ECLI:NL:RBDOR:2005:AU2502

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
24 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
58942 HA ZA 05-2254
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.G.J. de Heij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan formalisering van aandelenverkoop en onroerend goed transacties met voorlopige voorziening

In deze zaak vordert eiser van gedaagde medewerking aan de formalisering en effectuering van verschillende transacties, waaronder de verkoop van aandelen in Ponsen Holding B.V. en de vestiging van pand- en hypotheekrechten op een onroerende zaak. Gedaagde verzet zich tegen deze vorderingen en heeft in reconventie een voorlopige voorziening gevraagd om de door eiser gelegde conservatoire beslagen op de onroerende zaak en de aandelen op te heffen. Gedaagde stelt dat zij in een financiële noodsituatie verkeert en dat de beslagen haar schade toebrengen. Eiser betwist de vorderingen van gedaagde en stelt dat er geen overeenstemming is bereikt over de overdracht van de aandelen en de verkoop van de onroerende zaak. De rechtbank heeft de vordering van gedaagde tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het belang van eiser bij handhaving van het beslag aanzienlijk is. De rechtbank oordeelt dat gedaagde niet voldoende heeft aangetoond dat er sprake is van een spoedeisend belang bij de opheffing van de beslagen. De zaak zal worden voortgezet in de hoofdzaak, waarbij de rechtbank heeft bepaald dat de volgende zitting op 5 oktober 2005 zal plaatsvinden voor verdere processtukken.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector Civiel Recht
Vonnis van de enkelvoudige kamer
in de zaak van:
Eiser,
wonende te (woonplaats) (Duitsland),
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in reconventie,
verweerder in het incident,
advocaat: mr. R.D.A. van Boom te Utrecht,
procureur: mr. J. Wijnja,
t e g e n
Gedaagde,
wonende te (woonplaats),
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. A.G.W. van Kessel te Culemborg,
procureur: mr. J.A. Visser.
Partijen worden hieronder aangeduid als respectievelijk eiser en gedaagde.
Het procesverloop
1. De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
- dagvaarding van 21 maart 2005,
- herstelexploot van 24 maart 2005,
- conclusie van antwoord, tevens conclusie van eis in reconventie, tevens vordering houdende voorlopige voorziening,
- verweer vordering voorlopige voorziening,
- de door beide partijen overgelegde producties.
De vordering in de hoofdzaak
2. Eiser vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- Gedaagde te veroordelen alle medewerking te verlenen aan de formalisering en effectuering van:
a. de verkoop en levering van de aandelen in Ponsen Holding B.V.;
b. het vestigen van het recht van pand op voornoemde aandelen tot zekerheid van eisers verplichtingen uit hoofde van voornoemde koopovereenkomst;
c. de verkoop en levering van het achter gelegen noordelijke deel van het bedrijfspand met ondergrond, erf en weg aan de (straatnaam) te (woonplaats), kadastraal bekend als gemeente (naam gemeente) sectie E, nummer 216, groot vijftien aren en vijftien centiaren (hierna: de onroerende zaak);
d. de vestiging van het recht van hypotheek en pandrechten op de onroerende zaak;
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom met machtiging van eiser om namens dan wel in plaats van gedaagde al het nodige te doen om ten overstaan van de notaris te komen tot formalisering en effectuering van de hiervoor genoemde overeenkomsten;
althans, indien nakoming (blijvend) onmogelijk is;
- gedaagde te veroordelen tot betaling van schadevergoeding aan eiser, op te maken bij staat, te vereffenen volgens de Wet en te vermeerderen met de wettelijke rente;
althans een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank in goede justitie geboden mocht oordelen, dit alles met veroordeling van gedaagde in de proceskosten, daaronder begrepen de kosten van de beslagen.
3. Ter onderbouwing van deze vorderingen stelt eiser dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de overdracht door eiser aan gedaagde van alle aandelen in Ponsen Holding B.V. Daarbij is afgesproken dat tot zekerheid van eisers verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst het recht van pand wordt verleend op de aandelen en een tweede hypotheek op de onroerende zaak.
De concept-overeenkomsten zijn op verzoek van gedaagde opgesteld door de notaris. Ondanks sommatie weigert zij mee te werken aan de formalisering en effectuering van de gemaakte afspraken.
Voor het geval nakoming door gedaagde (blijvend) onmogelijk zou blijken, vordert eiser vergoeding van de door hem geleden en nog te lijden schade. Deze dient te worden opgemaakt bij staat omdat deze niet op eenvoudige wijze is te begroten.
Ter verzekering van zijn vorderingen heeft eiser conservatoir beslag tot levering en tot verhaal doen leggen op alle aandelen in Ponsen Holding B.V. en op de onroerende zaak.
