ECLI:NL:RBDOR:2005:AS7582

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
10 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
140822 CV EXPL 04-3219
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid verhuurder voor schade door asbest in verhuurd bedrijfspand

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Dordrecht op 10 februari 2005, staat de aansprakelijkheid van de verhuurder, Garden-End, centraal voor schade die is ontstaan door de aanwezigheid van asbest in het verhuurde pand aan Bart Smit. De procedure begon met een vordering van Bart Smit, die stelde dat de aanwezigheid van spuitasbest in het pand een gebrek vormde in de zin van het Burgerlijk Wetboek. Bart Smit vorderde schadevergoeding van € 119.034,13, alsook huurvermindering voor de periode waarin de winkel gesloten moest blijven vanwege saneringswerkzaamheden. Garden-End verweerde zich door te stellen dat zij niet aansprakelijk was voor de schade, onder verwijzing naar de algemene bepalingen van de huurovereenkomst die de aansprakelijkheid van de verhuurder uitsloten voor zichtbare en onzichtbare gebreken, tenzij er sprake was van grove schuld of ernstige nalatigheid.

De kantonrechter oordeelde dat de aanwezigheid van spuitasbest een gebrek was dat niet aan Bart Smit kon worden toegerekend. De rechter concludeerde dat Garden-End, als verhuurder, aansprakelijk was voor de kosten van sanering en de schade die Bart Smit had geleden door de sluiting van de winkel. De rechter wees de vordering van Bart Smit grotendeels toe, met uitzondering van de vordering tot vergoeding van toekomstige claims van derden, die onvoldoende onderbouwd was. De rechter benadrukte dat Garden-End had nagelaten een asbestonderzoek uit te voeren, wat haar aansprakelijkheid versterkte. De zaak werd naar een openbare terechtzitting verwezen voor bewijslevering over bepaalde schadeposten, maar de rechter moedigde partijen aan om tot een schikking te komen, gezien de reeds genomen beslissingen in het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Kenmerk: 140822 CV EXPL 04-3219
Vonnis van de kantonrechter te Dordrecht van 10 februari 2005 in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid SPEELGOEDPALEIS BART SMIT B.V., gevestigd te Volendam, eiseres,
gemachtigde: mr. E. Smit,
tegen :
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid GARDEN END BUILDING B.V., gevestigd te 2501 CC Den Haag, Riviervismarkt 3, gedaagde,
gemachtigde: mr. R.M. Köhne.
Partijen worden hierna aangeduid als Bart Smit en Garden-End.
Verloop van de procedure
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. de dagvaarding van 11 mei 2004;
2. de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie;
3. het vonnis van 5 augustus 2004:
4. de brief van de gemachtigde van Bart Smit d.d. 6 september 2004;
5. de conclusie van repliek in conventie met vermeerdering/verandering eis tevens
conclusie van antwoord in reconventie;
6. de conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in reconventie en akte
houdende verzet tegen de vermeerdering van eis;
7. de conclusie van dupliek in reconventie;
8. de overgelegde producties.
Omschrijving van het geschil
De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet althans onvoldoende gemotiveerd betwist geldt tussen partijen het volgende.
Bart Smit Beheer B.V. heeft op 31 december 1985 een overeenkomst van onderhuur gesloten met Blokker B.V. voor het in 1971 gebouwde winkelpand aan de Kerkbuurt 35 te Sliedrecht, ter grootte van circa 196 m2 begane grond winkelruimte alsmede kelderruimte, hierna het gehuurde.
Het gehuurde is gelegen in een winkelcentrum genaamd “Kerkbuurt”.
Op 9 april 1999 is de eigendom van het gehuurde overgegaan op Garden-End.
Ingaande 1 mei 2000 is een nieuwe huurovereenkomst tussen partijen gesloten voor de duur van 10 jaar.
Op de huurovereenkomst zijn van toepassing de algemene bepalingen ROZ d.d. 28 januari 1994.
Artikel 1.2 van deze algemene bepalingen luidt:
“Het gehuurde wordt opgeleverd en aanvaard in de staat zoals is aangegeven in de bij de overeenkomst behorende, gewaarmerkte omschrijving of bij gebreke daarvan, die waarin het zich bij de aanvang van de huur bevindt, in goede staat zonder gebreken.”
