ECLI:NL:RBDOR:2004:AO9421

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
22 april 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
133447 CV EXPL 04-110
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake functie-inschaling en toepassing van het functiewaarderingssysteem FWG

In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 22 april 2004 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eiseres], en haar werkgever, een stichting voor geestelijke gezondheidszorg, aangeduid als [gedaagde]. De zaak betreft de functie-inschaling van [eiseres] binnen het functiewaarderingssysteem FWG, dat van toepassing is op haar arbeidsovereenkomst. [eiseres] was sinds 1 maart 2000 in dienst bij [gedaagde] als psychiatrisch verpleegkundige en werd per 1 november 2001 benoemd tot senior verpleegkundige. De vordering van [eiseres] houdt in dat zij aanspraak maakt op een hogere functiegroep en bijbehorende periodieken, gebaseerd op de toepassing van het FWG-reglement en de CAO voor de Geestelijke Gezondheidszorg.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkgever bij de indeling van werknemers in functiegroepen gebonden is aan de maatstaven van de FWG. [gedaagde] heeft [eiseres] per 1 november 2001 ingedeeld in functiegroep 55.1, maar [eiseres] vorderde een indeling in functiegroep 55.3. De kantonrechter oordeelt dat [eiseres] niet de juiste procedures heeft gevolgd om bezwaar te maken tegen de indelingsbeslissing van [gedaagde]. De rechter benadrukt dat de indelingsbeslissing van de werkgever niet volledig door de rechter kan worden getoetst, omdat de werkgever enige beoordelingsvrijheid moet hebben bij het indelen van functies.

