ECLI:NL:RBDOR:2005:AU7242

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
28 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
11/710742-05
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot zware mishandeling door het gooien van bloempotten

In deze zaak, behandeld door de politierechter van de Rechtbank Dordrecht, werd de verdachte beschuldigd van het proberen toe te brengen van zwaar lichamelijk letsel aan haar buurvrouw door het gooien van twee bloempotten. De feiten vonden plaats op 29 april 2005 in Zwijndrecht. De officier van justitie eiste vrijspraak voor de poging tot zware mishandeling, maar achtte de subsidiaire aanklacht van eenvoudige mishandeling wel bewezen. De verdediging vroeg om vrijspraak van beide aanklachten.

Tijdens de zitting op 14 november 2005 werd vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De politierechter heeft de verklaringen van de betrokken partijen en de bewijsstukken zorgvuldig overwogen. De buurvrouw verklaarde dat zij de bloempotten ternauwernood kon ontwijken, maar de verdachte betwistte de beschuldigingen en stelde dat zij niet op de buurvrouw mikte.

De politierechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor zowel de poging tot zware mishandeling als de eenvoudige mishandeling. De buurvrouw had weliswaar een schram op haar voorhoofd, maar er was geen overtuigend bewijs dat deze was veroorzaakt door de bloempotten. De politierechter sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten en verklaarde de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering, aangezien er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd. De kosten van de benadeelde partij werden op nihil begroot.

De uitspraak vond plaats op 28 november 2005, waarbij de politierechter, mr. A.P. Hameete, in tegenwoordigheid van griffier M. Baltus, het vonnis uitsprak. De griffier was niet in staat om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
POLITIERECHTER
Tegenspraak
Parketnummer: 11/710742-05
Zittingsdatum : 14 november 2005
Uitspraak : 28 november 2005
STRAFVONNIS
De politierechter heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het on-derzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren [geboorteplaats verdachte] in het jaar 1961,
wonende te [adres verdachte].
De politierechter heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de
vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren
heeft gebracht.
De politierechter heeft kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij.
1. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 29 april 2005 te Zwijndrecht ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam slachtoffer],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet heeft zij,
verdachte, (krachtig en/of van een korte afstand) een of meer (terracotta)
bloempotten, in elk geval een of meer harde voorwerpen, in de richting van die
[naam slachtoffer] gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet
is voltooid;
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 29 april 2005 te Zwijndrecht opzettelijk mishandelend
(met kracht en/of van korte afstand) een of meer (terracotta) bloempotten,
althans een of meer harde voorwerpen, in de richting van een persoon (te weten
[naam slachtoffer]) heeft gegooid, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn
heeft ondervonden;
2. De voorvragen
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke ei-sen voldoet en dus geldig is.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde ken-nis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voor het primair tenlaste gelegde vrijspraak geëist, nu zij een poging zware mishandeling niet bewezen acht. Het subsidiair tenlaste gelegde, de een-voudige mishandeling, acht zij echter wel bewezen. De officier van justitie vordert voor het subsidiair tenlaste gelegde het opleggen van een geldboete van 180 euro, subsidiair 3 dagen hechtenis.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft om vrijspraak van zowel het primair als het subsidiair ten laste ge-legde gevraagd.
3.3 De vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [naam benadeelde par-tij].
Zij vordert verdachte te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 618, ter zake van materiële en immateriële schadevergoeding.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de vordering, nu de vordering niet van eenvoudige aard is.
Door of namens de verdachte is de aansprakelijkheid en de hoogte van de schade betwist.
4. De bewijsbeslissingen
4.1 De vrijspraak
Naar het oordeel van de politierechter is niet bewezen wat aan de verdachte primair en subsidiair ten laste is gelegd. De politierechter baseert dit oordeel op het volgende.
Wil van de onder primair tenlaste gelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichame-lijk letsel sprake zijn, dat zal verdachte met het gooien van twee bloempotjes over de schutting de aanmerkelijke kans genomen moeten hebben dat haar buurvrouw daaraan blijvend letsel (waaronder bijvoorbeeld een aangezichtslitteken) zou overhouden, of letsel waarvan herstel een termijn van tenminste 6 weken en/of een of meer medische ingrepen vergt.
De buurvrouw bevond zich naar eigen zeggen op het terras direct voor de keukendeur. Verdachte gooide twee terracotta bloempotten naar haar toe, die zij slechts ternauwernood kon ontwijken. Van de situatie ter plaatse, onder meer de scherven, heeft zij enkele foto's gemaakt.
Verdachte geeft een andere lezing van de gebeurtenissen. De buurvrouw stond niet op het terras maar in de keukendeur. Verdachte stond zo'n anderhalve meter verder van haar buurvrouw af dan deze op de foto heeft aangekruist. Verdachte heeft twee kleine bloem-potjes gegooid van elk zo'n 6 bij 10 centimeter. Zij heeft niet op de buurvrouw gemikt, maar op de plantenbak tegenover de schutting. Buurvrouw heeft bovendien naderhand de scherven naar de keukendeur geveegd en er vervolgens een foto van gemaakt.
De aard van en hoeveelheid aan scherven op de foto's duiden naar het oordeel van de po-litierechter eerder op twee kleine bloempotjes dan op twee grote. Het ontbreken van res-ten potgrond tussen de scherven duidt er verder op dat de potjes leeg waren. Wil het gooi-en van dergelijke bloempotjes een aanmerkelijke kans op bovenomschreven letsel geven, dan zal op het hoofd gemikt moeten zijn. Indien in dit geval op het hoofd zou zijn gemikt hadden de scherven evenwel verder van de schutting af moeten liggen dan op de foto het geval is. Derhalve is de politierechter niet overtuigd van het bewijs van het onder primair tenlaste gelegde.
Ten aanzien van de onder subsidiair tenlaste gelegde eenvoudige mishandeling overweegt de politierechter dat daarvoor tenminste sprake zal moeten zijn van tengevolge van die mishandeling ondervonden pijn of letsel. De buurvrouw heeft in haar verklaringen echter niet over pijn gesproken. De buurvrouw heeft wel geconstateerd dat zij een schram had op haar voorhoofd, maar kwam daar naar eigen zeggen achteraf pas achter, weet niet wat de oorzaak is, maar neemt aan dat die gezocht moet worden in een opspringende scherf. Of dat een aannemelijke conclusie is kan de politierechter niet beoordelen, omdat geen foto beschikbaar is waarop kan worden waargenomen wat voor soort schram hier aan de orde was. Derhalve is de politierechter niet overtuigd van het bewijs van het onder subsidiair tenlaste gelegde.
De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van zowel het onder primair als subsidiair ten laste gelegde.
4.2 De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij is niet ontvankelijk is haar vordering, nu aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd.
De politierechter zal de benadeelde partij voornoemd in de kosten veroordelen die door de verdachte zijn gemaakt ten behoeve van de civiele vordering tot op heden begroot op nihil.
5. De beslissing
De politierechter
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte primair en subsidiair ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
bepaalt dat de benadeelde partij [naam benadeelde partij] niet ontvankelijk is in haar vor-dering, nu aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd;
veroordeelt de benadeelde partij voornoemd in de kosten door de verdachte gemaakt ten behoeve van de civiele vordering tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.P. Hameete, politierechter,
in tegenwoordigheid van M. Baltus, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 november 2005.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te
ondertekenen.