ECLI:NL:RBDOR:2005:AU6546

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
31 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
153272 CV EXPL 05-57
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.J.E. Cartygny
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur: verzet niet ontvankelijk in verband met niet tijdig instellen van verzet

In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 31 maart 2005 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposante, vertegenwoordigd door mr. B.R.M. de Bruyn, had verzet aangetekend tegen een eerder vonnis van 19 oktober 2000, waarin zij samen met een medegedaagde was veroordeeld tot betaling van een bedrag van f. 5951,83, vermeerderd met wettelijke rente en kosten. De opposante stelde dat zij niet tijdig op de hoogte was gesteld van het vonnis en dat zij daarom verzet had ingesteld. De kantonrechter moest beoordelen of het verzet tijdig was ingediend.

De kantonrechter oordeelde dat de opposante niet tijdig verzet had ingesteld, omdat zij niet binnen de wettelijke termijn van vier weken na de kennisgeving van het vonnis had gereageerd. De opposante had aangevoerd dat zij de Nederlandse taal niet goed beheerst en daardoor niet op de hoogte was van het vonnis. De rechter oordeelde echter dat de opposante, ondanks haar taalproblemen, voldoende bekendheid had met de inhoud van het vonnis, mede door de correspondentie die zij had gevoerd. De kantonrechter concludeerde dat het verzet niet ontvankelijk was en dat de opposante in de kosten van het geding werd veroordeeld.

