ECLI:NL:RBDOR:2005:AU9598

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
26 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
52723 HA ZA 04-2093
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van leverancier en importeur voor schade aan scheepsmotor van zeezeiljacht

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 26 januari 2005 uitspraak gedaan over de aansprakelijkheid van de leverancier Vink Diesel B.V. en de importeur MAN Rollo B.V. voor schade aan de motor van een zeezeiljacht. De eiseressen, een groep van verzekeringsmaatschappijen, vorderden schadevergoeding van Vink, nadat ze onder een garantieverzekering de herstelkosten van de motor hadden vergoed aan de bouwer van het jacht, Holland Jachtbouw B.V. (HJB). De rechtbank heeft vastgesteld dat de importeur MAN Rollo niet aansprakelijk was, omdat er onvoldoende bewijs was dat de schade aan de motor door hun toedoen was ontstaan.

De rechtbank heeft het verweer van Vink, dat de bouwer van het jacht de schade niet in eigen vermogen had geleden, verworpen. Na bewijslevering heeft de rechtbank de vordering tegen Vink afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de eiseressen niet hadden aangetoond dat Vink aansprakelijk was voor de schade, omdat de schade niet was ontstaan door een tekortkoming in de levering van de scheepsmotor. De rechtbank heeft de eiseressen veroordeeld in de kosten van het geding.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor eiseressen om voldoende bewijs te leveren van de aansprakelijkheid van de leverancier en de importeur in gevallen van schade aan producten, vooral in de context van industriële vervaardiging. De rechtbank heeft de mogelijkheid voor eiseressen open gelaten om bewijs te leveren dat de schade aan de scheepsmotor daadwerkelijk is ontstaan door een gebrek in de motor, maar heeft de vorderingen tegen MAN Rollo niet-ontvankelijk verklaard, aangezien deze vorderingen door de eiseressen zijn ingetrokken tijdens de comparitie.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
sector civiel recht
Vonnis van de enkelvoudige kamer
in de zaak van
1. de naamloze vennootschap
Nieuwe Hollandse Lloyd Schadeverzekeringmaatschappij N.V. 15 %,
gevestigd te Woerden,
2. de naamloze vennootschap
Fortis Corporate Insurance N.V. 20%,
gevestigd te Amstelveen,
3. de naamloze vennootschap
Aegon Schadeverzekering N.V. 17,5%,
gevestigd te 's-Gravenhage,
4. de naamloze vennootschap
Hannover International Insurance (Nederland) N.V. 15%,
gevestigd te Rotterdam,
5. de naamloze vennootschap
Delta Lloyd Schadeverzekering N.V. 15%,
gevestigd te Amsterdam,
6. de naamloze vennootschap
Generali Schadeverzekering Maatschappij N.V. 7,5%,
gevestigd te Diemen,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Bruns Ten Brink Assuradeuren B.V. 5%,
gevestigd te Wormer,
8. de naamloze vennootschap
Achmea Schadeverzekeringen N.V. 3%,
gevestigd te Apeldoorn,
9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KSA Verzekeringen B.V. 2%,
gevestigd te Amsterdam,
10. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Holland Jachtbouw B.V.,
gevestigd te Zaandam,
eiseressen,
procureur: mr. J.A. Visser,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Vink Diesel B.V.,
gevestigd te Sliedrecht,
gedaagde,
procureur mr. W.T.M. Uilhoorn,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAN Rollo B.V.,
gevestigd te ‘s-Gravenhage,
gedaagde,
procureur mr. V.J. Groot.
Eiseressen sub 1 tot en met 9 worden hieronder gezamenlijk ook aangeduid als “Assuradeuren”, eiseres sub 10. ook als “HJB”, gedaagde sub 1 ook als “Vink” en gedaagde sub 2 ook als “MAN Rollo”.
