ECLI:NL:RBDOR:2005:AU0584

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
30 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Kenmerk: 155267 CV EXPL 05-1018
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschillen over bomen en planten: wellicht verhuizen?

In deze zaak, die werd behandeld door de kantonrechter te Dordrecht, ging het om een burengeschil tussen twee partijen die naast elkaar wonen. Het geschil betrof voornamelijk de aanwezigheid van klimplanten en een kronkelwilg die door de gedaagde in haar tuin waren geplaatst, en de gevolgen daarvan voor de eisers. De eisers vorderden dat de gedaagde haar verplichtingen uit een eerder gesloten vaststellingsovereenkomst zou nakomen, waaronder het snoeien van klimplanten en het verwijderen van de kronkelwilg. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet in gebreke was gebleven, omdat zij de klimplanten had gesnoeid zoals overeengekomen en de kronkelwilg inmiddels was teruggesnoeid tot een hoogte van één meter. De rechter wees de vorderingen van de eisers af, omdat er onvoldoende bewijs was dat de gedaagde haar verplichtingen niet was nagekomen. De kantonrechter benadrukte dat dwangsommen alleen als uiterste middel moeten worden opgelegd en dat de eisers zelf ook verantwoordelijk waren voor het aanbrengen van worteldoek om het doorschieten van klimplanten te voorkomen. De rechter veroordeelde de eisers in de proceskosten, aangezien zij als in het ongelijk gestelde partij werden beschouwd. Tot slot gaf de kantonrechter de partijen het advies om in plaats van juridische procedures, een hovenier in te schakelen voor praktische oplossingen voor hun geschillen over bomen en planten, en suggereerde dat een verhuizing wellicht de beste optie zou zijn als zij hun conflicten niet konden beheersen.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Kenmerk: 155267 CV EXPL 05-1018
Vonnis van de kantonrechter te Dordrecht van 30 juni 2005 in de zaak van:
1. […] en
2. […]
wonende te […], eisers,
gemachtigde: mr. B.C.M. van Riel (DAS rechtsbijstand)
tegen :
[…], wonende te […], gedaagde,
gemachtigde: mr. N.D. Wassink.
Partijen worden aangeduid als [eisers] en [gedaagde].
Verloop van de procedure
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. de dagvaarding van 21 januari 2005;
2. de conclusie van antwoord;
3. de conclusie van repliek;
4. de conclusie van dupliek;
5. de door partijen overgelegde producties.
Omschrijving van het geschil
1. Tussen partijen staat het volgende vast.
Partijen wonen naast elkaar. Tussen de woningen van partijen is een strook tuin van elk van partijen. Op de erfgrens staat een tuinscherm dat verspringende planken heeft. Tegen het tuinscherm groeien aan de zijde van [gedaagde] een hedera hibernica en een clematis, beiden klimplanten. De klimplanten kunnen tussen de planken van de schutting naar de kant van [eisers] groeien.
In een eerdere procedure hebben [eisers] gevorderd dat gedaagde wordt veroordeeld bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om –voor zover thans van belang-
I de hedera hibernica te verwijderen en verwijderd te houden binnen de verboden afstand van 50 cm, gemeten vanaf de erfgrens;
II de doorschietende takken van de clematis te doen (laten) verwijderen en verwijderd te houden voor zover deze zich boven de schutting van [eisers] bevinden;
III ieder jaar de knotwilgen in januari te (laten) knotten op de afgesproken hoogte van 1,5 meter;
IV € 68,07 terzake buitengerechtelijke kosten te betalen.
Deze kantonrechter heeft een gerechtelijke plaatsopneming gelast, welke op 17 november 2003 heeft plaatsgevonden, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
Ter beëindiging van het hiervoor bedoelde geschil zijn partijen, zo blijkt uit het daarvan opgemaakte proces-verbaal, ter terechtzitting van 19 januari 2004 het navolgende schriftelijk overeengekomen (verder te noemen de vaststellingsovereenkomst):
1. Hedera: [eisers] brengen tegen de piketpalen tussen de schuttingen worteldoek aan op hun kosten. Zij zullen in overleg met [gedaagde] een tijdstip bepalen. [gedaagde] geeft toestemming voor het uitvoeren van deze werkzaamheden op haar terrein. [gedaagde] zal de hedera op hoogte houden van 1 meter tot de poort. De poort zelf mag begroeid zijn (foto B bij antwoord). Na de poort zal [gedaagde] de Hedera op 1.50 meter hoogte houden. Er wordt geen worteldoek geplaatst tussen de schuttingen.
2. Clematis: [gedaagde] zal de Clematis die tegen haar schutting aangroeit zodanig op hoogte houden dat deze niet boven de schutting zal uitkomen.
3. Knotwilgen: [gedaagde] zal in elk voorjaar de knotwilgen laten knotten.
4. Partijen vragen doorhaling van de procedure.
5. Partijen dragen elk de eigen kosten van de procedure.
De knotwilgen zijn geknot, zoals overeengekomen. [eisers] hebben op twee panelen zeildoek aangebracht. Op de overige panelen hebben zij dit niet gedaan.
Op 4 oktober 2004 heeft de gemachtigde van [eisers] de vaststellingsovereenkomst aan [gedaagde] doen betekenen.
Na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst zijn nieuwe geschillen ontstaan ten aanzien van de volgende punten:
[gedaagde] heeft een kronkelwilg in haar voortuin geplant. Deze kronkelwilg staat op 1,2 meter vanaf de erfgrens met tuin van [eisers]
[gedaagde] heeft aan het eind van haar tuin in het verlengde van de erfafscheiding een stuk betonijzer geplaatst in het water van de aan de tuinen van partijen grenzende singel.
2. [eisers] vorderen thans dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld om:
a. op straffe van een dwangsom van € 200,-- per dag binnen één maand na het wijzen van het vonnis haar verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst zoals neergelegd in het proces-verbaal van schikking van 19 januari 2004 na te komen;
b. op straffe van een dwangsom van € 200,-- per dag binnen één maand na het wijzen van het vonnis de kronkelwilg, partijen genoegzaam bekend, te verwijderen en verwijderd te houden;
c. op straffe van een dwangsom van € 200,-- per dag binnen één maand na het wijzen van het vonnis de klimplanten welke geplaatst staan tegen de gehele schutting in de achtertuin van [gedaagde], partijen genoegzaam bekend, zodanig op hoogte te houden dat deze niet boven en door de schutting uit respectievelijk heen groeien;
d. op straffe van een dwangsom van € 200,-- per dag binnen één maand na het wijzen van het vonnis de betonijzeren vlechtmat te verwijderen en verwijderd te houden;
a. de kosten van deze procedure te dragen, daarin begrepen het salaris van eisers gemachtigde, alsmede de kosten van het laten betekenen van het proces-verbaal van schikking ad € 80,63.
3. [gedaagde] heeft de vorderingen tegengesproken. Hieronder zal per onderwerp worden ingegaan op de standpunten van partijen.
Beoordeling van het geschil
4. De vaststellingsovereenkomst
4.1 [eisers] leggen aan dit onderdeel van de vordering het volgende ten grondslag.
[gedaagde] is de verplichting de klimplanten te snoeien zoals overeengekomen, ook na schriftelijke ingebrekestelling, niet nagekomen, zodat zij in verzuim verkeert en schadeplichtig is.
4.2 [gedaagde] voert tegen het gevorderde het volgende aan.
[gedaagde] heeft de klimplanten wel gesnoeid als afgesproken. [eisers] hebben zelf gekozen geen worteldoek (of zeil) aan te brengen en daardoor komen er nog steeds klimplanten tussen de planken van de schutting door (zie foto’s bij produktie 2 bij repliek).
4.3 De grondslag van de vordering is, gelet op de inhoud van het gevorderde, nakoming van de vaststellingsovereenkomst met een dwangsom.
Uit de overgelegde foto’s (prod. 2 bij dagvaarding) blijkt dat het vooral gaat om klimplanten die tussen de schutting door naar de kant van [eisers] groeien. Juist om dit tegen te gaan zijn partijen overeengekomen dat [eisers] worteldoek (of zeil als zij dat prefereren) zouden aanbrengen. Zij stellen dat zij geen worteldoek hebben kunnen aanbrengen omdat [gedaagde] zich niet heeft gehouden aan haar verplichtingen om te snoeien. Zelfs als [gedaagde] niet zou hebben gesnoeid hetgeen [gedaagde] betwist en [eisers] onvoldoende hebben onderbouwd, dan nog valt niet in te zien dat […] daardoor geen worteldoek konden aanbrengen. Bovendien is dit standpunt ongeloofwaardig, aangezien zij twee panelen wel van zeildoek voorzien hebben. [eisers] kunnen [gedaagde] niets verwijten, nu zij zelf niets hebben gedaan om het doorschieten van klimplanten te voorkomen.
4.4 Voor zover de klimplanten boven de schutting uit groeien geldt het volgende.
[eisers] hebben onvoldoende onderbouwd dat [gedaagde] haar verplichting de klimplanten op de overeengekomen hoogte te houden niet is nagekomen. Uit de overgelegde foto’s valt dit niet op te maken. Voorzover een enkel takje niet is gesnoeid zijn [eisers] bevoegd dit na aanmaning zelf af te knippen op grond van art. 5:44 lid 1 BW.
4.5 Dwangsommen in een dergelijk conflict moeten alleen als uiterste middel worden opgelegd in gevallen waarin sprake is van duidelijke onwil om de overeenkomst na te komen. Daarvan is niet gebleken. Het eerste onderdeel van de vordering wordt afgewezen.
5. De kronkelwilg
5.1 [eisers] leggen aan dit onderdeel van de vordering het volgende ten grondslag.
De kronkelwilg in de tuin van [gedaagde] staat binnen twee meter van de erfgrens met de tuin van [eisers], hetgeen in strijd is met art. 5:42 BW. Bovendien is [gedaagde] haar toezegging de kronkelwilg weg te halen niet nagekomen. [gedaagde] dient deze boom te verwijderen.