Artikel 6.5 van deze algemene bepalingen luidt:
“Verhuurder is niet aansprakelijk voor schade toegebracht aan de persoon of goederen van huurder of van derden – en huurder vrijwaart verhuurder voor aanspraken van derden terzake – door het optreden en de gevolgen van zichtbare en onzichtbare gebreken aan het gehuurde of het gebouw of complex waarvan het gehuurde deel uitmaakt of ontstaan door het optreden en de gevolgen van weersomstandigheden, van stagnatie in de bereikbaarheid van het gehuurde, van stagnatie in de voorziening van gas, water, electriciteit, warmte, ventilatie of luchtbehandeling, van storing van de installaties en apparatuur, van in- en uitstroming van gassen of vloeistoffen, van brand, ontploffing en andere voorvallen, van stoornis in het huurgenot en van stoornis of tekortkomingen in de leveringen en diensten, alles behoudens in geval van schade als gevolg van grove schuld of ernstige nalatigheid van verhuurder ten aanzien van de staat van het gehuurde of van het gebouw of complex waarvan het gehuurde deel uitmaakt.”
Artikel 6.6 van deze algemene bepalingen luidt:
“Verhuurder is niet aansprakelijk voor bedrijfsschade van huurder of voor schade als gevolg van de activiteiten van andere huurders of van belemmeringen in het gebruik van het gehuurde die derden veroorzaken, tenzij in geval van grove schuld of ernstige nalatigheid van verhuurder dienaangaande.”
Op 25 september 2003 was een verwarmingsmonteur van Aaftink Verwarming Abcoude B.V. in opdracht van Bart Smit bezig het systeemplafond te verwijderen om de verwarmingsunit te kunnen verplaatsen.
Bij die gelegenheid kwamen er (asbest)vlokken vrij.
Ascor Project Management B.V., hierna Ascor, heeft een monster van deze vlokken geanalyseerd en geconcludeerd dat het bruine asbest (spuitasbest) is.
Gebleken is dat in het gehuurde, boven het systeemplafond, 3 stalen H-balken met brandwerend spuitasbest bekleed zijn.
Uit een in september 2003 door Ascor opgesteld rapport blijkt dat het gehele pand (inclusief boedel) als zijnde asbestbesmet beschouwd dient te worden.
Garden-End, die door Bart Smit op de hoogte was gesteld van de situatie, heeft Ascor op 26 september 2003 verzocht een onderzoek in te stellen en een plan van aanpak op te stellen.
Op 27 september 2003 heeft Ascor een plan van aanpak asbestsanering opgesteld.
Bij brief van 29 september 2003 heeft Bart Smit Garden-End aansprakelijk gesteld.
Op verzoek van de Hilders Groep, waar Garden-End deel van uitmaakt, heeft Search Milieu B.V., hierna Search, een second opinion uitgevoerd.
Search heeft op 9 oktober 2003 eveneens een plan van aanpak opgesteld en daarbij geadviseerd de sanering uit te laten voeren door ASP Asbestsanering B.V. te Apeldoorn.
Op 10 oktober 2003 heeft Garden-End laten weten bereid te zijn ASP opdracht te geven de geadviseerde saneringswerkzaamheden voor haar rekening uit te laten voeren, mits Bart Smit te kennen zou geven dat, indien in een te voeren juridische procedure mocht komen vast te staan dat Bart Smit de kosten voor deze gevolgschade zou dienen te dragen, zij deze kosten ook aan Garden-End zal vergoeden.
Dit heeft Bart Smit toegezegd.
Vervolgens zijn de saneringswerkzaamheden uitgevoerd.
De winkel van Bart Smit is van 25 september tot en met 28 november 2003 gesloten geweest.
De vorderingen
in conventie
Bart Smit vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad Garden-End te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Bart Smit te betalen het bedrag van € 119.034,13, te vermeerderen met de wettelijke rente ingaande 17 december 2003 tot aan de dag der algehele voldoening en met veroordeling van Garden-End in de kosten van deze procedure.