Het procesverloop
1. De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
? exploit van dagvaarding van 22 december 2003;
? akte van 18 februari 2004, houdende vermeerdering van eis, met 13 producties;
? incidentele conclusie van Vink tot oproeping van MAN Rollo in vrijwaring, met 28 producties;
? incidentele conclusie van MAN Rollo tot oproeping van Vink in vrijwaring, met 6 producties;
? akte zijdens eiseressen houdende referte ten aanzien van de incidentele conclusie van Vink tot oproeping van MAN Rollo in vrijwaring;
? akte zijdens eiseressen houdende referte ten aanzien van de incidentele conclusie van MAN Rollo tot oproeping van Vink in vrijwaring;
? vonnis van 23 juni 2004, waarbij Vink werd toegestaan om MAN Rollo in vrijwaring op te roepen en MAN Rollo werd toegestaan om Vink in vrijwaring op te roepen;
? conclusie van antwoord zijdens Vink, met 11 producties;
? conclusie van antwoord zijdens MAN Rollo, met 14 producties;
? tussenvonnis van 15 september 2004, waarbij een comparitie van partijen werd gelast;
? proces-verbaal van comparitie van partijen van 4 januari 2005, alsmede de daarin als ingediend vermelde stukken.
2. Bij comparitie van partijen hebben eiseressen hun vorderingen tegen MAN Rollo ingetrokken.
De vaststaande feiten
3. De navolgende feiten, zakelijk weergegeven en voor zover in dezen van belang, worden als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, danwel niet of niet voldoende betwist, alsmede op grond van de producties, voor zover niet betwist, als vaststaand aangemerkt.
4. HJB en Vink hebben in juli 2000 een overeenkomst van koop en verkoop gesloten betreffende onder meer een MAN/Nanni 6.660 LE scheepsmotor (“de scheepsmotor”) ten behoeve van het door HJB te bouwen zeiljacht [naam boot].
5. Vink heeft de scheepsmotor van MAN Rollo, de importeur van MAN/Nanni motoren, gekocht en geleverd gekregen. Vink heeft de scheepsmotor in januari 2001 aan HJB geleverd. HJB heeft de scheepsmotor in de [naam boot] ingebouwd. Op 19 juli 2001 heeft Vink de scheepsmotor in bedrijf gesteld. Op of omstreeks 4 april 2002 heeft Vink de scheepsmotor een servicebeurt gegeven, waarbij onder meer de smeerolie is afgetapt en vervangen.
6. HJB heeft de [naam boot] op 23 augustus 2002 aan haar opdrachtgever [naam] opgeleverd en overgedragen. Onder het scheepsbouwcontract verleent HJB aan [naam] garantie op het schip met toebehoren gedurende een bepaalde termijn na die oplevering. Assuradeuren hielden het risico van aansprakelijkheid van HJB in verband met die garantie gedekt.
7. [naam] heeft de [naam boot] naar Mallorca gevaren. Op of omstreeks 9 januari 2003 heeft [naam] bij HJB schade aan de scheepsmotor geclaimd onder die garantie, omdat hij op of omstreeks 23 december 2002 te Palma de Mallorca had ontdekt dat zeewater in het carter van de scheepsmotor was gekomen.
8. In opdracht van de makelaar in assurantiën betrokken op de onder 6. bedoelde garantieverzekering heeft expertisebureau A.J.J. van den Andel B.V. aard, oorzaak en omvang van die schade aan de scheepsmotor onderzocht en daarover bij rapport van 22 mei 2003 verslag uitgebracht (“Rapport Van den Andel”; productie 7 bij akte van 18 februari 2004). In het Rapport Van den Andel wordt de schadeomvang begroot op € 63.034,96. De kosten van de bemoeienissen van Van den Andel hebben
€ 10.583,67, inclusief BTW belopen.
9. Bij brief van 20 maart 2003 (bijlage O bij Rapport Van den Andel) heeft Van den Andel Vink aansprakelijk gesteld voor de schade aan de scheepsmotor en onder meer geschreven:
“Gaarne vernemen wij of door U respectievelijk Uw assuradeuren een expert wordt benoemd om de schade mede op te nemen of dat U sans préjudice met onze opname akkoord gaat.”.
