ECLI:NL:RBDOR:2005:AT7824

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
26 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
11/015367-04
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. drs. T.F. van der Lugt
  • mr. H. Bedee
  • mr. A. Hello
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens meermalen plegen van ontucht met minderjarige jongens

De rechtbank Dordrecht heeft op 26 mei 2005 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 76-jarige verdachte, die werd beschuldigd van meermalen ontucht met minderjarige jongens. De feiten vonden plaats tussen 1993 en 1994 in Hardinxveld-Giessendam en Boven-Hardinxveld. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten en de manipulatieve wijze waarop de verdachte de slachtoffers in een afhankelijke positie had gebracht, geen ruimte boden voor een werkstraf, zoals door de officier van justitie was geëist. De rechtbank nam de verklaringen van de slachtoffers serieus, ondanks enige inconsistenties, en oordeelde dat deze voldoende betrouwbaar waren voor de bewijsvoering. De verdachte had de slachtoffers gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, waarbij hij zijn psychische overwicht had misbruikt. De rechtbank rekende het de verdachte zwaar aan dat hij het vertrouwen van de slachtoffers op grove wijze had beschaamd. De opgelegde straf was in lijn met de maatschappelijke verontwaardiging over de gepleegde feiten. Daarnaast werd de benadeelde partij, slachtoffer 1, ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, die tot een bedrag van 1000 euro werd toegewezen. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op, waarbij de verdachte verplicht werd om dit bedrag te betalen aan de benadeelde partij. De rechtbank benadrukte dat de slachtoffers nog dagelijks de gevolgen van de misdrijven ondervonden, wat de ernst van de zaak onderstreepte.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Tegenspraak
Parketnummer: 11/015367-04
Zittingsdatum : 12 mei 2005
Uitspraak : 26 mei 2005
VERKORT STRAFVONNIS
De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
[Naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op 1929,
wonende te [adres].
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de
vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren
heeft gebracht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij.
1. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd
1.
hij in of omstreeks de periode van 04 september 1993 tot en met 03 september 1994 te Hardinxveld-Giessendam en/of te Boven-Hardinxveld, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] (geboren op 04 september 1977) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), hebbende hij, verdachte,
- meermalen, althans eenmaal, de penis van die [slachtoffer 1] afgetrokken en/of in die penis geknepen, althans die ontblote penis betast en/of
- naakt op die [slachtoffer 1] gelegen en/of (vervolgens) rijdende bewegingen met zijn, (ontblote) penis, over die (ontblote) penis van die [slachtoffer 1] gemaakt,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- die [slachtoffer 1] onverhoeds heeft benaderd en/of
- die [slachtoffer 1] in een afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte, heeft gebracht en/of met zijn psychische overwicht, dat hij, verdachte, op die [slachtoffer 1] had verworven, die [slachtoffer 1] aan zijn, verdachtes, wil heeft onderworpen en/of
- een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht op die [slachtoffer 1] heeft gehad;
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 04 september 1993 tot en met 03 september 1994 te Hardinxveld-Giessendam en/of te Boven-Hardinxveld, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige en/of zijn minderjarige bediende en/of ondergeschikte [slachtoffer 1], geboren op 1977, immers heeft hij, verdachte,
- meermalen, althans eenmaal, de penis van die [slachtoffer 1] afgetrokken en/of in die penis geknepen, althans die ontblote penis betast en/of
- naakt op die [slachtoffer 1] gelegen en/of (vervolgens) rijdende bewegingen met zijn, (ontblote) penis, over die (ontblote) penis van die [slachtoffer 1] gemaakt;
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 1993 tot en met 31 december 1993 te Hardinxveld-Giessendam en/of te Boven-Hardinxveld, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] (geboren op 1978) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), hebbende hij, verdachte,
- de (ontblote) penis van die [slachtoffer 2] vastgepakt en/of betast,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte,
- die [slachtoffer 2] onverhoeds heeft benaderd en/of
- die [slachtoffer 2] in een afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte, heeft gebracht en/of met zijn psychische overwicht, dat hij, verdachte, op die [slachtoffer 2] had verworven, die [slachtoffer 2] aan zijn, verdachtes, wil heeft onderworpen en/of een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht op die [slachtoffer 2] heeft gehad;
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 1993 tot en met 31 december 1993 te Hardinxveld-Giessendam en/of te Boven-Hardinxveld, met [slachtoffer 2] (geboren op 1978), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, hebbende hij, verdachte,
- de (ontblote) penis van die [slachtoffer 2] vastgepakt en/of betast.
2. De voorvragen
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft -het onder 1, primair en onder 2, primair, ten laste gelegde bewezen achtend- gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 200 uren, bij het niet naar behoren verrichten hiervan te vervangen door 100 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft primair een bewijsverweer gevoerd en algehele vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft zij een strafmaatverweer gevoerd.
3.3 De vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [naam benadeelde partij, slachtoffer 1], [adres].
Hij vordert verdachte te veroordelen aan hem te betalen een bedrag van euro 2500,- , ter zake van immateriële schadevergoeding.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot euro 1000,- bij wijze van voorschot, waarbij de benadeelde partij met betrekking tot het restant van de vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Door of namens de verdachte is de aansprakelijkheid en de hoogte van de schade betwist.
4. De bewijsbeslissingen
4.1 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
1. (primair)
in de periode van 04 september 1993 tot en met 03 september 1994 te Boven-Hardinxveld, door andere feitelijkheden [slachtoffer 1] (geboren op 1977) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, hebbende hij, verdachte,
- de penis van die [slachtoffer 1] afgetrokken en in die penis geknepen, althans die ontblote penis betast en
- naakt op die [slachtoffer 1] gelegen en vervolgens rijdende bewegingen met zijn, verdachtes, ontblote penis, over die ontblote penis van die [slachtoffer 1] gemaakt,
en bestaande die andere feitelijkheden hierin dat verdachte
- meermalen die [slachtoffer 1] onverhoeds heeft benaderd en
- die [slachtoffer 1] in een afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte, heeft gebracht en met zijn psychische overwicht, dat hij, verdachte, op die [slachtoffer 1] had verworven, die [slachtoffer 1] aan zijn, verdachtes, wil heeft onderworpen;
2. (primair)
in de periode van 01 januari 1993 tot en met 31 december 1993 te Boven-Hardinxveld, door andere feitelijkheden [slachtoffer 2] (geboren op 1978) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, hebbende hij, verdachte,
- de ontblote penis van die [slachtoffer 2] vastgepakt,
en bestaande die andere feitelijkheden hierin dat verdachte,
- die [slachtoffer 2] onverhoeds heeft benaderd en
- die [slachtoffer 2] in een afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte, heeft gebracht en met zijn psychische overwicht, dat hij, verdachte, op die [slachtoffer 2] had verworven, die [slachtoffer 2] aan zijn, verdachtes, wil heeft onderworpen.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.2 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
Nadere bewijsoverweging
Door de verdediging is aangevoerd dat de verklaringen die door slachtoffer 1 zijn afgelegd op diverse punten inconsistenties vertonen en dientengevolge niet bruikbaar zijn voor het bewijs. De rechtbank overweegt dat dergelijke inconsistenties welhaast onvermijdelijk zijn, nu slachtoffer 1 pas vele jaren later over de bewezenverklaarde feiten verklaart. Op de relevante punten acht de rechtbank de verklaringen van slachtoffer 1 echter voldoende consistent en betrouwbaar om voor het bewijs gebezigd te worden.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezenverklaarde levert op:
1. primair:
FEITELIJKE AANRANDING VAN DE EERBAARHEID, MEERMALEN GEPLEEGD
EN
2. primair:
FEITELIJKE AANRANDING VAN DE EERBAARHEID.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7. De redenen, die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft de destijds 15- en 16-jarige slachtoffers gedwongen ontuchtige handelingen te dulden. Dergelijke feiten plegen aan minderjarigen, die op seksueel gebied verre van volgroeid zijn, ernstige schade in hun ontwikkeling toe te brengen. Dit blijkt ondubbelzinnig uit de door beide slachtoffers afgelegde verklaringen. Verdachte is hieraan voorbij gegaan en heeft slechts oog gehad voor de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens. Hem was bovendien bekend dat zijn slachtoffers afkomstig zijn uit een vrij besloten, orthodoxe gemeenschap waarvan bekend is dat seksuele voorlichting tijdens de opvoeding een weinig besproken onderwerp is. Verdachte wist dat en heeft op ernstige wijze misbruik gemaakt van de naïviteit van zijn slachtoffers op het seksuele terrein door hun -ook door verdachte opgemerkte - aarzelingen bij de benadering door de verdachte te negeren en hen met zijn overredingskracht zo ver te krijgen dat zij deden, dan wel ondergingen, wat verdachte van hen wilde.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij het vertrouwen dat de slachtoffers in hem stelden op grove wijze heeft beschaamd. De slachtoffers kwamen geregeld bij verdachte thuis. Zij stelden een groot vertrouwen in verdachte en waren in hoge mate vatbaar voor het overwicht dat hij op hen uitoefende. In plaats van de jongens bescherming en geborgenheid te bieden heeft verdachte een zeer grove inbreuk gemaakt op hun lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer, terwijl dit is gebeurd in de beslotenheid van verdachtes woning, waar de rolluiken dichtgelaten waren en verder niemand thuis was. Verdachte heeft zijn slachtoffers op dezelfde manipulatieve wijze in een zeer afhankelijke positie gebracht, waarin zij geen weerstand konden bieden aan de wil van verdachte. Dit soort feiten wordt door de samenleving terecht scherp afgekeurd en rechtvaardigt dan ook een forse bestraffing.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het rapport van Reclassering Nederland d.d. 5 november 2004 alsmede op de omstandigheid dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de strafzaak het persoonlijk leven van verdachte in ernstige mate ontregeld heeft. Pas na meer dan tien jaar is er terzake van de bovengenoemde misdrijven een onderzoek ingesteld. Verdachte is inmiddels 76 jaar oud. In de besloten leefgemeenschap waar hij woont heeft hij aanzien verloren. De rechtbank vindt in deze omstandigheden echter geen reden tot strafvermindering. Immers moeten ook de slachtoffers na meer dan tien jaar nog dagelijks de gevolgen voelen die de misdrijven voor hen hebben gehad. Voorts heeft de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting de overtuiging gekregen dat verdachte het verwerpelijke van zijn handelen nog steeds niet inziet, en, sterker nog, zichzelf als slachtoffer blijft zien.
Op grond van deze omstandigheden zal de rechtbank een deel van de straf voorwaardelijk opleggen, zulks ook als waarschuwing aan verdachte om zich in de toekomst van het plegen van strafbare feiten te onthouden.
De rechtbank zal een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde werkstraf. Dit wordt gerechtvaardigd door de aard en ernst van de bewezenverklaarde misdrijven, de maatschappelijke verontwaardiging die zij hebben opgeroepen en door de manipulatieve manier waarop verdachte het vertrouwen dat de minderjarige slachtoffers in hem stelden heeft beschaamd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat in deze een gevangenisstraf van aanmerkelijke duur passend en geboden is.
7.2 De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] is ontvankelijk is zijn vordering, nu aan verdachte een straf of maatregel wordt opgelegd en aan hem rechtstreeks schade is toegebracht door de onder 1, primair bewezen verklaarde feiten.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de door de bewezen verklaarde strafbare feiten toegebrachte schade.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij toewijzen tot een bedrag van
euro 1000,- bij wijze van voorschot en zal bepalen dat de benadeelde partij in het restant van zijn vordering niet-ontvankelijk is met dien verstande dat hij dit gedeelte alleen bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Naast toewijzing van deze civiele vordering zal de rechtbank als extra waarborg voor de schadevergoeding tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
8. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf en maatregel zijn gegrond op de volgende wettelijke voorschriften:
artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 246 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De beslissing
De rechtbank
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld onder 4.1 van dit vonnis;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5 vermelde strafbare feiten oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens deze feiten tot:
EEN GEVANGENISSTRAF voor de duur van ACHTTIEN MAANDEN;
bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten ZES MAANDEN niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd die wordt bepaald op TWEE JAREN, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte om tegen kwijting te betalen aan Slachtoffer 1, een bedrag van euro 1000,- (één duizend euro), met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot deze uitspraak begroot op nihil;
bepaalt dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in het resterende deel van de vordering en dat de benadeelde partij dit gedeelte slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van euro 1000,- (één duizend euro) ten behoeve van de benadeelde partij Slachtoffer 1;
beveelt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt -onder handhaving van voormelde verplichting- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen;
bepaalt dat de voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. T.F. van der Lugt, voorzitter,
mr. H. Bedee en mr. A. Hello, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Spengen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 mei 2005.
(mr. H. Bedee is wegens afwezigheid buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.)