Bij conclusie van repliek in conventie heeft Bart Smit haar eis als volgt vermeerderd/veranderd:
1. voor recht te verklaren dat Garden-End aansprakelijk is voor de (gevolg)schade voortvloeiend uit de asbestbesmetting welke op 25 september 2003 is opgetreden en haar te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Bart Smit te betalen het gevorderde bedrag van € 119.034,13, te vermeerderen met de wettelijke rente ingaande 17 december 2003 tot aan de dag der algehele voldoening, één en ander primair op grond van artikel 7:206/7:208 BW en subsidiair op grond van artikel 6:162/6:174 BW,
2. te bepalen dat de huurovereenkomst tussen partijen partieel zal zijn ontbonden voor wat betreft de periode 25 september 2003 tot en met 28 november 2003, zijnde de periode dat Bart Smit haar winkel noodgedwongen heeft moeten sluiten waarvoor Garden-End aansprakelijk is en Garden-End te veroordelen aan Bart Smit te restitueren de over deze periode door Bart Smit reeds betaalde huurpenningen ten bedrage van € 6.092,80, te vermeerderen met de wettelijke rente ingaande 25 september 2003 tot aan de dag der algehele voldoening, één en ander op grond van artikel 7:207 BW,
3. voor recht te verklaren dat Garden-End tevens aansprakelijk is voor eventuele toekomstige claims van derden verband houdende met de asbestbesmetting op 25 september 2003 in de winkel van Bart Smit aan de Kerkbuurt 35 te Sliedrecht,
4. Garden-End te veroordelen in de kosten van deze procedure, het salaris van gemachtigde daaronder begrepen.
Bart Smit stelt daartoe -naast de vaststaande feiten en samengevat- het volgende.
De aanwezigheid van spuitasbest is een gebrek in de zin van artikel 7:204 BW.
Garden-End is ingevolge artikel 7:208 BW aansprakelijk voor de geleden en nog te lijden schade als gevolg van dit gebrek.
Garden-End heeft door het verzaken van haar onderzoeksplicht onrechtmatig een gevaarlijke situatie laten voortbestaan en Bart Smit en derden blootgesteld aan een gevaar welk gevaar zich tevens heeft verwezenlijkt, zodat er sprake is van een onrechtmatige daad.
De winkel van Bart Smit is noodgedwongen gesloten geweest in verband met de asbestbesmetting en de saneringswerkzaamheden waarvoor Garden-End aansprakelijk is.
Garden-End is aansprakelijk voor eventuele claims van derden verband houdende met de asbestbesmetting op 25 september 2003 in de winkel van Bart Smit. Meerdere personeelsleden en wellicht ook anderen hebben op die dag blootgestaan aan concentraties asbestvezels boven de 10.000 vezelequivalenten/m3 lucht en kunnen wellicht in de toekomst met asbestgerelateerde gezondheidsproblemen van doen krijgen.
in reconventie
Garden-End vordert bij vonnis, te verklaren voor recht dat Garden-End niet aansprakelijk is jegens Bart Smit voor de (gevolg)schade die is ontstaan door de aanwezigheid van asbest(vezels) op het systeemplafond, het winkelinterieur, de winkelvoorraad en de vloerbedekking met veroordeling van Bart Smit om aan Garden-End tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 110.564,76, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 maart 2004, althans vanaf 5 augustus 2004 (Rb) tot aan die der algehele voldoening.
Garden-End stelt daartoe -samengevat- het volgende.
Zoals als verweer in conventie wordt aangevoerd, is Garden-End niet aansprakelijk voor de (gevolg)schade van Bart Smit.
Garden-End heeft derhalve recht en belang bij een verklaring voor recht dat zij niet aansprakelijk is voor de (gevolg)schade die is ontstaan door de aanwezigheid van asbest(vezels op het systeemplafond, het winkelinterieur, de winkelvoorraad en de vloerbedekking en bij een veroordeling van Bart Smit tot betaling aan Garden-End van € 78.300,-- te vermeerderen met een evenredig gedeelte van de kosten van het door Garden-End ingeschakelde bedrijf Search.
Ook de kosten van dit bedrijf dienen naar evenredigheid door partijen te worden gedragen.
Het aandeel van Bart Smit komt neer op € 32.264,76.
Aldus komt het door Bart Smit aan Garden-End verschuldigde aandeel in de saneringskosten neer op € 110.564,76.
Het verweer
in conventie
Garden-End verzet zich tegen de vermeerdering van eis met betrekking tot de vordering van Bart Smit tot het verkrijgen van een verklaring voor recht dat Garden-End aansprakelijk zou zijn voor eventuele toekomstige claims van derden verband houdende met asbestbesmetting en concludeert voor het overige tot afwijzing van de vordering van Bart Smit, met veroordeling van Bart Smit in de kosten van dit geding.
Als verweer voert Garden-End -samengevat- het volgende aan.
Garden-End betwist dat de aanwezigheid van spuitasbest op de stalen balken in het gehuurde een gebrek oplevert als bedoeld in artikel 7:204 BW.
Het losraken van asbestvlokken als gevolg van werkzaamheden van de verwarmingsmonteur van Aaftink is een aan huurder toe te rekenen omstandigheid in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW, aangezien die werkzaamheden in opdracht van Bart Smit werden uitgevoerd.
Zo de aanwezigheid van spuitasbest al als een gebrek zou zijn aan te merken, dan was dit gebrek reeds aanwezig ten tijde van het aangaan van de huurovereenkomst.
Garden-End was daarmee niet bekend en behoorde daarmee ook niet bekend te zijn.
Krachtens artikel 6.5 van de algemene bepalingen is Garden-End niet aansprakelijk voor schade toegebracht aan de persoon of goederen van huurder of van derden door het optreden van zichtbare of onzichtbare gebreken aan het gehuurde.
Krachtens artikel 6.6 van de algemene bepalingen is Garden-End niet aansprakelijk voor bedrijfsschade van Bart Smit, tenzij in geval van grove schuld of ernstige nalatigheid van Garden-End waarvan in casu geen sprake is.
Krachtens artikel 10 van de algemene bepalingen is huurder verplicht onderhoud, herstel, vernieuwing, waaronder begrepen renovatie- of andere werkzaamheden die nodig mochten zijn in verband met (milieu-)eisen of maatregelen van de overheid te gedogen zonder daarvoor enige schadevergoeding of vermindering van de betalingsverplichting of ontbinding van de huurovereenkomst te kunnen vorderen.
Voorts wordt de hoogte van de gevorderde bedragen gemotiveerd betwist.
Bart Smit kan geen aanspraak maken op huurvermindering aangezien zij zelf voor het ontstaan van het gebrek (artikel 7:207 lid 2 BW) aansprakelijk is.
in reconventie
De conclusie van Bart Smit strekt tot afwijzing van de vordering van Garden-End, met veroordeling van Garden-End in de kosten van deze procedure.
Als verweer voert Bart Smit -samengevat- het volgende aan.
Op zich is de door Garden-End gestelde, gemaakte afspraak juist.
De verdeling van de kosten ten aanzien van inschakeling van Search is echter niet tussen partijen afgesproken, zodat Bart Smit het niet redelijk acht een evenredig deel van de door Search in rekening gebrachte kosten voor haar rekening te nemen indien Garden-End onverhoopt niet aansprakelijk zou worden gesteld voor de door Bart Smit geleden (gevolg)schade.
Beoordeling van het geschil
in conventie en in reconventie
Aangezien de vorderingen in conventie en in reconventie met elkaar samenhangen, zal de kantonrechter deze vorderingen gezamenlijk behandelen.
Garden-End heeft zich verzet tegen (een deel van) de verandering en vermeerdering van eis en wel voorzover deze eisvermeerdering betrekking heeft op de verklaring voor recht dat Garden-End aansprakelijk is voor eventuele toekomstige claims van derden verband houdende met de asbestbesmetting op 25 september 2003 in de winkel van Bart Smit.
Ingevolge het bepaalde in artikel 130 Rv is, zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen, de eiser bevoegd zijn eis te veranderen of te vermeerderen. Nu wel gesteld, doch niet gebleken is dat Garden-End in haar verdediging onredelijk wordt bemoeilijkt dan wel het geding daardoor onredelijk zou worden vertraagd, zal er op de gewijzigde eis recht worden gedaan.
Overigens wordt in dit stadium van de procedure reeds overwogen dat het door Bart Smit onder 3. gevorderde te zijner tijd zal worden afgewezen nu Bart Smit haar vordering onvoldoende heeft onderbouwd. Evenmin heeft zij voldoende gesteld om aan te nemen dat zij schade zal gaan lijden. Bovendien geldt dat Bart Smit geen schade kan vorderen die het gevolg is van de aantasting van de gezondheid van haar werknemers.
Allereerst dient te worden beoordeeld of de aanwezigheid van het spuitasbest een gebrek in de zin van artikel 7: 204 BW is.
Een gebrek is een staat of eigenschap van de zaak of een andere niet aan de huurder toe te rekenen omstandigheid, waardoor de zaak aan de huurder niet het genot kan verschaffen dat een huurder bij het aangaan van de overeenkomst mag verwachten van een goed onderhouden zaak van de soort als waarop de overeenkomst betrekking heeft.
Het begrip “gebrek” heeft een ruime betekenis. Alle genotbeperkingen die niet aan de huurder zijn toe te rekenen vormen een gebrek, aldus de Memorie van Toelichting.
Wat is spuitasbest?
Er bestaan twee vormen waarin asbest voorkomt: hechtgebonden en losgebonden asbest. Wanneer de vezels niet of nauwelijks aan het dragermateriaal zijn gebonden, spreken we van “losgebonden” asbesthoudende materialen. Doordat de vezels gemakkelijk kunnen vrijkomen, is het gezondheidsrisico van losgebonden asbest groter dan dat van hechtgebonden asbest. Niet goed ingekapselde of afgeschermde spuitasbestlagen vormen een gevaar voor de gezondheid. Voor hechtgebonden asbestmateriaal is dit in mindere mate het geval. Een zeer losgebonden asbesthoudend materiaal is spuitasbest. Dit materiaal is voor 1978 regelmatig gebruikt als isolatiemateriaal en als brandwerende laag op staalconstructies. Spuitasbest is sinds 1983 vrijwel niet meer toegepast, terwijl de beroepsmatige toepassing en verkoop van alle soorten asbest sinds 1 juli 1993 bijna volledig verboden is. Van spuitasbest kunnen de vezels na jaren van veroudering vrijkomen ten gevolge van bijvoorbeeld trillingen van het gebouw of luchtverplaatsing langs de spuitasbestlaag.
Bart Smit mocht naar het oordeel van de kantonrechter bij het aangaan van de overeenkomst, in casu 1 mei 2000, verwachten dat zij een normaal gebruik van de winkelruimte kon hebben. De aanwezigheid van spuitasbest belemmert dit normale gebruik, zo is immers in ieder geval op 25 september 2003 gebleken. Niet kan worden volgehouden dat dit gebrek door toedoen van de huurder is ontstaan. Het spuitasbest was al op de stalen balken aanwezig, het spuitasbest is slechts aan het licht gekomen door de in opdracht van Bart Smit uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden. Niet is gebleken of anderszins aannemelijk geworden dat het gebruik door Bart Smit van het gehuurde afweek van het tussen partijen overeengekomen gebruik.
Dat Bart Smit ten tijde van het sluiten van de overeenkomst het gehuurde al 15 jaar in gebruik had, maakt dit niet anders. Voorts bestaat voor de door Garden-End bepleite uitleg van de zinsnede ”in goede staat zonder gebreken” in artikel 1.2 van de algemene bepalingen geen rechtsgrond.
Uit al het voorgaande volgt dat de aanwezigheid van spuitasbest een gebrek in de zin van artikel 7:204 BW is, zodat ingevolge artikel 7:206 BW Garden-End gehouden is de saneringskosten voor haar rekening te nemen, nu voorts geldt dat deze sanering niet valt onder de kleine herstellingen tot het verrichten waarvan de huurder krachtens artikel 7:217 BW verplicht is.
Een en ander leidt dus tot de conclusie dat de reconventionele vordering zal worden afgewezen.
Vervolgens spitst de discussie tussen partijen zich toe op de vraag of Garden-End de aanwezigheid van spuitasbest had behoren te kennen.
