RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Tegenspraak
Parketnummer: 11/005471-03
Zittingsdatum : 23 december 2003
Uitspraak : 06 januari 2004
De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte],
wonende te [adres + woonplaats verdachte],
thans verblijvende in [naam PI].
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van de vordering van de benadeelde partij.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 augustus 2001 tot en met 01 januari 2003 te Hendrik-Ido-Ambacht meermalen althans eenmaal (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam slachtoffer] (15-05-1986) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal,
- die (ontblote) vagina en/of (ontblote) borsten en/of (ontblote) billen van die [naam slachtoffer] betast en/of
- zijn tong in de mond van die [naam slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of
- zich heeft laten aftrekken en/of pijpen door die [naam slachtoffer] en/of
- zijn penis en/of vinger in de vagina van die [naam slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of
- zijn penis en/of vinger in de anus van die [naam slachtoffer] geduwd en/of gebracht
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte, meermalen, althans eenmaal,
- het hoofd van die [naam slachtoffer] naar zich toe heeft gedraaid en/of zijn tong in haar mond heeft gestopt en/of
- de broek van die [naam slachtoffer] heeft losgemaakt en/of de rits heeft geopend en/of haar broek en/of onderbroek naar beneden heeft getrokken en/of
- de hand van die [naam slachtoffer] bij zijn penis heeft gelegd en/of
- (hardhandig) het hoofd van die [naam slachtoffer] in de richting van (en tot vlakbij) zijn penis heeft geduwd en/of
- die [naam slachtoffer] (met kracht) uit een auto heeft getrokken en/of de kleding van die [naam slachtoffer] heeft uitgetrokken en/of die [naam slachtoffer] heeft omgedraaid en/of haar heeft doen bukken, en/of
- terwijl die [naam slachtoffer] een afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte, had die [naam slachtoffer] aan zijn, verdachtes, wil heeft onderworpen en/of zodoende misbruik heeft gemaakt van zijn (uit de feitelijke situatie voortvloeiend)(fysiek en/of psychisch) overwicht en/of (aldus) voor die [naam slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2001 tot en met 15 mei 2002 te Hendrik-Ido-Ambacht, met [naam slachtoffer] (15-05-1986), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer] hebbende verdachte, meermalen, alhans eenmaal,
- die (ontblote) vagina en/of (ontblote) borsten en/of (ontblote) billen van die [naam slachtoffer] betast en/of
- zijn tong in de mond van die [naam slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of
- zich heeft laten pijpen en/of aftrekken door die [naam slachtoffer] en/of
- zijn penis en/of vinger in de vagina van die [naam slachtoffer] geduwd en/of gebracht
en/of
- zijn penis en/of vinger in de anus van die [naam slachtoffer] geduwd en/of gebracht;
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft -het primair ten laste gelegde bewezen achtend- gevorderd dat verdachte dient te worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar, waarvan 6 maanden voorwaardelijk dienen te worden opgelegd met een proeftijd voor de duur van twee jaar. Als bijzondere voorwaarde dient reclasseringscontact aan het voorwaardelijke strafdeel gekoppeld te worden.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft naast een bewijsverweer ook een strafmaatverweer gevoerd.
3.3 De vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [naam + adres benadeelde partij]
Zij vordert verdachte te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 12.788,00, deels ter zake van gemaakte en in de toekomst te maken kosten met betrekking tot hulpverlening en begeleiding en deels ter zake van immateriële schade. Voorts vordert zij verdachte te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 342,72 ter zake van rechtsbijstand.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Door of namens de verdachte is de aansprakelijkheid en de door de benadeelde partij gestelde hoogte van de schade betwist.
4.1 De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
1. (primair)
in de periode van 01 augustus 2001 tot en met 01 januari 2003 te Hendrik-Ido-Ambacht meermalen telkens door geweld of andere feitelijkheden [naam slachtoffer] (15-05-1986) heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], hebbende verdachte meermalen,
- die (ontblote) vagina en (ontblote) borsten en (ontblote) billen van die [naam slachtoffer] betast en
- zijn tong in de mond van die [naam slachtoffer] geduwd en
- zich heeft laten aftrekken en pijpen door die [naam slachtoffer] en
- zijn penis en vinger in de vagina van die [naam slachtoffer] geduwd en
- zijn penis en vinger in de anus van die [naam slachtoffer] geduwd
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden hierin dat verdachte, meermalen,
- het hoofd van die [naam slachtoffer] naar zich toe heeft gedraaid en zijn tong in haar mond heeft gestopt en
- de broek van die [naam slachtoffer] heeft losgemaakt en de rits heeft geopend en haar broek en onderbroek naar beneden heeft getrokken en
- de hand van die [naam slachtoffer] bij zijn penis heeft gelegd en
- hardhandig het hoofd van die [naam slachtoffer] tot vlakbij zijn penis heef geduwd en
- die [naam slachtoffer] met kracht uit een auto heeft getrokken en de kleding van die [naam slachtoffer] heeft uitgetrokken en die [naam slachtoffer] heeft omgedraaid en haar heeft doen bukken, en
- terwijl die [naam slachtoffer] een afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte, had die [naam slachtoffer] aan zijn, verdachtes, wil heeft onderworpen en zodoende misbruik heeft gemaakt van zijn uit de feitelijke situatie voortvloeiend fysiek en psychisch overwicht en aldus voor die [naam slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- of schrijffouten voorkomen, heeft de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
5. Nadere bewijsoverweging
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij het slachtoffer [naam slachtoffer] niet heeft gedwongen om seksuele handelingen te verrichten en te ondergaan. De seksuele contacten tussen verdachte en het slachtoffer vonden volgens verdachte plaats op basis van vrijwilligheid. Het slachtoffer zou, aldus verdachte, te allen tijde vrij zijn geweest in haar keuze de seksuele relatie met verdachte voort te zetten, danwel te beëindigen. Verdachte heeft naar eigen zeggen - op de laatste keer in december 2002 na - nooit begrepen dan wel het vermoeden gehad dat het slachtoffer tegen haar zin deed, dan wel toeliet, wat verdachte wilde. Bovendien heeft verdachte de seksuele relatie tussen hem en het slachtoffer ervaren als een relatie tussen twee gelijkwaardige partners. Het slachtoffer heeft, aldus verdachte, meegedaan en meegewerkt en heeft soms ook het initiatief tot (seksuele) contacten genomen. Hij is van mening dat het slachtoffer de verklaringen over het gebeurde sterk heeft aangedikt en hem daardoor in een verkeerd daglicht heeft gesteld.
