ECLI:NL:RBDOR:2005:AU5613

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
27 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
154435 CV EXPL 05-668
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid werkgever bij ongeval tijdens werkzaamheden

In deze zaak, uitgesproken door de kantonrechter te Dordrecht op 27 oktober 2005, staat de aansprakelijkheid van de werkgevers Unitech en Hertel centraal na een ongeval dat plaatsvond op 5 april 2000. De eiser, een uitzendkracht die voor Hertel werkte, raakte ernstig gewond tijdens het spelen met een kraan op de werkplek. De kantonrechter oordeelt dat de gedragingen van de werknemer, die niets met zijn werkzaamheden te maken hadden, niet onder de bescherming van artikel 7:658 BW vallen. De eiser had zich, na het afronden van zijn werkzaamheden, roekeloos gedragen door met de kraan te spelen, wat leidde tot zijn val van een aanzienlijke hoogte. De rechtbank concludeert dat het ongeval niet plaatsvond in de uitoefening van de werkzaamheden, ondanks dat het zich tijdens werktijd en op de werkplek voordeed. De kantonrechter wijst de vordering van de eiser af, omdat de oorzaak van het ongeval volledig aan zijn eigen roekeloze gedrag te wijten is. De rechtbank benadrukt dat de werkgevers niet aansprakelijk zijn voor de schade die de eiser heeft geleden, aangezien zijn handelen buiten de reikwijdte van zijn werkzaamheden viel. De eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Kenmerk: 154435 CV EXPL 05-668
Vonnis van de kantonrechter te Dordrecht van 27 oktober 2005 in de zaak van:
[…], wonende te […], eiser
gemachtigde: mr. L.J. van Rooijen
tegen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TECHNISCH UITZENDBUREAU “BD UNITECH” B.V., gevestigd te Dordrecht en kantoorhoudende te 3311 AP Dordrecht aan de Nieuwe Haven 32 a, gedaagde,
gemachtigde: mr. M.C. Hoogendam
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HERTEL B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te 1031 HX Amsterdam aan de Grasweg 49, gedaagde,
gemachtigde: mr. H. Lebbing
Partijen zullen ook worden aangeduid als [eiser], Unitech en Hertel.
Verloop van de procedure
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. de dagvaarding van 14 januari 2005, waarbij [eiser] Hertel heeft gedagvaard;
2. de dagvaarding van 6 januari 2005, waarbij [eiser] Unitech heeft gedagvaard;
3. de conclusie van antwoord tevens incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring zijdens Hertel;
4. incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring zijdens Unitech;
5. de aantekening ter rolle dat [eiser] niet heeft geantwoord in de incidenten;
6. het vonnis in het incident van 21 april 2005;
7. de conclusie van antwoord zijdens Unitech;
8. de conclusie van repliek;
9. de conclusie van dupliek zijdens Hertel;
10. de conclusie van dupliek zijdens Unitech;
11. de overgelegde producties.
Omschrijving van het geschil
1. De feiten
1.1. Als gesteld door de ene partij en niet, dan wel in onvoldoende mate, betwist door de andere partij en op grond van de niet weersproken inhoud van de producties wordt uitgegaan van het volgende.
Kenmerk: 154435 CV EXPL 05-668
1.2. Eiser heeft in dienst van Unitech sedert 28 september 1999 als uitzendkracht werkzaamheden verricht voor Hertel als inlener op het bedrijfsterrein van Corus/Hoogovens te Velsen.
1.3. Behalve [eiser] had Unitech ook [X1] en [X2] aan Hertel uitgeleend voor het verrichten van steigerbouwwerkzaamheden. Op 5 april 2000 moesten de drie collega’s steigermateriaal uit de derde verdieping van een fabrieksgebouw op het bedrijfsterrein van Corus naar buiten op de begane grond verplaatsen met behulp van een bovenloopkraan, waarvan de kraanbaan tot buiten het gebouw stak. De bediening van de kraan, welke werd verricht door [X1], vond plaats vanaf de bovenste etage van het fabrieksgebouw op 35 meter hoog. Nadat [eiser], die op de derde verdieping het steigermateriaal aan de kraanhaak bevestigde, het laatste materiaal had bevestigd, is hij naar beneden gegaan om [X2] te helpen met het opstapelen van het naar buiten verplaatste materiaal. [X2] heeft, nadat de laatste last van de kraanhaak was losgemaakt, met de hand aan [X1] een teken gegeven dat de kraanhaak weer naar boven gehaald kon worden. [X1] zag dat de takel vrij was, is met ophalen begonnen en is vervolgens uit de wind en uit het zicht van de takel gaan staan wachten tot de takel boven was. Ondertussen heeft [eiser], toen de takel omhoog ging, voor zijn plezier de aan de takel vastgemaakte stroppen gegrepen met de bedoeling om zich een stukje mee omhoog te laten hijsen en vervolgens de takel los te laten naar beneden te springen, hetgeen door [X1] niet werd gezien. Daarbij werd [eiser] door de krachtige wind boven het steigermateriaal geblazen, en durfde toen de takel niet meer los te laten om naar beneden te springen. Hij is de takel blijven vasthouden totdat zijn armen zijn gewicht niet meer konden houden. Vervolgens is eiser vanaf een hoogte van 13 à 18 meter naar beneden gevallen, waarbij hij ernstig letsel heeft opgelopen.
