ECLI:NL:RBDOR:2005:AU3530

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
28 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
60619 KG ZA 05-304
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoek tot onderhandse verkoop van onroerende zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 28 september 2005 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een verzoek tot onderhandse verkoop van een onroerende zaak. De verzoekster, The Governor and Company of the Bank of Scotland, had op 15 juli 2005 een verzoekschrift ingediend om goedkeuring van een notariële koopovereenkomst, ondanks dat de termijn voor indiening volgens artikel 548 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering was overschreden. De openbare verkoop van de onroerende zaak was namelijk al op 6 juli 2005 aangekondigd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de executiewaarde van de onroerende zaak was getaxeerd op € 171.500,--, terwijl het hoogste bod van de koper slechts € 167.500,-- bedroeg. De verzoekster stelde dat het in niemands belang was om de gehele procedure opnieuw te laten plaatsvinden, maar de rechtbank oordeelde dat er geen reden was om af te wijken van de wettelijke termijn voor indiening van het verzoek.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er belanghebbenden zijn die mogelijk de voorkeur geven aan een openbare verkoop, en dat deze verkoop mogelijk een hogere opbrengst zou kunnen opleveren. Daarom werd de verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot goedkeuring van de onderhandse verkoop. De beslissing werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op dezelfde datum.

Uitspraak

Nummer: 60619 KG RK 05-304
Datum: 28 september 2005
RECHTBANK DORDRECHT
Sector Civiel Recht
Beschikking van de voorzieningenrechter op verzoek ex artikel 3:268 lid 2 Burgerlijk Wetboek
in de zaak van
de vennootschap naar Schots recht
The Governor and Company of the Bank of Scotland,
gevestigd te Schotland, Verenigd Koninkrijk,
verzoekster,
procureur mr. D. Berlijn,
tegen
[verweerder],
wonende te [adres +woonplaats],
verweerder,
niet verschenen.
Het procesverloop
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
- verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 15 juli 2005;
- faxbericht van de procureur van verzoekster, ingekomen ter griffie op 28 juli 2005.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 september 2005. Verschenen zijn:
- de procureur van verzoekster;
- [betrokkene] van Notariskantoor Jansen;
- [koper], statutair directeur van Merweco B.V. (hierna te noemen: de koper).
De vaststaande feiten
De executiewaarde van de onroerende zaak vrij van huur en gebruik is door [naam makelaar], makelaar o.g., op 7 januari 2005 getaxeerd op € 171.500,--.
Bij exploot van 1 juni 2005 is de openbare verkoop aangezegd aan de verweerder waarbij de datum van de openbare verkoop is bepaald op 6 juli 2005.
Door een tweetal bieders is binnen de door de notaris gestelde termijn geboden op de onroerende zaak. Op verzoek van verzoekster hebben de twee bieders op de laatste dag van de termijn een verhoogd bod gedaan. Het hoogste bod van de koper bedraagt € 167.500,--.
Het verzoek
Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht de bij het verzoekschrift gevoegde notariële koopovereenkomst goed te keuren en te bepalen dat de verkoop en levering van de onroerende zaak, staande te [adres +woonplaats], kadastraal bekend [gemeentenaam], [kadastraal nummer], groot één are zesenvijftig centiare, onderhands zal plaatsvinden aan de koper, alles conform het bepaalde in de notariële koopovereenkomst, onder meer inhoudende dat verzoekster de onroerende zaak verkoopt voor een koopprijs van € 167.500,--.
Verzoekster stelt dat zij ondanks de overschrijding van de termijn genoemd in artikel 548 lid 1 Rv. toch het verzoek heeft ingediend om verdere vertraging en oplopende kosten te voorkomen. Voorts stelt zij dat het in niemands belang is om de gehele procedure van de onderhandse verkoop opnieuw te laten plaatsvinden.
De beoordeling
De openbare verkoop was bepaald op 6 juli 2005, terwijl het verzoekschrift is ingediend op 15 juli 2005. Dat wil zeggen dat het verzoekschrift gelet op de termijn genoemd in artikel 548 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet tijdig is ingediend. Een redelijke wetstoepassing kan onder omstandigheden meebrengen dat aan de te late indiening van het verzoek niet de consequentie van niet-ontvankelijkheid wordt verbonden.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat de overeengekomen verkoopprijs onder de taxatiewaarde ligt en dat er meerdere bieders zijn geweest. Daarom kan niet worden uitgesloten dat er belanghebbenden zijn die openbare verkoop prefereren en dat bij een openbare verkoop een hogere opbrengst kan worden behaald dan door middel van de koopovereenkomst waarvan thans goedkeuring wordt gevraagd.
Gelet op deze omstandigheden, dient in dit geval niet afgeweken te worden van de in de wet voorgeschreven termijn voor indiening van een verzoek tot onderhandse verkoop. Verzoekster zal derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard in haar verzoek.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. F.J.P. Lock, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 september 2005.