De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende. Vast staat dat gedurende een periode van bijna anderhalf jaar sprake is geweest van seksuele contacten tussen verdachte en het slachtoffer. Vast staat bovendien dat het slachtoffer in die periode regelmatig met een vaste vriendin over deze contacten heeft gesproken en daarbij aangaf dat zij hier niet goed raad mee wist. Zij had het idee dat verdachte verliefd op haar was en raakte daardoor in verwarring. Toen verdachtes seksuele bedoelingen voor haar duidelijk werden schrok zij daarvan. Zij werd bang van verdachte en was van plan nooit meer bij hem thuis te komen. Toen enkele weken later de jongere zus van verdachte - waar het slachtoffer mee bevriend was en waarmee ze zeer regelmatig bij verdachte thuis kwam - vroeg even mee te gaan langs het huis van verdachte, durfde zij niet weigeren en ging zij mee. Er gebeurde toen niets op seksueel gebied tussen verdachte en het slachtoffer. Het slachtoffer vond dit een geruststelling en had het idee dat verdachte misschien spijt zou hebben van wat er eerder gebeurd was. Een paar weken later vergreep verdachte zich opnieuw aan het slachtoffer. Het slachtoffer durfde niet te zeggen dat zij dit niet wilde. Zij was allang blij toen het voorbij was en wilde naar huis. Zij was bang dat verdachte boos zou worden, want "……hij is immers groter, sterker en ouder en ik wist niet hoe [naam verdachte] (verdachte) zou reageren……".
De rechtbank stelt vast dat het patroon van een korte tijd geen seksuele avances van de zijde van verdachte en later weer wel, zich een groot aantal keren heeft herhaald. Het slachtoffer heeft aangegeven nogal naïef te zijn geweest en misschien daardoor verdachte wel eens het idee te hebben gegeven het allemaal niet zo erg te vinden. Dat was echter, aldus het slachtoffer, nooit de bedoeling, maar zij geeft aan het zichzelf nu wel kwalijk te nemen.
De rechtbank kan op grond van hetgeen hiervoor is overwogen tot geen andere conclusie komen dan dat verdachtes verklaringen niet uitblinken in geloofwaardigheid. De rechtbank overweegt dat ook al zou verdachte naar eigen verklaring uit de houding van het slachtoffer geen merkbare weerstand hebben afgeleid - wat nog iets anders is dan vrijwillig meewerken - verdachte volstrekt uit het oog heeft verloren dat nimmer sprake kon zijn van gelijkwaardigheid gezien het leeftijdsverschil (verdachte is tweemaal zo oud als het slachtoffer) en de vertrouwensrelatie tussen het slachtoffer en (het gezin van) verdachte. Verdachte had dit kunnen en ook moeten inzien.
Bovendien blijkt uit eigen verklaringen van verdachte dat het initiatief tot het plegen en doen dulden en laten verrichten van seksuele handelingen van hemzelf uitging en verdachte ook uit was op seksueel contact met het slachtoffer. Zo heeft verdachte bij de politie onder meer het volgende verklaard:
- "…ik raakte haar aan haar billen aan, ik deed dat bewust omdat ik anders naar haar was gaan kijken en ik haar uit haar tent probeerde te lokken…";
- "…ik wilde zien hoever ik kon gaan en of er meer in zat. Daar bedoel ik seks mee…";
- "…toen dacht ik: Dit is mijn kans om dichterbij te komen…";
- "…ik heb haar toen aangeraakt op haar billen, ik deed dat bewust…";
- "…[naam slachtoffer] gaf meerdere malen aan geen seks met mij te willen… ik bleef op haar inpraten…";
- "…het klopt dat ik haar uit de auto heb getrokken, daar was kracht voor nodig…".
De rechtbank kan op grond van hetgeen hiervoor is overwogen tot geen andere conclusie komen dan dat verdachte aldus misbruik heeft gemaakt van de bestaande vertrouwensrelatie en zijn fysieke en psychische overwicht. