ECLI:NL:RBDOR:2005:AU6844

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
28 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Awb 05/1100
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake wijziging vestigingsplaats notaris

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Dordrecht op 28 september 2005 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door een notaris die bezwaar maakte tegen een besluit van de Minister van Justitie, dat de vestigingsplaats van een andere notaris wijzigde van Dordrecht naar Zwijndrecht. De verzoeker stelde dat deze wijziging zijn marktpositie zou schaden en dat het besluit in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht (Awb), met name de artikelen 3:46 en 3:49, omdat het advies van de Commissie van deskundigen en het daarop gebaseerde besluit van de Minister niet gemotiveerd waren.

De voorzieningenrechter overwoog dat, hoewel het besluit niet goed gemotiveerd was, er geen grond was voor het treffen van een voorlopige voorziening. Dit omdat het gebrek in de motivering bij de heroverweging van het bestreden besluit kon worden hersteld en niet aannemelijk was dat de verzoeker in de periode tot de beslissing op bezwaar verlies van marktpositie zou lijden. De voorzieningenrechter concludeerde dat de verzoeker als belanghebbende kon worden aangemerkt, maar dat de procedurele bezwaren van de verzoeker niet opwekten dat er een voorlopige voorziening getroffen moest worden.

De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, maar veroordeelde de Minister in de proceskosten van de verzoeker, die op € 644,- werden vastgesteld. Tevens werd bepaald dat de Staat der Nederlanden het door de verzoeker betaalde griffierecht van € 276,- diende te vergoeden. Tegen deze uitspraak stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