Vink heeft in haar antwoord bij brief van 17 april 2003 (bijlage P bij Rapport Van den Andel) onder meer geschreven:
“U wilt ons wel op de hoogte houden van de afwikkeling van de schade en in het bijzonder waar wij de schade kunnen opnemen.”
Vink heeft zelf geen onderzoek naar de schade aan de scheepsmotor gedaan c.q. laten doen.
10. Elk van de Assuradeuren heeft terzake van de schade aan de scheepsmotor onder de garantieverzekering het achter de naam van de betreffende Assuradeur genoemde percentage van € 66.575,- aan HJB betaald. Bovendien hebben Assuradeuren in die verhouding de kosten van de bemoeienissen van Van den Andel ten belope van
€ 10.583,67 incluis BTW voor hun rekening genomen.
De vorderingen
11. Eiseressen vorderen, na wijziging van hun eisen en na intrekking van de eisen tegen MAN Rollo, dat de rechtbank Vink bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zal veroordelen om
(a) aan elk van de eiseressen sub 1 tot en met sub 9 te betalen het achter de naam van de betreffende eiseres genoemde percentage van het bedrag van € 66.575,-, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 23 december 2002, althans vanaf de dag der dagvaarding tot en met de dag der algehele voldoening, alsmede
(b) aan HJB te betalen de bedragen van € 7.600,- en 10.583,67, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 23 december 2002, althans vanaf de dag der dagvaarding tot en met de dag der algehele voldoening, alsmede
(c) aan eiseressen gezamenlijk te betalen € 1.542,-, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf de dag der dagvaarding tot en met de dag der algehele voldoening, alsmede
(d) Vink te veroordelen in de kosten van het geding.
12. Eiseressen stellen daartoe -zakelijk weergegeven en voor zover in dezen van belang- het volgende.
13. Op of omstreeks 23 december 2002 is ontdekt dat zeewater in het carter van de scheepsmotor was doorgedrongen langs een rubberen O-ring van het deksel van de spoelluchtkoeler, dat niet goed had vastgezeten. Door de indringing van zeewater is de scheepsmotor aangetast door corrosie. Eiseressen verwijzen naar het Rapport Van den Andel, waarin die schadeoorzaak wordt beschreven.
14. Blijkens de brief van Vink aan MAN Rollo van 17 april 2003 (productie 13 bij conclusie van antwoord MAN Rollo) was Vink al op of omstreeks 25 december 2002 op de hoogte van de schade. Van den Andel heeft bij brief van 20 maart 2003 Vink uitgenodigd om ook zelf een expert te benoemen of onderzoek te (laten) doen, hetgeen Vink heeft nagelaten. Derhalve dient bij de beoordeling uitgegaan te worden van de juistheid van het Rapport Van den Andel. In ieder geval gaat het niet aan dat Vink bij het onderzoek naar aard, oorzaak en omvang van de schade is blijven achterover leunen en in dit geding vraagtekens stelt bij de (juistheid van de) bevindingen van Van den Andel.
15. De verwachte levensduur van de scheepsmotor was 10.000 tot 25.000 draaiuren. De schade door indringing van zeewater is al na (hooguit) 225 draaiuren ontstaan. Wegens het onder 13. genoemde gebrek voldeed de scheepsmotor niet aan de overeenkomst tussen HJB en Vink.
16. HJB, onder de (garantie in het kader van de) scheepsbouwovereenkomst jegens [naam] gehouden om de scheepsmotor te herstellen, heeft daarvoor zorg gedragen. Assuradeuren hebben onder de garantieverzekering aan HJB de herstelkosten belopende € 66.575,- vergoed, onder aftrek van het eigen risico van € 7.600,-.
17. Vink is gehouden de herstelkosten te vergoeden, primair op grond van door Vink gepleegde wanprestatie, subsidiair wegens het niet nakomen van garantieverbintenissen.
