ECLI:NL:RBDOR:2005:AT9952

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
22 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/670, 05/671, 05/672, 05/687
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van bouwvergunningen en vrijstelling bestemmingsplan Stadscentrum Dordrecht

De voorzieningenrechter van de Rechtbank Dordrecht heeft op 22 juli 2005 uitspraak gedaan in een zaak betreffende de schorsing van bouwvergunningen en vrijstellingen van het bestemmingsplan 'Stadscentrum'. De zaak betreft een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht, dat op 30 november 2004 vrijstelling verleende op basis van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) voor de bouw van een woon-/winkelgebouw met parkeergarage. De voorzieningenrechter had eerder, op 2 maart 2005, deze besluiten geschorst omdat niet was aangetoond dat de bouw van de parkeergarage zou bijdragen aan de realisatie van de luchtkwaliteitsgrenswaarden zoals vastgelegd in het Besluit luchtkwaliteit.

Verzoekers, die de schorsing aanvechten, stellen dat de beslissingen op bezwaar van 31 mei 2005 tegemoetkomen aan de eerder geuite bedenkingen van de voorzieningenrechter. Zij wijzen op een pakket van maatregelen, waaronder een verbod voor dieselvoertuigen in de parkeergarage, dat volgens hen de luchtkwaliteit zal verbeteren. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat verzoekers niet aannemelijk hebben gemaakt dat deze maatregelen daadwerkelijk zullen bijdragen aan de luchtkwaliteitsdoelstellingen. Er is twijfel over de mogelijkheid om de voorgestelde maatregelen te realiseren en de effectiviteit ervan is niet voldoende onderbouwd.

De voorzieningenrechter concludeert dat de eerder getroffen voorlopige voorzieningen niet opgeheven kunnen worden, omdat de zorgen over de luchtkwaliteit nog steeds bestaan. De verzoeken om opheffing van de schorsingen worden afgewezen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige afwegingen bij het verlenen van vrijstellingen en bouwvergunningen, vooral in het licht van milieuwetgeving en luchtkwaliteitsnormen.

Uitspraak

VOORZIENINGENRECHTER VAN DE RECHTBANK DORDRECHT
Sector Bestuursrecht
Reg.nrs.: AWB 05/670, AWB 05/671,
AWB 05/672 en AWB 05/687.
Uitspraak op het verzoek om toepassing van artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van:
1. Verzoekster sub 1,
gemachtigde: mr. N.S.J. Koeman, advocaat te Amsterdam;
2. Verzoeker sub 2,
gemachtigde: mr. F.P.J.M. Otten, advocaat te Utrecht;
3. Verzoekster sub 3,
gemachtigde: mr. M.J. van Pomeren, advocaat te Amsterdam;
verzoekers.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Naar aanleiding van daartoe strekkende verzoeken om voorlopige voorziening heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank bij uitspraak van 2 maart 2005 het besluit van het college van burgemeester en wethouders van 30 november 2004, waarbij vrijstelling ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) is verleend van het bestemmingsplan “Stadscentrum” voor onder meer de bouw van een woon-/winkelgebouw met parkeergarage en de bouw van een appartementengebouw met winkelruimte op de locatie Achterom te Dordrecht, alsmede de op 14 december 2004 door het college van burgemeester en wethouders voor deze bouwplannen verleende bouwvergunningen geschorst.
Bij besluiten van 31 mei 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht beslist op de tegen deze besluiten ingediende bezwaarschriften.
Verzoekster sub 1 heeft bij faxbericht van 9 juni 2005 verzocht om opheffing van de schorsingen.
Verzoeker sub 2 heeft bij faxbericht van 13 juni 2005 verzocht om opheffing van de schorsing van de vrijstelling en bouwvergunning voor het woon-/winkelgebouw met parkeergarage.
Verzoekster sub 3 heeft bij brief van 17 juni 2005 verzocht om opheffing van de schorsing van de vrijstelling en bouwvergunning voor het appartementengebouw met winkelruimte.
Met toepassing van artikel 8:26 van de Awb zijn X en Y, indieners van de verzoeken om voorlopige voorziening, in de gelegenheid gesteld als partij deel te nemen aan het geding.
Naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek van Z zijn deze eveneens in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om opheffing van de schorsingen gevoegd behandeld ter zitting op 4 juli 2005.
Verzoekers zijn verschenen bij gemachtigde mr F. Hendriksen, advocaat te
’s-Gravenhage en mr. R. van Nooijen, advocaat te Rotterdam.
Voor Z is A. Stal ter zitting verschenen.
II. OVERWEGINGEN
Ingevolge artikel 8:87, eerste lid, van de Awb, kan de voorzieningenrechter ambtshalve of op verzoek een voorlopige voorziening opheffen of wijzigen.
Bij uitspraak van 2 maart 2005 heeft de voorzieningenrechter, kort samengevat, geoordeeld dat niet is komen vast te staan of aannemelijk gemaakt dat de door het college van burgemeester en wethouders voorziene maatregelen daadwerkelijk allemaal kunnen en zullen worden gerealiseerd en dat derhalve niet aannemelijk is gemaakt dat de bouw van de parkeergarage in voldoende mate bijdraagt aan realisering van de grenswaarde als bedoeld in het Besluit luchtkwaliteit.
Verzoekers stellen, samengevat, dat met de beslissingen op bezwaar van 31 mei 2005 is tegemoetgekomen aan de door de voorzieningenrechter in zijn uitspraak van 2 maart 2005
geuite bedenkingen. Volgens hen is thans voorzien in een pakket van maatregelen, inclusief het verbod van toegang tot de parkeergarage voor voertuigen met dieselmotoren, waardoor in algemene zin een verbetering van de luchtkwaliteit optreedt.
Verzoekster sub 1 voert aan dat volgens het rapport Peutz van 18 april 2005 door het pakket maatregelen het aantal dagen overschrijding van de maximaal toegestane concentratie PM10 in de lucht ter plaatse van alle meetpunten zal afnemen, zodat niet langer hoeft te worden uitgegaan van de zogenoemde saldering. Zij merkt in dat verband nog op dat in het gewijzigde Besluit luchtkwaliteit (Stb. 2005/316), dat naar verwachting binnenkort in werking zal treden, is voorzien in de mogelijkheid om in een overschrijdingssituatie toch tot uitoefening van de betreffende bevoegdheid over te gaan indien wordt aangetoond dat dit per saldo niet leidt tot verdere verslechtering van de luchtkwaliteit.
Verzoekers stellen voorts dat door de verkeersbesluiten die het college van burgemeester en wethouders heeft genomen aannemelijk is gemaakt dat de door de gemeente voorziene maatregelen daadwerkelijk allemaal kunnen en zullen worden gerealiseerd.
Het college van burgemeester en wethouders heeft op 31 mei 2005 een verkeersbesluit genomen waarmee is beoogd het autoluwe gebied in de binnenstad van Dordrecht uit te breiden. Het besluit strekt ertoe de Johan de Wittstraat en het Bagijnhof autoluw te maken en het Achterom halverwege de straat af te sluiten voor doorgaand verkeer. Hierdoor wordt in de visie van het college van burgemeester en wethouders het verkeer op het Achterom beperkt tot bezoekers van de parkeergarage en bevoorradingsverkeer. Het aantal parkeerplaatsen in de parkeergarage wordt teruggebracht tot 328 en het aantal parkeerplaatsen voor bewoners wordt uitgebreid tot 100.
De verkeersmaatregelen hebben tot gevolg dat de parkeergarage Visstraat niet meer kan worden bereikt via het Achterom. De afwikkeling van het verkeer van en naar deze parkeergarage brengt mee dat het aantal dagen dat de maximaal toegestane concentratie PM10 wordt overschreden ter plaatse van Elfhuizen en Lange Breestraat met twee dagen toeneemt.
Volgens het college zal de parkeergarage Visstraat in de nabije toekomst uitsluitend worden benut voor belanghebbendenparkeren, waardoor het effect op de concentratie van fijnstof veel geringer zal zijn.
Bij besluit van 31 mei 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders voorts aan het vrijstellingsbesluit van 30 november 2004, voorzover betrekking hebbend op de bouwvergunning voor het woon-/winkelgebouw met parkeergarage, de voorwaarde verbonden dat ter voorkoming en beperking van luchtverontreiniging in de te realiseren parkeergarage Achterom geen dieselauto’s mogen worden toegelaten.
Blijkens de stukken bestaat tevens het voornemen om dieselauto’s te weren middels het stellen van een nadere eis aan de in het kader van het Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer verplichte melding.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het gunstig effect van het pakket maatregelen, zoals dat door het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht is voorzien, in belangrijke mate steunt op het weren van dieselauto’s uit de te realiseren parkeergarage. De vraag is echter aan de orde of artikel 19 van de WRO ruimte biedt voor het opnemen van een daartoe strekkende voorwaarde. Uit artikel 19a, eerste lid, in samenhang met artikel 15, derde lid, van de WRO volgt immers dat slechts het opnemen van planologisch relevante voorwaarden is toegestaan. De voorzieningenrechter ziet niet in dat daarvan in dit geval sprake is. Er bestaat dan ook gerede twijfel aan de mogelijkheid voornoemde maatregel te realiseren op de door het college van burgemeester en wethouders voorziene wijze.
De voorzieningenrechter overweegt daarenboven dat de door het college van burgemeester en wethouders voorziene maatregelen er niet toe leiden dat de parkeergarage ook feitelijk niet toegankelijk zal zijn voor voertuigen die zijn uitgerust met een dieselmotor. Aldus staat niet vast dat ook daadwerkelijk sprake zal zijn van een afname van het aantal dagen overschrijding van de maximaal toegestane concentratie PM10 in de lucht, zoals verzoekers, onder verwijzing naar het rapport Peutz van 18 april 2005, hebben gesteld.
De voorzieningenrechter overweegt voorts nog dat thans niet duidelijk is of de parkeergarage Visstraat in de nabije toekomst uitsluitend zal worden benut voor belanghebbendenparkeren. Derhalve dient vooralsnog te worden uitgegaan van het feit dat als gevolg van de genomen verkeersmaatregelen het aantal dagen dat ter plaatse van Elfhuizen en Lange Breestraat de maximaal toegestane concentratie PM10 wordt overschreden toeneemt met twee dagen.
De voorzieningenrechter is gelet op het vorenstaande van oordeel dat verzoekers niet aannemelijk hebben gemaakt dat met de thans voorziene maatregelen de bouw van de parkeergarage in voldoende mate bijdraagt aan realisering van de grenswaarde als bedoeld in het Besluit luchtkwaliteit.
De voorzieningenrechter ziet dan ook geen aanleiding om de bij uitspraak van 2 maart 2005 getroffen voorlopige voorzieningen op te heffen.
Beslist wordt als volgt.
III. BESLISSING
De voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht,
gelet op het bepaalde in artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht:
- wijst de verzoeken af.
Aldus gegeven door mr. P.K. Nihot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Voskamp, griffier.
De griffier is buiten staat De voorzieningenrechter,
te tekenen
Uitgesproken in het openbaar op:
Afschrift verzonden op: