan de scheepsmotor is ontstaan.
11. Geen van de getuigen heeft verklaard dat hijzelf heeft waargenomen dat vóór 23 december 2002 zeewater is doorgedrongen in het carter van de scheepsmotor, doordat het deksel van de spoelluchtkoeler ervan niet afsloot en dat daardoor de gestelde schade aan de scheepsmotor is ontstaan. Ook in de schriftelijke verklaring van [naam] wordt dat niet uit eigen waarneming verklaard.
12. De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij aannam dat de door hem op gedemonteerde onderdelen van de scheepsmotor waargenomen corrosie was ontstaan door het indringen van zout water, maar dat hij geen zout water test heeft gedaan en dat hij niet heeft kunnen onderzoeken of het zoet of zout water was geweest dat sporen had nagelaten op de spoelluchtkoeler.
13. De getuige [getuige 1] baseert zich op een mededeling van [naam] dat deze had geconstateerd dat water via de spoelluchtkoeler in de scheepsmotor was binnengedrongen. Uit de schriftelijke verklaring van [naam] blijkt, echter, dat hij niet heeft waargenomen dat water via de spoelluchtkoeler in de scheepsmotor was binnengedrongen, maar dat hij slechts heeft vastgesteld dat er een lek in die koeler moest zitten. [naam] heeft bij redenering bepaald dat via dat lek zout water de scheepsmotor in kon lopen.
14. Derhalve ligt een feitelijke vaststelling dat, zoals eiseressen stellen, vóór 23 december 2002 zeewater is doorgedrongen in het carter van de scheepsmotor, doordat het deksel van de spoelluchtkoeler ervan niet afsloot en dat daardoor de gestelde schade aan de scheepsmotor is ontstaan niet voor.
15. Waar Vink gemotiveerd betwist dat zeewater in het carter van de scheepsmotor is doorgedrongen als door eiseressen gesteld, alsmede de gestelde oorzaak ervan en Vink andere mogelijke oorzaken voor zodanig eventueel binnendringen aanvoert, terwijl de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] ook andere mogelijke oorzaken daarvoor vermelden, wordt geoordeeld dat eiseressen het hen opgedragen bewijs niet hebben geleverd.
16. Daarop stuit toewijzing van de vorderingen tegen Vink af.
17. Eiseressen zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden verwezen.
De beslissing
De rechtbank
Wijst de vorderingen af;
veroordeelt eiseressen in de kosten van het geding gevallen aan de zijde van gedaagde Vink, tot en met dit vonnis bepaald op € 3.576,- aan salaris van de procureur en op € 1.910,- aan verschotten (waarvan € 1.900,- aan griffierecht);
verkaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank van woensdag 30 november 2005.