Het verweer in de hoofdzaak
4. Gedaagde verweert zich tegen de vorderingen van eiser. Zij voert het volgende aan.
5. Eiser is niet-ontvankelijk omdat hij van aanvang af heeft gesteld op te treden namens de kopers, zijnde dan wel zijn Duitse rechtspersoon ALGRO Immobilienverwertungs-GmbH (hierna: ALGRO), dan wel een door hem nog nader te noemen rechtspersoon uit Luxemburg. De enige partij waarmee gedaagde onderhandelingen heeft gevoerd is ALGRO, aangezien de nader te noemen rechtspersoon nooit bekend is gemaakt.
Er is geen overeenstemming bereikt over de overdracht van de aandelen, noch over de verkoop van de onroerende zaak. Tijdens het tweede gesprek bij de notaris op 7 december 2004 heeft gedaagde een onderhandelingsaanbod gedaan. Eiser is uit dit gesprek weggelopen en heeft de onderhandelingen afgebroken. Op dat moment was geen volledige overeenstemming bereikt. Gedaagde mocht zich daarom vrij achten met een ieder onderhandelingen te voeren.
Zo er een overeenkomst bestaat, is deze nietig op grond van artikel 3:40 BW. Eiser heeft getracht in strijd met de goede zeden te handelen, omdat hij heeft voorgesteld de aandelen heimelijk te verkopen en leveren, zonder de hypotheekhouder te informeren.
De vordering in reconventie
6. Gedaagde heeft haar verweer doen uitmonden in een vordering in reconventie waarin wordt gevorderd eiser bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen:
a. tot doorhaling van de gelegde conservatoire beslagen op de aandelen en de onroerende zaak;
b. om aan gedaagde te betalen een vergoeding voor geleden en nog te lijden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
h. om aan gedaagde te betalen een bedrag van € 2.700,-- per maand te vermeerderen met verdere kosten die de hypotheekhouder aan gedaagde in rekening heeft gebracht of nog zal brengen terzake haar niet afgeloste hypotheekschuld, vanaf 5 juni 2005, tot aan de dag dat de onroerende zaak zal zijn verkocht, geleverd en betaald;
d. om aan gedaagde de wettelijke rente te vergoeden over de bedragen waartoe eiser zal worden veroordeeld, conform het sub b en sub c gevorderde;
e. tot betaling van de kosten van het geding in reconventie.
7. Ter onderbouwing van de vorderingen in reconventie stelt gedaagde dat zij op 12 april 2005 met een derde een koopovereenkomst heeft gesloten met betrekking tot de onroerende zaak. Deze koopovereenkomst is ontbonden, omdat gedaagde niet op het afgesproken tijdstip kon leveren. Indien de onroerende zaak uiteindelijk voor een lager bedrag wordt verkocht, lijdt gedaagde schade. Voorts lijdt gedaagde schade omdat zij in verband met het transport een appartement heeft gehuurd terwijl zij thans daarnaast de hypothecaire lasten van de onroerende zaak van € 2.700,-- per maand dient te blijven voldoen.
De beslagen zijn gebaseerd op een niet bestaande vordering, althans een vordering uit een overeenkomst die nietig is. De beslagen zijn derhalve vexatoir en onrechtmatig.
De vordering in het incident
8. Gedaagde vordert in het incident eiser bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, bij wege van voorlopige voorziening te veroordelen tot doorhaling van de door hem gelegde conservatoire beslagen op de onroerende zaak en de aandelen, een en ander met veroordeling van eiser in de kosten van het incident.
9. Zij verwijst daartoe naar hetgeen zij ter onderbouwing van de vordering in reconventie heeft aangevoerd. Er is sprake van een spoedeisend belang omdat zij financieel in een noodsituatie is geraakt. Ter beperking van de schade dienen de beslagen onmiddellijk te worden opgeheven.
Het verweer in het incident
10. De conclusie van eiser strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van gedaagde in haar vordering voorlopige voorziening althans afwijzing daarvan, met veroordeling van gedaagde in de kosten van het incident. De inhoud van zijn verweer zal hierna voor zover nodig nader worden omschreven.
De beoordeling in het incident
11. De vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening is gebaseerd op de volgens gedaagde door de beslagen en de verkoop van de onroerende zaak ontstane financiële noodsituatie terwijl de vorderingen van eiser volgens gedaagde bovendien ondeugdelijk zijn.
12. Niet valt in te zien welk spoedeisend belang gedaagde heeft bij de opheffing van het beslag op de aandelen nu slechts de onroerende zaak is verkocht.