1.4. Naar aanleiding van het ongeval is door de arbeidsinspectie en onderzoek ingesteld. In de ongevallenrapportage wordt geconstateerd dat in strijd met de ARBO-wet is gehandeld. Aan Hertel is een boete opgelegd van NLG 5.725,--
1.5. In de verklaring van eiser behorende bij de ongevallenrapportage staat onder meer: “Toen wij klaar waren ging ik wat spelen met de haak van de kraan. Een beetje aan de stroppen gaan hangen. Dat doen wij wel meer in de haven waarna je je dan in het water laat vallen. Deze keer schrok ik echter want de haak kwam precies boven het beneden opgestapelde materiaal te hangen. Ik was inmiddels ruim 2 meter boven de grond en dorst daarom niet meer los te laten.”
1.6. In de verklaring van [X2] behorende bij de ongevallenrapportage staat onder meer: “Toen al het materiaal los was en de takel vrij was op (bedoeld zal zijn “heb”) ik door middel van een handteken [X1] opdracht gegeven om de takel weer op te hijsen. Toen de takel omhoog ging zal (bedoeld zal zijn “zag”) ik plotseling dat [eiser] de beide stroppen in de takel greep en zich op liet hijsen. Ik heb nog geroepen loslaten of zoiets, maar [eiser] hield vast.”
Kenmerk: 154435 CV EXPL 05-668
1.7. [De heer …], in 2000 werkvoorbereider bij Hertel, verklaart onder meer: “Als werkvoorbereider gaf ik instructies aan de eigen steigerbouwers van Hertel en aan de ingeleende steigerbouwers. Eens in de twee maanden vonden toolbox meetings plaats waarin de veiligheid op het werk aan de orde werd gesteld. In deze toolbox meetings werd duidelijk gemaakt dat met het gereedschap en het hijsmateriaal niet gespeeld mocht worden. De steigerbouwers wisten dat ze niet aan de kranen mochten hangen. De ingeleende en de eigen werknemers zijn allemaal in het bezit van veiligheidsdiploma’s, zoals VCA. Wij verwachten van hen dat zij verantwoordelijk omgaan met het materieel. Ik was er niet mee bekend dat [eiser] en zijn collega’s voor hun plezier kennelijk wel eens aan de kranen hingen. Bij mijn collega-leidinggevenden was dit ook niet bekend. Als ik of één van mijn collega-leidinggevenden had geweten dat één van de (ingeleende) werknemers voor hun plezier aan de kranen hingen, dan had deze medewerker zijn spullen kunnen pakken en had hij niet meer mogen werken voor Hertel of onder verantwoordelijkheid van Hertel.”
2. De vordering
2.1. Eiser vordert na vermindering van eis:
a. voor recht te verklaren dat gedaagden aansprakelijk zijn voor de schade die [eiser] lijdt ten gevolge van het bedrijfsongeval van 5 april 2000;
b. gedaagden te veroordelen aan hem te betalen ter zake van schade, zoals breder omschreven in de dagvaarding, € 175.082,81, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 januari 2005.
3. Het verweer
3.1. Gedaagden betwisten de vordering. Hertel weerspreekt op grond van art. 7:658 lid 4 BW en Unitech weerspreekt op grond van art. 7:658 leden 1 en 2 BW aansprakelijk te zijn voor de door eiser als gevolg van het ongeval geleden schade. Gedaagden zijn primair van oordeel dat art. 7:658 BW niet van toepassing is omdat het ongeval niet plaats vond in de uitoefening van de werkzaamheden en subsidiair dat er geen aansprakelijkheid is op grond van art. 7:658 BW omdat de oorzaak van het ongeval is gelegen in het bewust roekeloos, dan wel opzettelijk, handelen van eiser. Voorts stellen gedaagden zich op het standpunt dat de gevorderde schadebedragen onevenredig hoog zijn.
Beoordeling van het geschil
4. De hiervoor onder 1.5 t/m 1.7 weergegeven verklaringen worden niet weersproken, zodat
van de juistheid van die verklaringen wordt uitgegaan.
5. Partijen verschillen van mening over de vraag of eiser het ongeval is overkomen in de
uitoefening van zijn werkzaamheden. De Hoge Raad geeft weliswaar een ruime uitleg
gegeven aan het begrip ‘in de uitoefening van zijn werkzaamheden’, echter die uitleg mag
naar het oordeel van de kantonrechter niet zo ver worden opgerekt dat daaronder ook
Kenmerk: 154435 CV EXPL 05-668
vallen gedragingen van de werknemer, weliswaar gepleegd tijdens diensttijd en op de
werkplek, maar niets van doen hebbend met de werkzaamheden die de werknemer
krachtens arbeidsovereenkomst verricht en die kunnen worden gekenschetst als
gevaarlijke spelletjes met materialen of gereedschappen van de werkgever. Zulk gedrag
behoort niet beschermd te worden door art. 7:658 BW.
