ECLI:NL:RBDOR:2004:AO3535

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
11 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R 01/3
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.G.J. de Heij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in arbeidsinspanningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 11 februari 2004 uitspraak gedaan over de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenares. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenares tekortgeschoten is in haar verplichtingen zoals vastgelegd in het saneringsplan, met name in haar inspanningsverplichting om betaald werk te vinden. De schuldenares had zich verplicht om zich in te spannen voor het vinden van werk voor minimaal 36 uur per week, maar heeft vanaf juli 2003 slechts zes sollicitaties verricht, wat door de bewindvoerder en de rechter-commissaris als onvoldoende werd beoordeeld.

Tijdens de zitting op 4 februari 2004 is de schuldenares gehoord, waarbij zij verklaarde dat haar sollicitaties beperkt waren tot werk waarvoor zij zich geschikt achtte. De rechtbank heeft echter twijfels geuit over de oprechtheid van haar inspanningen, vooral omdat zij zich niet had ingeschreven bij het Centrum voor Werk en Inkomen, wat als een voor de hand liggende stap zou zijn geweest. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de medische beperkingen van de schuldenares, maar benadrukt dat het saneringsplan geen garantie biedt voor werk, enkel de verplichting om alle mogelijke inspanningen te leveren.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen omstandigheden zijn die de tekortkoming van de schuldenares kunnen rechtvaardigen. De rechtbank heeft de beëindiging van de schuldsaneringsregeling vastgesteld, met uitzondering van bepaalde verplichtingen die voortvloeien uit de regeling. Tevens zijn de kosten van de bewindvoerder vastgesteld en is bepaald dat de kosten van publicaties ten laste van de Staat komen. De uitspraak benadrukt het belang van naleving van de verplichtingen in het kader van schuldsanering, om de integriteit van de regeling te waarborgen.

Uitspraak

beëindiging schuldsanering
insolventienummer: 01/3 R
nummer verklaring: HIA7810000055
uitspraakdatum: 11 februari 2004
RECHTBANK DORDRECHT
Bij vonnis van deze kamer van 3 januari 2001 is de definitieve schuldsanering uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenares]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
Bij vonnis van deze rechtbank d.d. 15 mei 2002 is het saneringsplan vastgesteld, waarin de looptijd is bepaald op 3 jaar, derhalve tot 3 januari 2004.
Ter zitting van 4 februari 2004 is de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling behandeld en zijn de schuldenares en de bewindvoerder gehoord.
De bewindvoerder en de rechter-commissaris hebben de rechtbank geadviseerd vast te stellen dat schuldenares tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen omdat schuldenares vanaf juli 2003 slechts - naar ter zitting is gebleken - een zestal sollicitaties heeft verricht. Deze inspanning vinden zij te gering.
Schuldenares heeft aangegeven slechts zes keer gesolliciteerd te hebben omdat zij zich heeft beperkt tot werk waarvoor zij redelijkerwijs in aanmerking komt. Schuldenares heeft voorts verklaard dat zij alle uitzendbureaus in de regio heeft verzocht haar als werkzoekende in te schrijven, maar dat deze niet bereid waren haar in te schrijven.
Uit het dossier blijkt het volgende. Het saneringsplan houdt onder meer in: "De schuldenares zal zich inspannen betaald werk te vinden en te behouden voor ten minste 36 uur per week. Deze verplichting geldt niet indien en voor zover de schuldenares wegens ziekte niet in staat is arbeid te verrichten. Op verzoek van de rechter-commissaris zal de schuldenares een verslag met betrekking tot de arbeidsongeschiktheid van een door de rechter-commissaris aan te wijzen arts overleggen. Indien de schuldenares geen betaald werk voor 36 uur per week heeft, zal zij zich inspannen dit te vinden. Alsdan zal hij maandelijks de bewindvoerder ongevraagd schriftelijk informeren hetgeen door haar is ondernomen ter uitvoering van deze inspanningsverplichting. De schuldenares zal zich laten inschrijven bij alle arbeidsburo's en uitzendburo's in de regio. De schuldenaar zal elk haar aangeboden werk accepteren, tenzij dit werk naar het oordeel van de rechter-commissaris gelet op bijzondere omstandigheden niet van de schuldenares gevraagd kan worden."
Omdat schuldenares had aangegeven arbeidsongeschikt te zijn is zij in opdracht van de boedel gekeurd door mr.drs. [naam geneeskundige], als sociaal geneeskundige werkzaam bij de GGD Zuid-Holland Zuid. In het rapport 9 juli 2003 concludeert de geneeskundige: Gezien het ontbreken van een vastgestelde aandoening kan ik eigenlijk geen duidelijke beperkingen ten aanzien van de arbeidsongeschiktheid vaststellen. Om toch tegemoet te komen aan de klachten van betrokkene, stel ik voor uit te gaan van een beperking ten aanzien van de duur en de aard van de werkzaamheden. Dus halve dagen fysiek lichte arbeid, waarbij rekening wordt gehouden met bovenstaande beperkinglijst. De schuldenares heeft zich kennelijk bij de conclusie van de geneeskundige neergelegd. De kritiek die zij op de keuring heeft richt zich niet tegen de conclusie.
Gelet op het plan en de resultaten van de keuring had schuldenares de verplichting om zich volledig in te spannen werk te vinden voor halve dagen. De rechtbank kan niet beoordelen of schuldenares meer zinvolle sollicitaties had kunnen verrichten dan de zes aan de bewindvoerder opgegeven sollicitaties. Wel trekt de rechtbank in twijfel of schuldenares daadwerkelijk heeft getracht werk te vinden via uitzendbureaus Zij kan haar bewering dat zij alle uitzendburo's in de regio heeft verzocht haar als werkzoekende in te schrijven op geen enkele manier aannemelijk maken. In ieder geval staat vast dat zij zich, zoals toch allereerst voor de hand zou liggen, niet heeft laten inschrijven als werkzoekende bij het Centrum voor Werk en Inkomen. Dat ook het centrum niet tot inschrijving bereid is geweest, heeft schuldenares niet aangevoerd.
De rechtbank is niet blind voor het door schuldenares aangevoerde argument dat haar kansen op de arbeidsmarkt gezien haar medische beperkingen en haar leeftijd (thans 52) gering zijn. Het plan houdt dan ook niet de garantie in dat schuldenares arbeid zal verrichten maar slechts de toezegging aan haar schuldeisers dat zij - kort gezegd - er alles aan zal doen om aan werk te komen indien zij tot werken in staat is. Aan deze verplichting tilt de rechtbank zwaar. De rechtbank is niet snel geneigd een tekortkoming door de vingers te zien omdat daardoor het draagvlak voor de regeling wordt aangetast en een olievlekwerking naar schuldenaren in soortgelijke omstandigheden te verwachten is.
De rechtbank stelt vast dat schuldenares tekortgeschoten is haar in het plan vastgelegde verplichtingen na te komen. Omstandigheden waarom deze tekortkoming haar niet kan worden toegerekend zijn de rechtbank niet gebleken. De rechtbank ziet ook geen reden de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis buiten beschouwing te laten.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen. De kosten van de in de schuldsaneringsregeling bevolen publicaties kunnen niet uit de boedel worden voldaan en komen dus ten laste van de Staat.
BESLISSING
De rechtbank:
- stelt vast dat de schuldenares:
toerekenbaar in de nakoming van één of meer uit de schuldsanering voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten;
- bepaalt dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden, doch dat de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen van schuldenares eindigen, met uitzondering van de na te melden verplichting, op 3 januari 2004. De verplichting van de schuldenaar tot afdracht van inkomsten aan de boedel eindigt op 1 februari 2004;
- stelt het salaris van de bewindvoerder vast op € 1.146,72, inclusief de omzetbelasting, en bepaalt dat dit bedrag ten laste van de schuldenaar komt;
- bepaalt dat de kosten van de in de Faillissementswet bevolen publicaties ad € 900,--ten laste van de Staat komen.
Gewezen door mr. P.G.J. de Heij en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 februari 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.1
1Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een procureur binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.