18. Over de vordering(en) tot schadevergoeding is wettelijke rente verschuldigd vanaf de dag dat de schade is ontstaan, althans ontdekt, namelijk op 23 december 2002, althans vanaf de dag van dagvaarding.
19. Eiseressen hebben terzake van correspondentie en aanmaningen buitengerechtelijke incassokosten moeten maken, welke zij begroten op 2 punten van het toepasselijke liquidatietarief, berekend op € 1.542,-.
20. De kosten van de bemoeienissen van Van den Andel dienen te worden aangemerkt als schade in de vorm van kosten ter vaststelling van de aansprakelijkheid van Vink.
21. Eiseressen verzoeken, hangende de beoordeling van de aansprakelijkheid van Vink, de beoordeling van de op Vink verhaalbare schadeomvang op te schorten.
Het verweer
Vink
22. Vink voert gemotiveerd verweer. Haar conclusie strekt tot niet-ontvankelijk verklaring van de eiseressen, althans tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van eiseressen in de kosten van het geding, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
23. Vink voert onder meer -zakelijk weergegeven en voor zover in dezen van belang- het volgende aan. Vink verwijst daarbij mede naar haar bij incidentele conclusie tot oproeping van MAN Rollo in vrijwaring aangevoerde verweren en overgelegde producties.
24. Vink vernam voor het eerst van schade aan de scheepsmotor uit de brief van Van den Andel van 18 maart 2003 (bijlage O bij Rapport Van den Andel).
25. Vink betwist dat de scheepsmotor niet voldoet aan hetgeen HJB op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten. Vink betwist dat zeewater in het carter is doorgedrongen als door eiseressen gesteld, alsmede de gestelde oorzaak ervan. Indien water op de door eiseressen gestelde wijze in de motor terecht zou zijn gekomen, dan zou bij draaiende motor aanmerkelijke rookontwikkeling zijn ontstaan welke de bemanning zou hebben moeten zijn opgevallen. Indien water in de gestelde omvang in het carter zou zijn gekomen, dan zou dat ook bij draaiende motor moeten zijn waargenomen, terwijl de motor dan waarschijnlijk zou zijn vastgelopen. De in het Rapport Van den Andel weergegeven schade is waarschijnlijk ontstaan door na te laten de zee-afsluiter van de koelwatertoevoerleiding af te sluiten toen het schip stillag.
26. Noch toen Vink de scheepsmotor op 19 juli 2001 in bedrijf stelde, noch toen Vink op of omstreeks 4 april 2002 de scheepsmotor een servicebeurt gaf en daarbij de smeerolie aftapte en verving, is van water in het carter gebleken. Indien bij het vervangen van de smeerolie in april 2002 water in het carter aanwezig zou zijn geweest, dan zou dat toen zijn gebleken.
27. Vink heeft de scheepsmotor met inbegrip van de spoelluchtkoeler gekocht en geleverd gekregen van MAN Rollo, de importeur van MAN/Nanni motoren. Vink heeft noch de spoelluchtkoeler, noch het deksel ervan bewerkt. Daarom kan de eventuele schade niet aan Vink worden toegerekend.
28. Omdat HJB onder het scheepsbouwcontract aan [naam] slechts 3 maanden garantie verleende, was HJB ten opzichte van [naam] rechtens niet gehouden de gestelde schade aan de scheepsmotor te herstelen. Om dezelfde reden waren Assuradeuren niet gehouden de gestelde schade aan HJB te vergoeden. Daarom kunnen eiseressen in hun vorderingen op Vink niet worden ontvangen.
29. Bij comparitie van partijen heeft Vink haar aanvankelijk gevoerde, op de toepasselijkheid van Metaalunievoorwaarden en van garantievoorwaarden gebaseerde verweren ingetrokken.
MAN Rollo
30. MAN Rollo voert gemotiveerd verweer. Haar conclusie strekt tot niet-ontvankelijk verklaring van eiseressen, althans tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van eiseressen in de kosten van het geding, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
31. Omdat eiseressen bij comparitie van partijen hun vorderingen jegens MAN Rollo hebben ingetrokken wordt het door MAN Rollo gevoerde verweer alhier niet vermeld.
De beoordeling
MAN Rollo
32. Nu eiseressen hun vorderingen tegen MAN Rollo bij comparitie van partijen hebben ingetrokken, zullen zij in hun aanvankelijk tegen MAN Rollo ingestelde vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard
33. Eiseressen zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de aan de zijde van MAN Rollo ontstane kosten van het geding. Bij het bepalen van de kostenveroordeling zal geen rekening worden gehouden met het door MAN Rollo ingeleide vrijwaringsincident, omdat dat incident -kennelijk- niet nodig was.
34. Tot zover zal, als door MAN Rollo gevorderd, het vonnis uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
Vink
35. Het verweer van Vink dat de eiseressen niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen, omdat HJB onder de scheepsbouwovereenkomst ten opzichte van haar opdrachtgever [naam] rechtens niet tot herstel van de scheepsmotor zou zijn gehouden wegens de beperkingen van dier garantieverbintenissen, gaat, nu gesteld, noch gebleken is dat de scheepsmotor niet voor rekening van HJB is hersteld, niet op. Immers, indien, zoals door eiseressen gesteld, sprake is van een (al dan niet toerekenbare) tekortkoming van Vink in de nakoming van haar verbintenis onder de koopovereenkomst tot aflevering van een scheepsmotor die aan die overeenkomst voldoet, dan had HJB op grond van het in art. 7:21, lid 1 aanhef en onder b BW bepaalde het recht herstel van de scheepsmotor te vorderen. De in genoemde wetsbepaling gegeven sanctie laat andere rechten van de koper, zoals het recht op schadevergoeding bij een toerekenbare tekortkoming, waarvan eiseressen stellen dat in deze zaak sprake is, onverlet. Derhalve kan HJB als schuldeiser in haar relatie tot Vink onder de koopovereenkomst behoorlijke nakoming c.q. vervangende schadevergoeding door Vink eisen, ook indien HJB zelf de schade niet in eigen vermogen geleden heeft, mits HJB ervoor zorg draagt dat het herstel c.q. de schadevergoeding ontvangen wordt door de schadelijdende derde [naam], zoals in het onderhavige geval is gebeurd. Wat voor HJB geldt, geldt ook ten aanzien van Assuradeuren, nu Vink de gestelde subrogatie niet betwist.
36. Vink betwist gemotiveerd dat de scheepsmotor niet voldeed aan hetgeen HJB op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten. Vink voert aan dat het in het Rapport Van den Andel beschreven schadebeeld wijst op een andere oorzaak van beschadiging van de scheepsmotor dan de gestelde non-conformiteit in de vorm van gebrekkig afdichten van het deksel van de spoelluchtkoeler.
37. Indien, zoals eiseressen stellen, zeewater is doorgedrongen in (het carter van) de scheepsmotor doordat het deksel van de spoelluchtkoeler ervan bij aflevering door Vink los zat, danwel bij gebruik binnen 225 draaiuren is los getrild, zal worden geconcludeerd dat de scheepsmotor niet de voor een normaal gebruik ervan nodige eigenschappen bezat, zodat de scheepsmotor niet aan de koopovereenkomst tussen HJB en Vink beantwoordde. Immers, nu gesteld, noch gebleken is dat een scheepsmotor als de onderhavig binnen 225 draaiuren dient te worden nagezien op het eventueel los zitten c.q. los geraakt zijn van het deksel van de spoelluchtkoeler ervan, wordt zodanig los zitten c.q. los geraken als een gebrek van de scheepsmotor aangemerkt.
