ECLI:NL:RBDOR:2004:AP1945
Rechtbank Dordrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- I.M.A. de Graaf
- M.J.A. Plaisier
- I. Bouter
- Rechtspraak.nl
Verlenging van een PIJ-maatregel met 2 jaar en verwerping van het verweer van de raadsman
In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 10 juni 2004 uitspraak gedaan over de verlenging van een PIJ-maatregel (Plaatsing in een Jeugdinrichting) met twee jaar. De vordering tot verlenging was ingediend door de officier van justitie op 13 april 2004. De rechtbank heeft de vordering toegewezen, ondanks het verweer van de raadsman, mr. L.J.H.M. van Mierlo, die stelde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk was in haar vordering. De raadsman beriep zich op artikel 77t van het Wetboek van Strafrecht, dat volgens hem een verlenging van de PIJ-maatregel zou uitsluiten, omdat deze aanvankelijk voorwaardelijk was opgelegd.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het door de raadsman ingeroepen artikel 77t, derde lid, niet van toepassing was in deze situatie. De rechtbank stelde vast dat er sprake was van een tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde maatregel, en dat de voorwaarden voor verlenging van toepassing waren. De rechtbank heeft de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen als redenen voor de verlenging van de maatregel aangevoerd. De rechtbank heeft het advies van Het Poortje, een instelling voor jeugdzorg, overgenomen, waarin werd gesteld dat de behandeling van de veroordeelde moest worden voortgezet.
De rechtbank heeft in haar overwegingen ook de problematiek van de veroordeelde besproken, waaronder zijn neiging tot crimineel gedrag en het gebrek aan motivatie voor behandeling. De rechtbank concludeerde dat de verlenging van de PIJ-maatregel in het belang was van de verdere ontwikkeling van de veroordeelde en dat de kans op recidive bij terugplaatsing in de maatschappij als hoog moest worden ingeschat. De beslissing om de termijn van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met twee jaar te verlengen, werd unaniem genomen door de rechters.