1.2 [gedaagde] voert tegen het gevorderde het volgende aan.
De boom is teruggesnoeid tot één meter en [gedaagde] zal zorgen dat deze niet boven de erfafscheiding uitkomt, zodat [eisers] zich tegen de aanwezigheid van de kronkelwilg niet kunnen verzetten.
5.3 Bomen dienen, gemeten van het midden van de voet, twee meter van de grenslijn te staan en heesters of heggen een halve meter (art. 5:42 lid 1 en 2 BW). Partijen zijn het er over eens dat een kronkelwilg een boom is. De kantonrechter gaat hier ook van uit. De kronkelwilg staat te dicht op de grenslijn, maar een buur kan zich niet verzetten tegen de aanwezigheid van deze boom indien deze niet hoger reikt dan de scheidsmuur tussen de erven (art. 5:42 lid 3 BW). Vast staat dat de kronkelwilg al is teruggesnoeid tot één meter.
[eisers] hebben nog aangevoerd dat partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] de kronkelwilg zou verwijderen vóór 1 oktober 2004. Zij stellen evenwel slechts dat [gedaagde] in een brief van 23 juni 2004 heeft toegezegd de boom te zullen verwijderen. Een dergelijke toezegging is nog geen overeenkomst tussen partijen. Nakoming kan dan ook niet worden gevorderd. [gedaagde] was gerechtigd op deze toezegging terug te komen en het minder ingrijpende middel van terugsnoeien te kiezen.
5.4 Dit onderdeel van de vordering wordt afgewezen.
6. De klimplanten
6.1 [eisers] leggen aan dit onderdeel van de vordering het volgende ten grondslag.
[gedaagde] heeft opnieuw klimbeplanting aangebracht tegen haar gedeelte van de schutting in de achtertuin die door en over de schutting heen groeit waardoor [eisers] ernstige hinder ondervinden.
6.2 [gedaagde] voert tegen het gevorderde het volgende aan.
[eisers] hebben zelf gekozen geen worteldoek (of zeil) aan te brengen en daardoor komen er nog steeds klimplanten tussen de planken van de schutting door (zie foto’s bij produktie 2 bij repliek).
6.3 Voor klimplanten die zijn geplaatst na de vaststellingsovereenkomst geldt hetzelfde als hiervoor onder rechtsoverweging 4.3 tot en met 4.5 is overwogen. Ook dit onderdeel van de vordering wordt afgewezen.
7. De betonijzeren vlechtmat
7.1 [eisers] leggen aan dit onderdeel van de vordering het volgende ten grondslag.
[gedaagde] heeft tegen de laatste schutting , die ver voorbij de erfgrens loopt en hoger is dan de wettelijk toegestane twee meter, een hedera geplaatst. Hierdoor ontneemt de mat elk zicht van [eisers] op de singel, hetgeen hinder voor [eisers] veroorzaakt.
7.2 [gedaagde] voert tegen het gevorderde het volgende aan.
De vlechtmat is geplaatst om te voorkomen dat derden zonder toestemming de tuin van [gedaagde] betreden. Nergens is bepaald dat de vlechtmat, die overigens niet hoger is dan 1.70 meter, niet hoger dan twee meter mag zijn. Van hinder is geen sprake.
7.3 De vlechtmat staat niet op de grenslijn tussen de percelen, maar in het verlengde van die grenslijn en wel in de singel. Art 5:49 BW is niet van toepassing op deze situatie. Dat [eisers] geen zicht meer hebben op de singel is feitelijk niet juist, want uit de door hen overgelegde foto’s blijkt dat door de grote mazen van het betonijzer de singel nog goed zichtbaar is. Van hinder in de zin van art. 5:37 BW is geen sprake. Deze vordering is evenmin toewijsbaar. Het zou wel aardig van [gedaagde] zijn als zij het betonijzer, dat kennelijk een doorn in het oog is van [eisers], weg zou halen, aangezien de noodzaak van de plaatsing daarvan niet erg duidelijk is aangetoond.
8. De proceskosten
Beide partijen hebben van de griffie een afschrift van het proces-verbaal waarin de vaststellingsovereenkomst is neergelegd, ontvangen. De kosten van betekening van de vaststellingsovereenkomst worden afgewezen aangezien niet valt in te zien dat deze kosten met een redelijk doel zijn gemaakt.
[eisers] worden als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure.
9. De kantonrechter geeft partijen, los van de beoordeling van deze zaak, het volgende in overweging.
Indien partijen een oplossing voor hun geschillen over bomen en planten wensen kunnen zij zich beter tot een hovenier wenden, die voor minder geld dan de gevoerde procedures hebben gekost, een praktische oplossing kan bereiken voor de gerezen problemen.
Partijen hebben een sterk verschillende opvatting over tuinen. Indien partijen er niet in slagen hun conflicten en ergernissen beheersbaar te houden is een verhuizing de beste optie.
Beslissing
De kantonrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, in dit geding aan de zijde van [gedaagde] gevallen, welke kosten tot op deze uitspraak zijn bepaald op € 180,-- aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 juni 2005, in aanwezigheid van de griffier.