VOORZIENINGENRECHTER VAN DE RECHTBANK DORDRECHT
Sector Bestuursrecht
Reg.nr.: AWB 05/1100
Uitspraak ex artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak van
[XX], verzoeker,
gemachtigde: mr. J. Nijenhuis, advocaat te Heerenveen,
tegen
de Minister van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. F.W. Bleichrodt, advocaat te Den Haag.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij besluit van 21 juli 2005, verzonden aan verzoeker op 16 augustus 2005, heeft verweerder de vestigingsplaats van mr. [YY], notaris in het arrondissement Dordrecht en gevestigd in de gemeente Dordrecht, met ingang van 1 oktober 2005 gewijzigd in de gemeente Zwijndrecht, met behoud van haar protocol.
Op 17 augustus 2005 heeft verzoeker een pro-forma bezwaarschrift ingediend tegen dit besluit.
Bij brief van 31 augustus 2005 heeft verzoeker de gronden van het bezwaarschrift ingediend.
Bij brief van diezelfde datum heeft verzoeker bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht een verzoek om voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) ingediend.
Bij brief van 16 september 2005 heeft verweerder de op de zaak betrekking hebbende stukken toegezonden aan de rechtbank en, met een beroep op artikel 8:29, eerste lid, van de Awb, medegedeeld dat uitsluitend zij kennis zal mogen nemen van het bij deze stukken gevoegde ondernemingsplan.
Ter zitting heeft verzoeker desgevraagd op grond van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb, de voorzieningenrechter toestemming verleend om mede op grond van dit stuk uitspraak te doen.
Het verzoek om voorlopige voorziening is op 26 september 2005 ter zitting behandeld.
Verzoeker is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde, bijgestaan door mr. V.A. Dalmijn.
Voorts is verschenen mr. [YY], bijgestaan door mr. E.B. Kiela.
II. OVERWEGINGEN
Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de Wet op het Notarisambt (hierna: Wna), voor zover hier van belang, kan de plaats van vestiging van een notaris door de Minister van Justitie (hierna:
de Minister) worden gewijzigd bij een beschikking waarbij tevens de datum van ingang wordt bepaald.
In artikel 10, derde lid, van de Wna, is bepaald dat de Minister een afschrift van het verzoek met bijlagen zendt aan het bestuur van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie en aan de kamer van toezicht in het arrondissement waar de verzoeker zich wenst te vestigen, met het verzoek hem uiterlijk binnen drie maanden in kennis te stellen van eventuele aan hen bekende feiten of omstandigheden welke naar hun oordeel tot weigering van het verzoek zouden kunnen leiden.
Ingevolge artikel 10, vierde lid, van de Wna kan het verzoek uitsluitend worden geweigerd indien het bij het verzoek overgelegde ondernemingsplan niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 7.
In artikel 7, eerste lid, van de Wna, is bepaald dat het ondernemingsplan zodanig dient te zijn opgesteld dat daaruit in ieder geval blijkt:
a. dat de verzoeker over voldoende financiële middelen beschikt om een kantoor te houden dat in overeenstemming is met de eisen van het ambt; en
b. dat op redelijke gronden mag worden verwacht dat na drie jaren de praktijk kostendekkend kan worden uitgeoefend.
Ingevolge artikel 7, tweede lid, van de Wna, dient over het ondernemingsplan advies te worden uitgebracht door een door de Minister te benoemen Commissie van deskundigen. Het advies wordt als bijlage bij het ondernemingsplan gevoegd.
In artikel 7, derde lid, van de Wna is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld betreffende het ondernemingsplan alsmede betreffende de samenstelling en werkwijze van de Commissie van deskundigen.
Ter zitting is door de gemachtigde van mr. [YY] betoogd dat verzoeker
niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek om een voorlopige voorziening. Daartoe voert zij aan dat een besluit tot wijziging van een notariële vestigingsplaats moet worden gezien als een latere aanpassing van een benoemingsbesluit, waartegen ingevolge artikel 8:4 van de Awb geen beroep en derhalve geen bezwaar openstaat.
Namens verweerder is betoogd dat verzoeker, die als notaris is gevestigd in Zwijndrecht, niet als rechtstreeks belanghebbende bij het bestreden besluit kan worden aangemerkt .
De voorzieningenrechter overweegt hieromtrent het volgende. In artikel 3, eerste lid, van de Wna, is bepaald dat de notaris als zodanig wordt benoemd bij koninklijk besluit én dat in dat besluit de plaats van vestiging wordt aangegeven. Bij een besluit omtrent benoeming gaat het primair om de beoordeling of een kandidaat-notaris voldoet aan de eisen voor benoeming. Een benoeming kan uitsluitend worden geweigerd indien aan één of meer van in de artikelen 6 of 9 van de Wna genoemde voorwaarden niet is voldaan of wanneer, gelet op de antecedenten van de verzoeker, er een gegronde vrees bestaat dat hij in strijd zal handelen met de voor het notarisambt geldende regels, of uit anderen hoofde de eer en het aanzien van het notarisambt zal schaden. Ingevolge artikel 8:4, aanhef en onder d, van de Awb, voor zover hier van belang, staat tegen een besluit omtrent benoeming geen beroep open.
Voor de beoordeling van een verzoek tot wijziging van de notariële vestigingsplaats is ingevolge artikel 10, vierde lid, van de Wna, alleen van belang of het bij het verzoek overgelegde ondernemingsplan voldoet aan de voorwaarden van artikel 7. Blijkens de Memorie van Toelichting bij de Wna (Kamerstukken II 1993/1994, 23706, nr.3, p. 21) gaat de wetgever er vanuit dat tegen een weigering van een verzoek om wijziging van de vestigingsplaats op grond van de Awb beroep openstaat bij de rechtbank en hoger beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Gelet op de verschillen in de aard van het besluit, de daarbij te betrekken feiten en omstandigheden, de te volgen procedure en de verschillende rechtsgevolgen, kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter een besluit tot wijziging van de notariële vestigingsplaats als bedoeld in artikel 10 van de Wna niet gelijkgesteld worden met een besluit omtrent benoeming als bedoeld in artikel 3 van deze wet of een latere aanpassing van een dergelijk besluit.
