ECLI:NL:RBDOR:2005:AU2195

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
5 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/774 en AWB 05/911
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in verband met bouwvergunning voor tuincentrum

In deze zaak gaat het om een verzoek om voorlopige voorziening hangende beroep tegen een besluit van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht, waarbij een bouwvergunning is verleend voor de vergroting van een tuincentrum aan de Langeweg 21. De eisers, bewoners in de nabijheid van het bouwproject, hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar hun bezwaar is door de gemeente niet-ontvankelijk verklaard. De eisers hebben vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank Dordrecht en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting is naar voren gebracht dat de afstand tussen de woning van de eisers en het bouwproject ongeveer 450 meter bedraagt, en dat er geen zicht is op het perceel van het tuincentrum. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de eisers niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt, gezien de afstand en het beperkte zicht. De argumenten van de eisers over de slechte luchtkwaliteit zijn niet voldoende om tot een ander oordeel te komen. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten om het beroep ongegrond te verklaren en het verzoek om voorlopige voorziening af te wijzen. De uitspraak is gedaan op 5 september 2005, waarbij de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat nader onderzoek niet nodig is en dat de hoofdzaak onmiddellijk kan worden behandeld. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan door belanghebbenden worden aangevochten bij de Raad van State.

Uitspraak

VOORZIENINGENRECHTER VAN DE RECHTBANK DORDRECHT
Sector Bestuursrecht
Reg.nrs : AWB 05/774 en AWB 05/911
Uitspraak ex artikel 8:84 juncto artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht
in de zaken van
[***] te [woonplaats], verzoekers/eisers,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht, verweerder,
gemachtigden: K.D. Bogerman en B.F.A.J. van Huijgevoort, werkzaam bij verweerder.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij besluit van 1 maart 2005 heeft verweerder met toepassing van artikel 19, derde lid van de Wet op de Ruimtelijk Ordening vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het vergroten van een tuincentrum aan de Langeweg 21 te Hendrik-Ido-Ambacht.
Verzoekers/eisers (hierna: eisers) hebben bij brief van 29 maart 2005 hiertegen bezwaar gemaakt bij verweerder.
Bij brief van 26 mei 2005 heeft verweerder beslist op het bezwaarschrift.
Tegen dit besluit hebben eisers bij brief van 4 juli 2005, ingekomen op 5 juli 2005, beroep ingesteld bij de rechtbank Dordrecht.
Bij brief van 8 augustus 2005 hebben eisers bij de rechtbank Dordrecht een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.
Het verzoek om voorlopige voorziening is op 18 augustus 2005 ter zitting behandeld.
Eisers zijn ter zitting verschenen.
Verweerder is verschenen bij gemachtigden.
Namens tuincentrum Intratuin Hendrik Ido Ambacht B.V. is verschenen [***].
II. OVERWEGINGEN
Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Ingevolge het bepaalde in artikel 8:86 van de Awb kan de voorzieningenrechter, indien een verzoek als hiervoor bedoeld is gedaan terwijl tevens beroep is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
In dit kader overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
Ingevolge artikel 8:1, eerste lid van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank.
Ingevolge artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eisers kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder stelt dat de afstand tussen de woning van eisers en het bouwplan ongeveer 450 meter bedraagt en dat uit fotomateriaal blijkt dat er vanuit de woning geen zicht bestaat op het perceel en dat dit ook in de toekomst niet zal ontstaan.
De voorzieningenrechter beslist als volgt.
Uitgaande van de bij de stukken gevoegde luchtfoto bedraagt de afstand tussen de woning van eisers en de bestaande bebouwing van het tuincentrum ruim 450 meter. Het bouwplan voor de vergroting van het tuincentrum is, gezien vanaf het perceel van eisers, geprojecteerd achter de bestaande bebouwing op een afstand van ongeveer 520 meter van hun woning.
Aangenomen dat vanuit de woning van eisers, zoals zij hebben aangegeven vanuit het raam van de studeerkamer, enig zicht bestaat op de bestaande bebouwing van het tuincentrum, kan, gezien de ligging van deze bebouwing, vanuit de woning van eisers slechts in zeer beperkte mate zicht bestaan op de nieuw op te richten bebouwing.
Eisers kunnen gelet op de forse afstand, de ligging van de bestaande bebouwing en het beperkte zicht niet als belanghebbenden worden aangemerkt zodat verweerder het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Hetgeen eisers hebben aangevoerd over de slechte luchtkwaliteit ter plaatse van hun woning, die in hoge mate wordt veroorzaakt door de nabijgelegen snelweg, kan niet tot een ander oordeel leiden. Daarbij is van belang dat, indien het bouwplan al zou leiden tot een toename van het verkeer op de Langeweg, niet aannemelijk is geworden dat dit een zodanig effect heeft dat de invloedssfeer van het bedrijf van vergunninghouder zodanig groot is dat dient te worden afgeweken van het hierboven gehanteerde afstands- en zichtcriterium.
Nu onder deze omstandigheden nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak ziet de voorzieningenrechter aanleiding om met toepassing van artikel 8:86 van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak in die zin dat het beroep van eisers ongegrond wordt verklaard.
Nu onmiddellijk uitspraak wordt gedaan in de hoofdzaak ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding meer voor inwilliging van het verzoek om voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter beslist als volgt.
III. BESLISSING
De voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af
Aldus gegeven door mr. R.P. Broeders, voorzieningenrechter, en door deze en mr. M.A. Voskamp, griffier, ondertekend.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op:
Afschrift verzonden op:
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende beroep instellen. Het instellen van beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag, binnen zes weken na dagtekening van verzending van deze uitspraak.