Uiteindelijk komt de kantonrechter tot de conclusie dat [gedaagde] in redelijkheid tot haar indelingsbesluit heeft kunnen komen en wijst de vorderingen van [eiseres] af. Tevens wordt [eiseres] veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde] zijn vastgesteld op € 180,-- aan salaris voor de gemachtigde. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de griffier aanwezig was.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Kenmerk: 133447 CV EXPL 04-110
Vonnis van de kantonrechter te Dordrecht van 22 april 2004 in de zaak van:
[...], thans wonende te [...], eiseres;
gemachtigde: mr. A.B.B. Beelaard, advocaat te Den Haag;
tegen :
de rechtspersoonlijkheid bezittende stichting [...], organisatie voor geestelijke gezondheidszorg, gevestigd te ..., gedaagde,
gemachtigde: BSB en Partners te Dordrecht;
Partijen worden hierna aangeduid als [eiseres] en [gedaagde].
Verloop van de procedure
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. de dagvaarding van 24 december 2003;
2. de conclusie van antwoord;
3. de conclusie van repliek;
4. de conclusie van dupliek;
5. de overgelegde producties.
Omschrijving van het geschil
De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet althans onvoldoende gemotiveerd betwist geldt tussen partijen het volgende.
[eiseres] is op 1 maart 2000 bij [gedaagde] in dienst getreden in de functie van psychiatrisch verpleegkundige.
Zij werd toen ingedeeld in functiegroep 45, periodiek 6.
Op de arbeidsovereenkomst is de CAO voor de Geestelijke Gezondheidszorg, (hierna de CAO) van toepassing.
Per 1 november 2001 is [eiseres] benoemd tot senior verpleegkundige, locatie Overkampweg te Dordrecht. Per die datum is [eiseres] overgezet naar de nieuwe functie-inschaling conform het FWG-reglement uit de CAO en wel in groep 50 trede 4.
Nadien is met terugwerkende kracht (tot 1 januari 2000) een nieuw functiewaarderingssysteem ingevoerd, FWG 3.0.
Bij indelingsbesluit met als verzenddatum 30 oktober 2002 is [eiseres] per 1 november 2001 ingedeeld in de nieuwe functiegroep 55.1.
Per 1 maart 2002 is [eiseres] ingeschaald in FWG 55.2.
Per 1 maart 2003 is [eiseres] ingeschaald in FWG 55.3.
De vordering
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I
primair:
voor recht te verklaren dat eiseres ingaande 1 november 2001 ingeschaald dient te worden in FWG 55.3, per 1 maart 2002 in FGW 55.4 en per 1 maart 2003 in FWG 55.5;
subsidiair voor het geval het vorenstaande niet toewijsbaar is:
voor recht te verklaren dat eiseres ingaande 1 november 2001 ingeschaald dient te worden in FWG 55.2, per 1 maart 2002 (Rb) in FWG 55.3 en per 1 maart 2003 in FWG 55.4;
II
gedaagde te veroordelen tot betaling van het uit de verklaring voor recht voortvloeiende achterstallige loon, vermeerderd met de wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 BW en de wettelijke rente, een en ander nader op te maken bij staat;
III
gedaagde te veroordelen in de kosten van het geding.
[eiseres] stelt daartoe -samengevat- het volgende.
Bij haar bevordering per 1 november 2001 is [eiseres] horizontaal overgeschaald, waarna 2 periodieken extra in de nieuwe schaal zijn toegekend.
Indien de eerder gemaakte afspraak wordt nagekomen, dient [eiseres] na invoering van FWG 3.0 bij haar bevordering per 1 november 2001 horizontaal te worden overgeschaald naar FWG 55.1 en dienen vervolgens 2 periodieken te worden toegekend, zodat zij ingeschaald dient te worden in FWG 55.3. Per 1 maart 2002 zou dit dan verhoogd dienen te worden naar FWG 55.4 en per 1 maart 2003 naar FWG 55.5.
Het verweer
De conclusie van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres], met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
[gedaagde] voert zowel op formele als op materiële gronden als verweer aan dat het verzoek van [eiseres] niet kan worden gehonoreerd.
Beoordeling van het geschil
Partijen verschillen van mening over de per 1 november 2001 toegepaste functie-inschaling.
Voorop staat dat de werkgever bij de indeling van zijn werknemers in functiegroepen aan de maatstaven van de FWG gebonden is.
Bij indelingsbesluit verzonden op 30 oktober 2002 heeft [gedaagde] [eiseres] conform het systeemadvies per 1 november 2001 in FWG schaal 55.1 ingedeeld.
Tegen dit besluit had [eiseres] binnen 30 dagen bezwaar bij de directie kunnen aantekenen. Dit heeft zij -kennelijk- niet gedaan.
Voorts is in artikel 2 van de CAO bepaald dat de wijze van (her)indelen van de functie van een werknemer en de daarbij te volgen procedure zijn vastgelegd in de bij deze CAO behorende bijlage A over FWG. Als bijlage C bij de CAO is een reglement Landelijke Bezwaren Commissie (LBC) opgenomen. Deze regeling behelst het volgende. De LBC heeft tot taak een oordeel te geven over de waardering en-of de indeling van een functie indien na het doorlopen van de procedure binnen de instelling hierover nog een geschil blijft bestaan tussen de werknemer en de werkgever. De LBC is alleen toegankelijk indien de procedure binnen de instelling volledig is doorlopen en afgerond. Deze procedure is, nu de procedure binnen [gedaagde] niet is doorlopen, evenmin gevoerd.
Naar het oordeel van de kantonrechter had [eiseres] wel de bezwaarrondes moeten volgen.
In dergelijke procedures had het indelingsbesluit van [gedaagde] immers volledig getoetst kunnen worden en had met name de LBC zulks tegen de achtergrond van het beleid in de gezondheidszorgorganisaties in Nederland kunnen doen.
Bovendien heeft de Hoge Raad over de toepassing van het stelsel van de FWG een aantal arresten gewezen.
Uit deze arresten laten zich de volgende toetsingsmaatstaven afleiden:
- de indelingsbeslissing van de werkgever kan door de rechter niet volledig worden getoetst, omdat het ziekenhuis enige vrijheid moet worden gelaten om tot de functie behorende werkzaamheden te wegen tegen de achtergrond van de gehele ziekenhuisorganisatie; bij deze weging is het advies van de indelingsadviescommissie mede van belang;
- onjuist is echter het standpunt dat de werkgever slechts dan van het advies van de indelingsadviescommissie zou mogen afwijken als komt vast te staan dat deze commissie in redelijkheid niet tot haar advies had kunnen komen;
- bezwaren tegen de definitieve indelingsbeslissing van de werkgever dienen tijdig geldend gemaakt te worden;
- de werkgever is weliswaar gebonden aan de maatstaven van de FWG, maar de aard van die maatstaven brengt mee dat de indeling in de regel slechts mogelijk is aan de hand van de weging van een veelheid van factoren, welke zich zonder een zekere beoordelingsvrijheid niet goed laat denken.
Dit alles leidt er toe dat de kantonrechter -veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat [eiseres] in haar vorderingen kan worden ontvangen- in het onderhavige geval slechts marginaal kan toetsen en wel aldus dat slechts beoordeeld kan worden of [gedaagde] in redelijkheid tot haar indelingsbesluit heeft kunnen komen.
Gelet op de door partijen geschetste omstandigheden van het geval en mede het feit in ogenschouw genomen dat [eiseres] er qua hoogte van het salaris niet op achteruit is gegaan, kan niet worden volgehouden dat [gedaagde] in redelijkheid niet tot het bestreden indelingsbesluit heeft kunnen komen.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden verwezen.
Beslissing
De kantonrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde [gedaagde] bepaald op
€ 180,-- aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 april 2004, in aanwezigheid van de griffier.