rolnummer : 61821 / KG ZA 05-162
datum : 24 november 2005
1 [eiser sub 1],
2 [eiser sub 2],
3 [eiser sub 3],
4 [eiser sub 4],
5 [eiser sub 5],
6 [eiser sub 6],
7 [eiseres sub 7],
8 [eiseres sub 8],
9 [eiseres sub 9],
10 [eiser sub 10],
11 [eiseres sub 11],
12 [eiseres sub 12],
wonende te Dordrecht,
eisers,
advocaat mr. S.J.M. Jaasma te Amsterdam,
procureur mr. M.A. Bos,
de rechtspersoon krachtens publiekrecht
de Gemeente Dordrecht,
gevestigd te Dordrecht,
gedaagde,
procureur mr. A.C.M. Geerts.
Partijen worden hieronder aangeduid als [eisers] c.s. en de gemeente.
1. De voorzieningenrechter heeft ter terechtzitting van 10 november 2005 kennis genomen van de volgende processtukken:
* dagvaarding van 31 oktober 2005, met producties
* pleitnotities van mr. S.J.M. Jaasma, voornoemd,
* pleitnotities van mr. A.C.M. Geerts, voornoemd.
* de door de gemeente overgelegde producties.
2. Op grond van de - in zoverre niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken - stellingen van partijen en in het geding gebrachte producties wordt in dit geding van het volgende uitgegaan:
3. [eisers] c.s. zijn bewoners van het woonwagenkamp aan de Wieldrechtse Zeedijk te Dordrecht.
4. De gemeente heeft besloten tot opheffing van het woonwagenkamp aan de Wieldrechtse Zeedijk. De gemeente heeft voorts een aantal (kleinere) locaties in Dordrecht aangewezen als bestemd voor woonwagenbewoners afkomstig van het woonwagenkamp aan de Wieldrechtse Zeedijk.
5. Bij besluit van 2 maart 1999 van de Dordtse gemeenteraad is onder meer het zogeheten Quickterrein aangewezen als één van de nieuwe locaties, en wel "met maximaal 20 standplaatsen en 10 aanpalende woningen". Voorts is in dit besluit bepaald om "standplaatsen toe te wijzen aan de huidige bewoners van het centrum aan de Wieldrechtse Zeedijk, waarbij minimaal 14 standplaatsen beschikbaar zijn voor de natuurlijke aanwas..."
6. De gemeente heeft in april 2000 een Nieuwsbrief Dordrecht Woonwagenlocaties uitgegeven. Daarin wordt onder meer aangegeven: "Op twee nieuwe centra (aan de Hoven en het Quickterrein) kunt u ook een woonwagenwoning (een woonwagenstandplaats met een woning erop) of een gewone woning huren."
In de nieuwsbrief is ook een tabel opgenomen, met de vermelding "Quickterrein 20 standplaatsen en 10 woningen"
7. Bij brief van 20 februari 2004 aan [betrokkene] schrijft de gemeente ten aanzien van het Quickterrein: "Binnen het plan is ruimte voor circa 17 standplaatsen voor woonwagens en circa 9 woningen voor woonwagenbewoners. Dit aantal is voldoende om aan degene die eerder hun voorkeur hadden kenbaar gemaakt voor deze locatie een standplaats aan te kunnen bieden."
8. Bij brief van 13 september 2005 heeft mr. S.J.M. Jaasma de gemeente gesommeerd, kort gezegd, om haar toezegging na te komen dat 50 % van de kinderen van de hoofdbewoners van het woonwagenkamp aan de Wieldrechtse Zeedijk te Dordrecht, een eigen standplaats zou krijgen op de nieuwe locatie.
9. In antwoord op voormelde brief heeft de gemeente bij brief van 27 september 2005, kort gezegd, medegedeeld dat zij haar toezeggingen gestand heeft gedaan.
10. [eisers]. c.s. vorderen - kort samengevat - om de gemeente bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
-te verbieden de standplaatsen/ woonwagenwoningen aan het Quickterrein aan derden toe te wijzen alvorens overeenstemming is bereikt met [eisers] c.s.
-te gebieden haar toezeggingen na te komen in die zin dat er minimaal 20 standplaatsen plus 10 woonwagenwoningen op een standplaats gerealiseerd zullen gaan worden op het Quickterrein, met veroordeling van de gemeente in de kosten van het geding. Zij stellen daartoe het volgende.
11. De gemeente komt haar toezeggingen niet na. Bovendien maakt de gemeente onderscheid tussen de verschillende groepen bewoners van het woonwagenkamp aan de Wieldrechtse Zeedijk. De gemeente heeft toegezegd dat de helft van de kinderen van de hoofdbewoners op de Wieldrechtse Zeedijk die op de peildatum 1 januari 2000 18 jaar of ouder waren, een eigen standplaats zou krijgen op de nieuwe locatie. De groep van eisers heeft gekozen voor een standplaats op de locatie Quickterrein. Deze locatie kwam als laatste gereed. Van de groep die koos voor de locatie Quickterrein verkrijgt echter géén der kinderen een standplaats. Dit terwijl bij andere groepen woonwagenbewoners, die voor een andere locatie hebben gekozen, tot 100 % van de kinderen een standplaats krijgt. In de andere groepen krijgen zelfs kinderen die op de peildatum nog geen 18 jaar oud waren nog een standplaats.
12. Volgens de gemeente zouden er op het Quickterrein 30 standplaatsen komen, waarvan 10 standplaatsen met daarop een woonwagenwoning. Nu blijkt dat er maar 17 standplaatsen en 9 woningen op het Quickterrein komen. Een standplaats met daarop een woonwagenwoning is iets heel anders dan een woning. Er komen dus 13 minder standplaatsen dan toegezegd. Ook de toezegging dat een aparte geluidswal zou worden geplaatst, wordt niet nagekomen, nu volgens de gemeente bij nader inzien de woningen zelf maar als geluidswal moeten gaan dienen. Als oplossing voor het probleem zou de gemeente het terrein naast het Quickterrein kunnen gebruiken om aldaar extra kindplaatsen te realiseren. Het aantal standplaatsen op het Quickterrein zelf kan ook nog worden uitgebreid van 17 naar 20, indien de oppervlakte per standplaats iets wordt verkleind.
13. De gemeente dreigt nu bij gebreke van overeenstemming met [eisers] c.s. om de standplaatsen op de locatie Quickterrein aan derden toe te wijzen. [eisers] c.s. worden op deze manier op een onaanvaardbare manier onder druk gezet.
14. De conclusie van de gemeente strekt tot afwijzing van de vordering met veroordeling van [eisers] c.s. in de kosten van het geding. De inhoud van haar verweer zal hierna voor zover nodig nader worden omschreven.
15. Ter zitting gaf de gemeente aan dat zij niet het voornemen heeft om standplaatsen op het Quickterrein aan derden toe te wijzen. [eisers] c.s. erkenden dit ter zitting. Ten tijde van het opstellen van de dagvaarding wisten [eisers] c.s. nog niet dat de gemeente dit voornemen niet heeft. Bij deze stand van zaken is van een spoedeisend belang geen sprake voor wat betreft het gevorderde verbod om standplaatsen aan derden toe te wijzen. Dit deel van de vordering wordt afgewezen.
16. Het overigens gevorderde is met teveel onzekerheden omkleed om een voorziening in kort geding te rechtvaardigen. Ter zitting is in ieder geval gebleken dat de gemeente nieuwe standplaatsen voor 50 % van de kinderen heeft gerealiseerd, zij het dat géén der kinderen binnen de groep woonwagenbewoners van [eisers] c.s. hiervoor in aanmerking komt. Uit het genoemde besluit valt echter niet af te leiden dat onder 50 % van de kinderen moet worden verstaan: 50% van de kinderen van elke groep. Aan een besluit waarbij voor slechts voor de helft van de kinderen een standplaats is gereserveerd, is inherent dat niet elk kind voor een standplaats in aanmerking kan komen. Of het voor [eisers] c.s. voorzienbaar was dat op het Quickterrein geen standplaatsen voor kinderen zouden komen is niet duidelijk geworden. De vraag of de gemeente jegens [eisers] c.s. in gebreke is gebleven met informatieverschaffing over de verdeling van de standplaatsen voor kinderen, leent zich niet voor beantwoording in kort geding.
17. In het sub 5 genoemde besluit van de gemeenteraad staat niet dat er op de locatie Quickterrein 20 standplaatsen zouden komen. Er staat slechts in dat er maximaal 20 standplaatsen zullen komen. Dat kunnen er dus ook minder zijn. De latere nieuwsbrief van april 2000 maakt echter in de tabel zonder meer gewag van 20 standplaatsen. De gemeente voert echter aan dat met 17 standplaatsen geheel in de behoefte van de hoofdbewoners met een voorkeur voor de locatie Quickterrein wordt voorzien, zij het dan niet voor de kinderen. Of de gemeente aldus heeft mogen volstaan met 17 standplaatsen valt, gelet op r.o. 16, niet vast te stellen.
18. In het sub 5 genoemde besluit staat ook niet dat er 10 "standplaatsen voor woonwagenwoningen" zouden komen op het Quickterrein, maar 10 woningen. In de nieuwsbrief van de gemeente van april 2000 staat echter dat op het Quickterrein en de Hoven ook een "woonwagenstandplaats met daarop een woning" òf "een woning" kan worden gehuurd. [eisers] c.s. lezen hierin een toezegging dat er op het Quickterrein (ook) "woonwagenstandplaatsen met daarop een woning" zouden komen. De tabel in dezelfde nieuwsbrief gaat echter weer uit van 10 woningen. Het voert te ver om in kort geding tot het oordeel te komen dat de in de nieuwsbrief gedane mededelingen mogen worden opgevat als toezeggingen die de gemeente binden, in afwijking van het eerdere raadsbesluit en van de tabel in dezelfde nieuwsbrief.
19. Voorts is onduidelijk of het hier gevorderde feitelijk te realiseren valt. Volgens [eisers] c.s. zou de gemeente extra grond, gelegen naast het Quickterrein, dienen aan te wenden voor realisatie van (extra) standplaatsen voor kinderen. Of deze grond thans in gebruik is bij derden is onduidelijk gebleven, evenals of deze derden een langdurig gebruiksrecht op de grond hebben, of het bestemmingsplan thans toestaat dat op deze grond extra standplaatsen worden gerealiseerd en zo nee, of daartoe het bestemmingsplan kan en zal worden gewijzigd. Voor beantwoording van deze vragen leent een kort geding zich niet.
20. Evenmin leent zich voor beoordeling in kort geding de stelling dat het aantal standplaatsen op het Quickterrein kan worden uitgebreid van 17 naar 20 indien de oppervlakte per standplaats iets wordt verkleind. De gemeente betwist dit gemotiveerd door aan te voeren dat de brandveiligheidsvoorschriften zich daartegen verzetten, nu deze voorschriften een minimale afstand van 5 meter tussen de woonwagens vereisen.
21. Dat de gemeente een separate geluidswal heeft toegezegd is in deze procedure niet gebleken.
22. Slotsom is dat de vorderingen van [eisers] c.s. worden afgewezen.
23. Als de in het ongelijk gestelde partij zullen [eisers] c.s. worden veroordeeld in de proceskosten.
De beslissing in kort geding
veroordeelt [eisers] c.s. in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van de gemeente bepaald op € 816,-- aan salaris van de procureur en € 244,-- aan verschotten (griffierecht).
Dit vonnis is gewezen door mr. dr. R.J. Verschoof en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 november 2005.