ECLI:NL:RBDOR:2005:AS4520

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
20 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
145808 CV EXPL 04-5324
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding door ziekenfonds wegens niet-tijdige afmelding als verzekerde

In deze zaak vorderde een ziekenfonds schadevergoeding van een gedaagde die zich niet tijdig had afgemeld als ziekenfondsverzekerde na beëindiging van haar uitkering. De kantonrechter te Dordrecht deed uitspraak op 20 januari 2005. De gedaagde was op grond van een uitkering als verplicht verzekerde ingeschreven bij het ziekenfonds. Na beëindiging van de uitkering per 1 mei 2001 had de gedaagde nagelaten zich af te melden. Het ziekenfonds ontving op 13 september 2002 een bericht van de uitkerende instantie over de beëindiging van de uitkering. Een beschikking van 19 februari 2003, waarin een schadevergoeding werd vastgesteld voor de onrechtmatige inschrijving, werd naar de gedaagde verzonden. De gedaagde maakte hiertegen geen bezwaar binnen de gestelde termijn en voldeed ook niet aan de schadevergoeding.

De eiseres vorderde betaling van € 1.320,58 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde voerde verweer, stellende dat zij op basis van uitlatingen van een medewerker van de Sociale Dienst mocht vertrouwen dat zij niet langer verzekerd was. Ook stelde zij dat het ziekenfonds geen schade had geleden, omdat zij haar medische kosten zelf had betaald. De kantonrechter oordeelde dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten niet konden worden toegewezen, omdat er geen sprake was van een combinatie van aanmaningen en schikkingsonderhandelingen.

De kantonrechter wees de vordering van het ziekenfonds toe, inclusief de wettelijke rente, en verwees de gedaagde in de proceskosten. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kantonrechter oordeelde dat de beschikking van 19 februari 2003 formele rechtskracht had, omdat de gedaagde hiertegen niet tijdig bezwaar had gemaakt. De gedaagde had geen aanleiding om te veronderstellen dat de termijnoverschrijding voor het indienen van bezwaar verschoonbaar was, waardoor de civiele rechter de rechtsgeldigheid van de beschikking moest aanvaarden. De kantonrechter concludeerde dat de gevorderde hoofdsom en wettelijke rente konden worden toegewezen, en dat de gedaagde in de proceskosten werd verwezen.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Kenmerk: 145808 CV EXPL 04-5324
Vonnis van de kantonrechter te Dordrecht van 20 januari 2005 in de zaak van:
de onderlinge waarborgmaatschappij […], gevestigd te […], eiseres,
gemachtigde: Flanderijn en van Eck,
tegen :
[…], wonende te […] gedaagde,
gemachtigde: mr. M.R. Dill.
Verloop van de procedure
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. de dagvaarding van 19 juli 2004;
2. de conclusie van antwoord;
3. de conclusie van repliek;
4. de conclusie van dupliek;
5. de overgelegde producties.
Omschrijving van het geschil
De feiten
Als gesteld door de ene partij en niet of in onvoldoende mate weersproken door de andere partij wordt uitgegaan van het volgende.
Gedaagde stond – op grond van een uitkering – als verplicht verzekerde krachtens de Ziekenfondswet bij eiseres ingeschreven. Na beëindiging van haar uitkering per 1 mei 2001 heeft gedaagde zich niet bij eiseres afgemeld. Op 13 september 2002 heeft eiseres bericht van de uitkerende instantie ontvangen ter zake de beëindiging van de uitkering per 1 mei 2001. Een beschikking d.d. 19 februari 2003, houdende de vaststelling van een schadevergoeding in verband met onrechtmatige inschrijving als verplicht verzekerde over de periode van 1 mei 2001 tot 13 september 2002, is door eiseres verzonden naar gedaagde op het […]. Tegen deze beslissing heeft gedaagde niet binnen een termijn van zes weken bezwaar gemaakt noch heeft zij de schadevergoeding voldaan.
De vordering
Eiseres vordert betaling van een bedrag van € 1.320,58 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente en € 323,68 aan buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van gedaagde in de kosten van het geding.
Daartoe stelt zij – samengevat – dat de beschikking waarbij gedaagde een schadevergoeding is opgelegd formele rechtskracht heeft.
Omdat betaling van de schadevergoeding ook na aanmaning uitbleef, heeft eiseres haar vordering uit handen moeten geven, zodat gedaagde – op grond van het toepasselijke verzekeringsreglement dan wel ingevolge de wet – buitengerechtelijke kosten verschuldigd is.
Het verweer
Gedaagde voert – samengevat – het volgende verweer.
Zij heeft de beschikking d.d. 19 februari 2003 niet ontvangen, omdat deze naar het adres […] is gestuurd, waar zij sinds 1 maart 2001 niet meer woonachtig is.
Nadat de beschikking bij repliek in het geding is gebracht, heeft zij tegen de beschikking bezwaar ingediend. Zij is van mening dat de termijnoverschrijding voor het indienen van bezwaar verschoonbaar is.
Op grond van uitlatingen van een medewerker van de Sociale Dienst mocht zij erop vertrouwen dat zij vanaf 1 mei 2001 niet langer bij eiseres verzekerd was.
De schadeberekening van eiseres houdt geen stand, omdat gedaagde in de betreffende periode haar medische kosten zelf heeft voldaan, zodat eiseres geen schade heeft geleden.
De buitengerechtelijke kosten kunnen de dubbele redelijkheidstoets niet doorstaan.
Beoordeling van het geschil
Eiseres beroept zich op de formele rechtskracht van haar beschikking d.d. 19 februari 2003, omdat gedaagde daartegen niet (tijdig) bezwaar heeft gemaakt.
Gedaagde stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van formele rechtskracht, omdat zij inmiddels tegen de beschikking bezwaar heeft gemaakt en van mening is dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
Dit verweer kan gedaagde echter niet baten, omdat, indien in een administratiefrechtelijke rechtsgang nog geen eindbeslissing over een besluit is geveld, de civiele rechter dient uit te gaan van de formele rechtskracht van het besluit, zolang het niet is vernietigd. Dit betekent dat de civiele rechter dient uit te gaan van de rechtsgeldigheid van de inhoud en de wijze van totstandkoming van de beschikking.
Wel kunnen de eisen van een behoorlijke rechtspleging meebrengen dat de civiele rechter zijn beslissing aanhoudt totdat in de administratiefrechtelijke procedure onherroepelijk is beslist.
In die gevallen waarin verzuimd is tijdig een administratiefrechtelijke voorziening tegen een besluit te vragen, bestaat voor de civiele rechter slechts reden om zijn uitspraak aan te houden indien te verwachten valt dat in de administratiefrechtelijke procedure zal worden geoordeeld dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is en dat het besluit zal worden vernietigd.
Eiseres heeft haar beschikking d.d. 19 februari 2003 verstuurd naar het [ ]. Blijkens het door eiseres in het geding gebrachte en door gedaagde niet weersproken uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie stond gedaagde in de periode van 27 mei 1994 tot 30 mei 2001 en, na een onderbreking, wederom in de periode van 17 mei 2002 tot 3 april 2003 ingeschreven op voornoemd adres. Onder die omstandigheden acht de kantonrechter het niet waarschijnlijk dat in de administratiefrechtelijke rechtsgang geoordeeld zal worden dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, zodat geen aanleiding wordt gezien de beslissing aan te houden. Het voorgaande leidt ertoe dat de gevorderde hoofdsom kan worden toegewezen, evenals de gevorderde wettelijke rente.
De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden afgewezen. Op grond van het rapport Voorwerk dient – ook in geval van bedongen buitengerechtelijke kosten – als uitgangspunt te gelden dat verrichtingen voorafgaand aan het geding worden gezien als voorbereiding van de gedingstukken en instructie van de zaak. Slechts een combinatie van (een) aanmaning(en) en het doen van een schikkingsvoorstel of het daadwerkelijk voeren van schikkingsonderhandelingen kan tot toewijzing van buitengerechtelijke kosten leiden. Gesteld noch gebleken is dat van een dergelijke combinatie in het onderhavige geval sprake is.
Gedaagde wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten verwezen.
Beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde aan eiseres te betalen een bedrag van € 1.329,41, vermeerderd met de wettelijke rente over € 1.320,58 vanaf 19 juli 2004 tot de dag van voldoening;
veroordeelt gedaagde in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van eiseres bepaald op:
aan explootkosten € 83,78
aan kosten GBA/KvK € 7,00
aan griffierecht € 190,00
aan salaris gemachtigde € 270,00
totale kosten € 550,78;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 januari 2005, in aanwezigheid van de griffier.