6. In zijn arrest van 15 december 2000 (NJ 2001, 198) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat aan het vereiste van ‘in de uitoefening van zijn werkzaamheden’ is voldaan als de schade het gevolg is van een ongeval dat de werknemer is overkomen terwijl hij krachtens zijn arbeidsovereenkomst werkzaamheden verrichtte op de werkplek. In casu is dat niet het geval. Eiser was niet krachtens arbeidsovereenkomst werkzaamheden aan het verrichten, maar volstrekt onnodig en op onverantwoorde wijze aan het spelen met het materiaal van Hertel. Het ongeval overkwam eiser nadat hij zonder enige noodzaak, volstrekt buiten het kader van zijn werkzaamheden en in strijd met de richtlijnen, ging spelen met de kraan en de stroppen van de takel greep om zich enkel voor zijn eigen plezier te laten optakelen. Daargelaten of hij die stroppen nu greep nadat hij zijn werkzaamheden had afgerond of niet (eiser zelf geeft in zijn verklaring overigens aan dat het werk klaar was), op het moment dat hij met de kraan ging spelen en de stroppen greep hield hij op met of was er in elk geval geen sprake meer van het verrichten van werkzaamheden krachtens arbeidsovereenkomst en ging hij iets doen wat geheel buiten de werkzaamheden stond waarvoor hij was ingehuurd. Het ongeval vond weliswaar plaats tijdens eisers werktijd en op de werkplek, echter niet in de uitoefening van eisers werkzaamheden. Het spelen met een kraan kan op geen enkele wijze geacht worden deel uit te maken van of te behoren tot de werkzaamheden die eiser krachtens dienstverband uitvoerde. Het vastgrijpen van de takel had niets van doen met eisers werkzaamheden, er was geen sprake van een gedraging in de uitoefening van zijn werkzaamheden.
7. Overigens wordt – wellicht ten overvloede - ter zake van de vraag of eiser bewust roekeloos heeft gehandeld het volgende overwogen.
8. Of eiser zich ervan bewust was dat hij door de harde wind boven het steigermateriaal werd geblazen en daardoor de takel niet los kon laten en of dat hij zich bewust was van de concrete gevolgen van zijn handelen is niet de vraag. De vraag is of eiser zich bewust was dat zijn handelen roekeloos was. Nog daargelaten dat eiser niet expliciet de stelling van gedaagden betwist dat eiser zich bewust was van de roekeloosheid van zijn gedrag, is het volstrekt onaannemelijk dat hij dat niet was. Het is een feit van algemene bekendheid dat het vastgrijpen van een takel die wordt opgehaald om zich daaraan een stukje te laten ophalen en om deze vervolgens los te laten om naar beneden te springen, grote risico’s met zich meebrengt en mitsdien een roekeloze gedraging is. Niet valt vol te houden dat eiser toen hij de takel vast greep om zich op te laten hijsen niet bewust was van het roekeloze karakter van zijn handelen. Eiser heeft niet alleen zeer gevaarlijk gehandeld en een volstrekt onnodig en verwijtbaar risico genomen, maar hij moet zich er volledig bewust van zijn geweest dat hij door de omhoog gaande takel vast te grijpen aanzienlijke risico’s nam. Hij heeft zich daarmee naar het oordeel van de kantonrechter bewust roekeloos gedragen.
Kenmerk: 154435 CV EXPL 05-668
9. Weliswaar zijn ook Unitech en/of Hertel of personen waarvoor zij verantwoordelijk
waren tekortgeschoten, immers heeft kraanmachinist [X1] in strijd met de afspraak de
communicatie (het visueel contact tussen hem en de takel en/of [X2]) verbroken, echter
het ongeval is in zodanige mate aan de bewuste roekeloosheid van eiser te wijten, dat
daarbij het tekortschieten van Unitech en/of Hertel in het niet valt. Mogelijk zou tijdig zijn
ingegrepen en het ongeval zijn voorkomen of mogelijk zouden de gevolgen minder
ernstig zijn geweest, indien [X1] visueel contact was blijven houden met de takel
en/of [X2], feit blijft dat het ongeval niet zou hebben plaatsgevonden indien eiser de
stroppen van de takel niet had vastgegrepen. Het tekortschieten van Unitech en/of Hertel
is geen omstandigheid die matigend werkt op de ernst van de roekeloosheid waarmee eiser
heeft gehandeld.
10. Gedaagden zijn mitsdien niet aansprakelijk voor de schade die eiser ten gevolge van het
ongeval heeft geleden. Aan beoordeling van de gevorderde schade komt de kantonrechter
niet toe. De vorderingen worden afgewezen en eiser zal als de in het ongelijk gestelde
partij worden veroordeeld in de proceskosten.
Beslissing
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt eiser in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Unitech bepaald op
€ 200,-- en aan de zijde van Hertel bepaald op € 1.400,-- ;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen en uitgesproken door mr.ir. A.J.E. Cartigny, kantonrechter, ter openbare terechtzitting van 27 oktober 2005, in aanwezigheid van de griffier.