De beslissing van de kantonrechter was dat de opposante niet-ontvankelijk werd verklaard in haar verzet en dat zij de kosten van het geding moest betalen, vastgesteld op € 135,-- voor de gemachtigde van de geopposeerde partij, de stichting Woningstichting Progrez. Dit vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is gepubliceerd op de website van de Rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Kenmerk: 153272 CV EXPL 05-57
Vonnis van de kantonrechter te Dordrecht van 31 maart 2005 in de zaak van:
[…], wonende te […], opposante, gemachtigde mr. B.R.M. de Bruyn,
tegen :
de stichting WONINGSTICHTING PROGREZ, gevestigd te Dordrecht, geopposeerde, gemachtigde BSB & Partners gerechtsdeurwaarders.
Verloop van de procedure
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. de inleidende dagvaarding van 9 oktober 2000;
2. het verstekvonnis van 19 oktober 2000;
3. het verzetexploot van 20 december 2004;
4. de conclusie van antwoord in oppositie;
5. de conclusie van repliek in oppositie;
6. de overgelegde producties.
Omschrijving van het geschil
Bij vonnis van de kantonrechter te Dordrecht van 19 oktober 2000 is opposante als oorspronkelijk gedaagde, tezamen met [X] hoofdelijk veroordeeld tot betaling van f.5951,83, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van f. 5060,00 vanaf 9 oktober 2000 tot de dag der algehele voldoening, vermeerderd met f.422,23 per maand voor elke maand of gedeelte daarvan dat het pand […]straat te […] vanaf 1 november 2000 door gedaagden wordt gebruikt. In voormeld vonnis werd tevens de ontbinding van de huurovereenkomst met betrekking tot voormeld pand met nevenvorderingen uitgesproken.
Bij exploot van 20 december 2004 is opposante in verzet gekomen. Zij vordert dat geopposeerde als oorspronkelijk eiseres alsnog niet ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering, althans dat de vordering van Progrez zal worden afgewezen, met veroordeling van Progrez in de kosten van zowel de verstek- als de verzetprocedure.
Opposante stelt onder meer dat zij middels de op 24 november 2004 gedateerde overbetekening van een derdenbeslag, dat ten laste van opposante is gelegd bij de sociale dienst van de gemeente […] onder haar uitkering, voor het eerst bekend is geworden met het tegen haar gewezen verstekvonnis van de kantonrechter te Dordrecht van 19 oktober 2000. Opposante is daarom van mening dat zij tijdig verzet heeft ingesteld en derhalve in haar verzet kan worden ontvangen. Verder voert opposante inhoudelijk verweer tegen de vordering van Progrez.
Geopposeerde stelt primair dat opposante het verzet niet tijdig heeft ingesteld en dat opposante niet in haar verzet kan worden ontvangen. Subsidiair concludeert geopposseerde dat de vordering van opposante haar wordt ontzegd en voert daartoe meerdere gronden aan.
Beoordeling van het geschil
Alvorens in te gaan op de inhoudelijke standpunten van partijen moet worden beoordeeld of opposante tijdig verzet heeft ingesteld.
Vaststaat tussen partijen dat ene heer […], optredende als contactpersoon van opposante, van de gemachtigde van geopposeerde een schrijven van 6 oktober 2004 heeft ontvangen, waarin onder meer wordt vermeld:
“Wij kunnen u echter mededelen dat zij op 19 oktober 2000 door de kantonrechter te Dordrecht (mede) is veroordeeld tot betaling van de schuld die in de voorafgaande maanden is opgebouwd. Volledigheidshalve doen wij een kopie van het vonnis toekomen.”
Vervolgens heeft de heer […] de gemachtigde van geopposeerde bij schrijven van 9 oktober 2004 onder meer bericht:
“In uw brief van 6 oktober j.l. waarin u antwoordt geeft op mijn schrijven van d.d. 22 september 2004, deelt u mede dat mevrouw [opposante] mede verantwoordelijk is voor de ontstane schuld inzake het Progrez dossier.
U leidt dit af uit de veroordeling van 19 oktober 2000 door de kantonrechter te Dordrecht waarin mevrouw [opposante] mede veroordeeld is tot het betalen van de openstaande schuld die in de voorafgaande maanden is opgebouwd. Juridisch gezien – betreffende veroordeling van 19 oktober 2000 – staat u volledig in uw recht.”
Opposante stelt dat het schrijven van 6 oktober 2004 gericht was aan de heer […] en dat zij nimmer kennis heeft genomen van dat schrijven. Op eigen initiatief zou de heer […] de brief van 9 oktober hebben verstuurd. Opposante stelt dat het enkele feit dat in deze brief summier melding wordt gemaakt van het betreffende vonnis en dat zij de brief mede heeft ondertekend geen daad van bekendheid met bedoeld vonnis inhoudt. Opposante stelt bovendien dat zij de Nederlandse taal in woord en geschrift niet of nauwelijks machtig is.
De omstandigheid dat opposante de Nederlandse taal niet, althans niet voldoende machtig zou zijn kan geopposeerde niet worden tegengeworpen, vooral ook niet omdat opposante werd bijgestaan door een contactpersoon die de Nederlandse taal wel beheerste en zij de door die contactpersoon vervaardigde correspondentie mede ondertekende, waardoor bij geopposeerde de indruk werd gewekt dat opposante ook daadwerkelijk kennis droeg van de inhoud van dat schrijven.
Uit de tussen partijen gevoerde correspondentie, met name de hierboven aangehaalde teksten, leidt de kantonrechter af dat opposante blijk geeft van bekendheid met de hoofdinhoud van het tegen haar gewezen verstekvonnis van 19 oktober 2000. Het verzet is derhalve niet binnen vier weken na voormeld schrijven, waaruit voortvloeit dat de inhoud van het vonnis aan opposante bekend is, gedaan, zodat opposante niet in haar verzet kan worden ontvangen.
Voor zover geopposeerde beoogt dat de verzettermijn is ingegaan op de dag van de tenuitvoerlegging van het vonnis, derhalve op 12 december 2000, overweegt de kantonrechter dat aannemelijk is dat opposante alstoen niet bekend was met de tenuitvoerlegging. Onder die omstandigheden komt de regeling van de verzettermijn in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor en moet aan opposante in dat geval alsnog gelegenheid worden geboden verzet in te stellen, zoals in casu is gebeurd, zij het niet tijdig.
Opposante wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit geding veroordeeld.
Beslissing
De kantonrechter:
verklaart opposante niet-ontvankelijk in haar verzet;
veroordeelt opposante in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van geopposeerde bepaald op € 135,-- aan salaris voor de gemachtigde van geopposeerde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr.ir.A.J.E.Cartygny, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 maart 2005, in aanwezigheid van de griffier.