Deze vraag wordt bevestigend beantwoord.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van spuitasbest op stalen constructies in de jaren 1950 tot 1978 veel voorkwam. In gebouwen van na 1978 hoort het niet meer voor te komen en na 1983 is het niet meer toegepast. Vaststaat dat het gehuurde in 1971 gebouwd is. Toen Garden-End de eigendom van het gehuurde in 1999 verwierf had zij kunnen (en wellicht moeten) bedingen dat het pand asbestvrij werd opgeleverd. Garden-End had, gelet op het type gebouw en het bouwjaar, behoren te weten dat er spuitasbest aanwezig kon zijn. Als niet uitgesloten kan worden dat er spuitasbest in een gebouw aanwezig is, ligt het voor de hand dit te onderzoeken. Kennelijk heeft Garden-End nagelaten een dergelijk (asbest)onderzoek uit te doen voeren, hetgeen aan Garden-End dient te worden toegerekend en derhalve voor haar risico komt. In dit verband doet de verklaring van ing. M.B.A. Baars, waarop Garden-End zich beroept, niet terzake, nu juist nagelaten is een specifiek asbestonderzoek te laten uitvoeren.
Dit oordeel brengt met zich dat Garden-End ingevolge het bepaalde in artikel 7:208 BW verplicht is tot vergoeding van de door het spuitasbest veroorzaakte schade.
Garden-End doet een beroep op de artikelen 6.5 en 6.6 van de algemene bepalingen. Dit beroep dient te worden verworpen, nu het haar, gelet op het zo juist overwogene, ingevolge artikel 7:209 BW niet vrij staat ten nadele van Bart Smit af te wijken van de artikelen 7:206, leden 1 en 2, 207 en 208 BW.
Dan zal de kantonrechter thans de door Bart Smit gestelde, door Garden-End betwiste, schadeposten behandelen:
inrichtingskosten
Terzake vordert Bart Smit een bedrag van € 70.645,23 (factuur 31280). Garden-End heeft aangevoerd deze kosten onredelijk hoog te vinden. Daarop heeft Bart Smit ten aanzien van een groot aantal zaken gesteld dat Search heeft bepaald welke zaken schoongemaakt konden worden en welke zaken afgevoerd dienden te worden en dat zij daarover geen zeggenschap had. Deze stelling is (op onderdelen) gemotiveerd betwist door Garden-End, zodat Bart Smit ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv de bewijslast van haar stelling draagt.
Bart Smit zal moeten bewijzen dat de verwarmingsunit, airco en CV installatie, alsmede de vloerbedekking in de kelder vervangen moesten worden. Voorts dient Bart Smit te bewijzen dat zij ook in andere winkels spots ten bedrage van € 185,-- per stuk gebruikt, nu dit niet uit de overgelegde productie 3A blijkt. De overige posten die op factuur 31280 zijn opgenomen zijn na de nadere onderbouwing van Bart Smit niet langer gemotiveerd betwist door Garden-End, zodat deze kosten kunnen worden toegewezen. Aftrek nieuw voor oud gaat niet op, nu de winkel net bijna klaar was na een verbouwing.
omzetderving
Deze vordering bedraagt € 25.692,-- (factuur 31135). Ook deze post wordt betwist, doch uit de door Bart Smit overgelegde productie 5A, waaruit de omzetcijfers over de jaren 2001, 2002 en 2003 blijken, kan deze schade genoegzaam worden afgeleid. Voorts is gebleken dat de personeelskosten in mindering zijn gebracht op de omzetderving.
Dit bedrag zal eveneens worden toegewezen.
kosten juridische hulp
Gebleken is dat deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Bovendien komen deze kosten de kantonrechter niet onredelijk voor zodat terzake een bedrag ad € 2.681,50 (factuur 31279) zal worden toegewezen.
kosten leeghalen winkel
Deze kosten worden op zich niet betwist en worden redelijk geacht, zodat terzake een bedrag ad € 5.565,-- (factuur 31136) zal worden toegewezen.
vernietigde goederen
Terzake brengt Bart Smit een bedrag van € 1.845,-- (factuur 31137) in rekening. Ook deze post wordt door Garden-End betwist en Garden-End heeft aangevoerd dat (ook) deze goederen schoongemaakt hadden kunnen worden. Daarop heeft Bart Smit gesteld dat het Search is geweest die bepaald heeft dat deze vernietigd moesten worden. Bart Smit zal onder verwijzing naar het hiervoor overwogene ook deze stelling moeten bewijzen.
kosten inkadering asbestbesmetting Van Vliet
Na de ontdekking van het spuitasbest heeft Van Vliet werkzaamheden verricht ter afscherming of inkapseling van het spuitasbest, alsmede voor de bemonstering. Voor die werkzaamheden heeft Van Vliet een factuur ter hoogte van € 6.512,60 (exclusief BTW) aan Bart Smit verstuurd. Voorts staat vast dat Bart Smit dit bedrag heeft voldaan. Ook deze kosten, die redelijk zijn en ter bevordering van de veiligheid moesten worden gemaakt, komen derhalve voor vergoeding in aanmerking.
huurderving
Vast staat dat de winkel van Bart Smit van 25/26 september tot en met 28 november 2003 wegens de saneringswerkzaamheden gedwongen gesloten is geweest. De gevorderde partiële ontbinding van de huurovereenkomst kan dus worden uitgesproken, zodat de vordering tot huurvermindering ad € 6.092,80 eveneens kan worden toegewezen.
Dit bedrag dient echter wel te worden afgetrokken van hetgeen onder 1. is gevorderd. In het bedrag van € 119.034,13 zijn namelijk de huurpenningen over voornoemde periode begrepen (factuur 31134). Wettelijke rente is gevorderd vanaf 25 september 2003. Dit is niet juist, aangezien op dat moment de huur over de periode 25 september tot en met 28 november 2003 nog niet betaald was. De wettelijke rente zal eerst worden toegewezen vanaf 7 oktober 2004 (datum conclusie van repliek in conventie met vermeerdering/verandering van eis tevens conclusie van antwoord in reconventie).
Gelet op het vorenstaande zal de kantonrechter Bart Smit tot het bewijs van na te melden schadeposten toelaten. De overige schadeposten zullen te zijner tijd worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente ingaande 17 december 2003, terwijl de wettelijke rente over de vordering tot huurvermindering vanaf 7 oktober 2004 zal ingaan.
Wellicht ten overvloede merkt de kantonrechter op dat zij zich kan voorstellen dat partijen gelet op de bindende eindbeslissingen die in dit vonnis reeds zijn genomen (het in conventie gevorderde onder 1. zal grotendeels worden toegewezen, het gevorderde onder 2. zal in zijn geheel worden toegewezen, terwijl het onder 3. gevorderde zal worden afgewezen; en het in reconventie gevorderde zal worden afgewezen) thans in staat zijn deze zaak te schikken. Indien Bart Smit bij voorbeeld over een verklaring van Search beschikt waaruit de noodzaak van vervanging van het door haar gestelde blijkt, resteert immers nog slechts de hoogte van de schade wegens het vervangen van de spotjes.
In dat geval ligt het voor de hand dat partijen ter rolle van 3 maart 2005 een daartoe strekkende akte nemen in plaats van tot bewijslevering over gaan.
Beslissing
De kantonrechter:
in conventie
laat Bart Smit toe te bewijzen dat:
- de verwarmingsunit, airco- en cv-installatie, alsmede de vloerbedekking in de kelder vervangen moesten worden;
- zij ook in andere winkels spots ten bedrage van € 185,-- per stuk gebruikt;
- de goederen vermeld in de factuur met nummer 31137 vernietigd moesten worden;
verwijst de zaak naar de openbare terechtzitting van 3 maart 2005 voor de vaststelling van een datum waarop de eventuele getuigen zullen worden gehoord;
zal geen nader uitstel toestaan;
verzoekt Bart Smit uiterlijk op voormelde zitting schriftelijk opgave te doen van de getuigen die zij wil laten horen, onder vermelding van naam en woonplaats;
verzoekt beide partijen hun verhinderdata eveneens uiterlijk op voormelde zitting schriftelijk mede te delen;
in conventie en in reconventie
houdt iedere nadere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 februari 2005, in aanwezigheid van de griffier.