De voorzieningenrechter overweegt voorts dat de tekst van de Wna geen definitie geeft van het begrip belanghebbende. Derhalve dient te worden uitgegaan van het begrip belanghebbende zoals dat is gedefinieerd in artikel 1:2 van de Awb. Ingevolge dat artikel wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Niet kan worden staande gehouden dat verzoeker, als zittende notaris, door het bestreden besluit niet rechtstreeks in zijn belang is getroffen. De omstandigheid dat de Wna niet beoogt de belangen van de reeds in de beoogde vestigingsplaats zittende notarissen te beschermen brengt niet met zich dat deze notarissen geen belanghebbenden in de zin van de Awb kunnen zijn. Het verzoek om voorlopige voorziening is mitsdien ontvankelijk.
Verzoeker stelt dat verweerder het verzoek van mr. [YY] om wijziging van de vestigingsplaats ten onrechte heeft gehonoreerd. Volgens verzoeker heeft de vestiging van een derde notaris in Zwijndrecht tot gevolg dat de prijzen onder druk komen te staan hetgeen risico's oplevert voor de kwaliteit en de continuïteit van de dienstverlening, terwijl niet duidelijk is of daarmee bij het bestreden besluit rekening is gehouden. Verzoeker voert daarbij aan dat sprake is van strijdigheid met het beginsel van "equality of arms" nu hij niet in staat is gemotiveerd het standpunt van verweerder te bestrijden bij gebrek aan kennis van het ondernemingsplan en zowel het besluit van de Minister als het besluit van de Commissie van deskundigen niet is gemotiveerd. De verwijzing door de Minister naar het ongemotiveerde advies is volgens verzoeker in strijd met artikel 3:49 en 3:9 van de Awb. Volgens verzoeker had de Minister ook gemotiveerd in moeten gaan op de door de Kamer van Toezicht gemaakte kanttekening of de beoogde standplaats wel voldoende emplooi biedt aan drie notarissen. De Minister heeft volgens verzoeker ook ten onrechte geen aandacht besteed aan de later nog door de Kamer van Toezicht opgelegde maatregel van berisping.
De voorzieningenrechter overweegt dat artikel 8:29 van de Awb weliswaar een beperking inhoudt van het beginsel van openbaarheid en het beginsel van "equality of arms" maar dat volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (vergelijk onder meer de uitspraken ABRvS 30 juni 2000, nr. 199901701/1; LJN AA6730 en ABRvS 7 juli 2000, nr 199901714/1; LJN AH6925) de in artikel 8:29 beschreven procedure met zodanige waarborgen is omkleed, dat het recht op een eerlijke procesvoering daarmee niet in zijn essentie wordt beperkt. Niet bestreden is dat deze procedure op een juiste wijze is gevolgd.
Ingevolge artikel 10, vierde lid, van de Wna, kan de Minister een verzoek tot wijziging van de notariële vestigingsplaats uitsluitend weigeren indien het bij het verzoek overgelegde ondernemingsplan niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 7.
Bij brief van 14 februari 2005 heeft de Commissie van deskundigen medegedeeld dat zij het ingediende ondernemingsplan heeft getoetst aan de in artikel 7, eerste lid, van de Wna, vastgestelde criteria en dat zij komt tot een positief advies. Dit advies noch het - mede - daarop gebaseerde besluit van verweerder is nader onderbouwd. Niet duidelijk is derhalve op basis waarvan verweerder van oordeel is dat het bij het verzoek overgelegde ondernemingsplan voldoet aan de voorwaarden van artikel 7. Het bestreden besluit is derhalve genomen in strijd met de artikelen 3:46 en 3:49 van de Awb. Nu echter dit gebrek bij de heroverweging van het bestreden besluit kan worden hersteld en niet aannemelijk is dat reeds in de periode tot het nemen van de beslissing op bezwaar sprake zal zijn van verlies van marktpositie, ziet de voorzieningenrechter geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening. Ook in hetgeen overigens is aangevoerd ziet de voorzieningenrechter, gelet op de imperatieve redactie van artikel 10, vierde lid van de Wna, geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening. De advisering door de Kamer van Toezicht kan bij de beoordeling van een verzoek tot wijziging van de notariële vestigingsplaats immers geen rol spelen. Evenmin kan in dit kader betekenis worden toegekend aan de opgelegde maatregel van berisping.
In het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter wel aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb, in samenhang met artikel 8:84, van de Awb, te veroordelen in de kosten die verzoeker in verband met de behandeling van zijn verzoek heeft moeten maken. De kosten van verzoeker in verband met de door een derde beroepsmatig verleende bijstand zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op ? 644,- (1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van ? 322,- en wegingsfactor 1).
De voorzieningenrechter ziet in het vorenstaande eveneens aanleiding te bepalen dat verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht dient te vergoeden.
Beslist wordt als volgt.
III. BESLISSING
De voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht,
gelet op het bepaalde in artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten die verzoeker in verband met de behandeling van zijn verzoek redelijkerwijs heeft moeten maken, welke kosten worden begroot op ? 644,-, ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
- wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die voormelde proceskosten aan verzoeker moet vergoeden;
- bepaalt dat de Staat der Nederlanden aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van ? 276,- vergoedt.
Aldus gegeven door mr. P.K. Nihot, voorzieningenrechter, en door deze en mr. M.A. Voskamp, griffier, ondertekend.
De griffier, De voorzieningenrechter,
Uitgesproken in het openbaar op:
Afschrift verzonden op:
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.