ECLI:NL:RBDOR:2005:AU1591
Rechtbank Dordrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewijslast inzake onrechtmatige daad bij verkeersongeluk
In deze zaak, die voor de Rechtbank Dordrecht werd behandeld, vorderde eiser, vertegenwoordigd door mr. L.R.T. Peeters, een schadevergoeding van € 5.000,-- van gedaagde, die werd bijgestaan door mr. V.J. Groot. De vordering was het gevolg van een verkeersongeluk dat plaatsvond op 14 september 2003, waarbij de zoon van eiser, [zoon eiser], en gedaagde betrokken waren. Eiser stelde dat gedaagde onrechtmatig had gehandeld door geen voorrang te verlenen aan zijn zoon, wat leidde tot de aanrijding. Gedaagde betwistte dit en stelde dat hij het kruisingsvlak had vrijgelaten.
De rechtbank oordeelde dat eiser de bewijslast had om aan te tonen dat gedaagde inderdaad geen voorrang had verleend. Eiser had een schadevergoeding van € 13.075,63 geleden, maar stelde de vordering in de procedure bij tot € 5.000,--, rekening houdend met de eigen schuld van zijn zoon, die onder invloed van alcohol was en de bocht had afgesneden. Gedaagde voerde aan dat de aansprakelijkheid van eiser al was erkend door de WAM-verzekeraar van zijn zoon, maar de rechtbank oordeelde dat eiser niet gebonden was aan deze erkenning.
De rechtbank besloot dat eiser in de gelegenheid moest worden gesteld om bewijs te leveren dat de auto van gedaagde zich op het kruisingsvlak bevond ten tijde van de aanrijding. De beslissing over de vordering werd aangehouden in afwachting van dit bewijs. De getuigenverhoren zouden worden gehouden voor mr. drs. F.J.P. Lock, die de zaak behandelde. De uitspraak vond plaats op 24 augustus 2005.