13. Het belang van gedaagde bij opheffing van het beslag op de onroerende zaak moet worden afgewogen tegen het belang van eiser bij handhaving van het beslag. Dat laatste belang is aanzienlijk omdat gedaagde het voornemen heeft de onroerende zaak aan een derde te verkopen en te leveren, zodat bij opheffing van het beslag de aanmerkelijke kans bestaat dat eiser een eventueel toewijzend vonnis in de hoofdzaak deels niet zal kunnen executeren. De door gedaagde gestelde financiële noodsituatie heeft zij bovendien deels zelf veroorzaakt door het pand na het door eiser op 3 februari 2005 gelegde beslag op 12 april 2005 aan een derde te verkopen.
14. Voor zover gedaagde zulks betoogt verwerpt de rechtbank dat in dit stadium van de procedure summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van de door eiser ingeroepen rechten.
15. Tegenover de stelling van gedaagde dat eiser als natuurlijk persoon niet de partij is waarmee zij onderhandelingen heeft gevoerd, stelt eiser dat de onderhandelingen steeds door hem in persoon zijn gevoerd en dat daarbij is afgesproken dat hij nader mocht aangeven wie de formele partij van de verkoper zou zijn. Dit zou zowel eiser zelf mogen zijn als een door hem aan te wijzen (buitenlandse) vennootschap. Aldus heeft eiser de stelling van gedaagde gemotiveerd betwist. Hoewel eiser in de overgelegde (concept-)akten uitsluitend wordt genoemd als zelfstandig bevoegd bestuurder van ALGRO en een vennootschap naar Luxemburgs recht, kan daaruit voorshands niet worden afgeleid dat zijn stellingen onjuist zijn. De naam van de Luxemburgse vennootschap is daarin immers opengelaten, zodat voldoende aannemelijk is dat de akten op dit punt nog dienden te worden aangepast. Gelet op de stellingen van partijen kan bovendien niet uitgesloten worden geacht dat in de bodemprocedure op dit punt nadere bewijslevering dient plaats te vinden.
16. De vraag of tussen partijen een overeenstemming is bereikt over de overdracht van de aandelen en de verkoop van de onroerende zaak vormt de kern van het geschil in de hoofdzaak. De standpunten van partijen daaromtrent zijn volstrekt tegenstrijdig, zoals blijkt uit de hierboven weergegeven stellingen.
Bij zijn verweer tegen de incidentele vordering heeft eiser ter onderbouwing van zijn standpunt verklaringen overgelegd van (verklarende 1) en (verklarende 2).
Verklarende 1 verklaart: “persoonlijk heb ik eiser door het pand geleid en heb de onderhandelingen grotendeels bijgewoond (…); uitdrukkelijk verklaar ik dat er reeds sedert op of omstreeks 8 november 2004 overeenstemming was bereikt over de (details van de) overname van het genoemde pand”.
(verklarende 2) verklaart: “op of omstreeks eind november, begin december 2004, bevestigde gedaagde mij volledige overeenstemming met eiser te hebben bereikt (…); inderdaad was ik aanwezig tijdens de bespreking op of omstreeks 7 december 2004 op het notariskantoor; voornaamste reden voor dit gesprek was de raad van de notaris in te winnen inzake de complicatie dat op dat moment de echtscheiding van gedaagde wel reeds was uitgesproken, doch nog niet kon worden ingeschreven (…); er is door gedaagde op dat moment zeker geen (nieuw) onderhandelingsaanbod gedaan. Zoals gezegd was er reeds overeenstemming.”
De rechtbank neemt aan dat verklarende 1 en verklarende 2 in de hoofdzaak deze verklaringen onder ede zullen bevestigen. Hoewel tegenbewijs dan mogelijk zal zijn, komen de verklaringen niet onaannemelijk voor, zodat voorshands niet is gebleken dat tussen partijen geen overeenstemming bestaat.
17. Voorts heeft eiser gemotiveerd betwist dat sprake is van het verzwijgen van de voorgenomen transacties jegens de hypotheekhouder. Volgens hem was sprake van een ‘going concern’ overname, waaronder begrepen de hypothecaire lasten. Uitzondering hierop vormde het woongedeelte, dat echter onder dezelfde hypotheek was meeverbonden. Daarom is gekozen voor de bedoelde constructie, welke door de Hoge Raad is gesanctioneerd, aldus eiser. Voorshands is derhalve evenmin gebleken dat sprake is van een nietige overeenkomst.
18. Gelet op het voorgaande dient de provisionele vordering van gedaagde te worden afgewezen met reservering van de kosten tot de einduitspraak in de hoofdzaak.
De beslissing
in het incident:
wijst de provisionele vordering af;
reserveert de beslissing omtrent de proceskosten tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
bepaalt dat de zaak wederom zal worden uitgeroepen ter terechtzitting van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken van deze rechtbank van 5 oktober 2005, te 10.00 uur, zulks voor conclusie van repliek in conventie en conclusie van antwoord in reconventie aan de zijde van eiser.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.G.J. de Heij en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 augustus 2005.