38. De omstandigheid dat Vink de scheepsmotor met inbegrip van de spoelluchtkoeler gekocht en geleverd gekregen van MAN Rollo brengt niet mee dat het eventuele los zitten c.q. los geraakt zijn van het deksel van de spoelluchtkoeler als een niet aan Vink toerekenbare tekortkoming in de nakoming van haar verbintenis tot aflevering van de scheepsmotor dient te worden aangemerkt. De scheepsmotor is, immers, zoals Vink zelf ook aanvoert, een industrieel vervaardigde zaak. De verkeersopvattingen brengen mee dat een tekortkoming bestaande in een gebrek van een industrieel vervaardigde zaak in beginsel voor rekening van de verkoper ervan komt, ook als deze het gebrek kende, noch het behoorde te kennen, behoudens bijzondere omstandigheden welke in dit geval gesteld, noch gebleken zijn (HR 27 april 2001, NJ 2002, 213).
39. Daarom zal eiseressen de gelegenheid worden geboden te bewijzen:
(a) dat vóór 23 december 2002 zeewater is doorgedrongen in het carter van de scheepsmotor,
(b) doordat het deksel van de spoelluchtkoeler ervan niet afsloot
(c) en dat daardoor de gestelde schade aan de scheepsmotor is ontstaan.
40. Zodanig bewijs is met het Rapport Van den Andel niet geleverd, al vormt dat wel het begin van bewijs. Immers, uit het Rapport Van den Andel blijkt niet dat (de expert van) Van den Andel zelf in december 2002 heeft vastgesteld dat zeewater in het carter van de scheepsmotor is terechtgekomen, maar veeleer dat Van den Andel van een derde heeft vernomen dat dat het geval was geweest; evenmin blijkt uit het Rapport Van den Andel dat (de expert van) Van den Andel zelf heeft vastgesteld dat het bedoelde zeewater langs een niet goed afdichtende O-ring van (het deksel van) de spoelluchtkoeler de scheepsmotor was binnengedrongen, maar veeleer dat Van den Andel dat heeft vernomen van (personeel van) HJB (bladzijden 9 en 10 Rapport Van den Andel). Bovendien is het onderzoek van Van den Andel pas aangevangen nadat al een (tijdelijke) reparatie aan de scheepsmotor was uitgevoerd (bijlage L bij rapport Van den Andel).
41. Eiseressen hebben hun stelling dat Vink uit hoofde van garantieverbintenissen gehouden is om de gestelde schade te vergoeden niet feitelijk onderbouwd. Waar eiseressen geen enkele door Vink toegezegde garantie hebben gesteld en Vink haar beroep op de toepasselijkheid van de Metaalunievoorwaarden c.q. van garantievoorwaarden heeft ingetrokken, kan die stelling bij gebrek aan feitelijke grondslag de vorderingen niet dragen.
42. Eiseressen hebben verzocht de vraag naar de omvang van de schade nog niet te beoordelen. Vink heeft tegen dat verzoek geen bezwaar geuit. Daarom blijft dat aspect van deze zaak voorlopig rusten.
43. Hangende de bewijslevering wordt elke nadere beslissing aangehouden.
De beslissing
De rechtbank:
ten aanzien van de gedaagde sub 2
verklaart eiseressen niet-ontvankelijk in hun vorderingen;
veroordeelt eiseressen in de kosten van het geding gevallen aan de zijde van gedaagde sub2, tot en met dit vonnis bepaald op € 1.788,- aan salaris van de procureur en op € 1.900,- aan verschotten (griffierecht);
verkaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
ten aanzien van de gedaagde sub 1
Staat eiseressen toe, desgewenst door middel van getuigen, te bewijzen:
(a) dat vóór 23 december 2002 zeewater is doorgedrongen in het carter van de scheepsmotor,
(b) doordat het deksel van de spoelluchtkoeler ervan niet afsloot
(c) en dat daardoor de gestelde schade aan de scheepsmotor is ontstaan;
Bepaalt dat het eventuele getuigenverhoor zal worden gehouden voor mr. W.P. Sprenger, die daartoe zal overgaan op een in overleg met de procureurs van partijen te bepalen datum en tijdstip in het gerechtsgebouw aan het Steegoversloot 36 te Dordrecht;
Houdt elke nadere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank van woensdag 26 januari 2005.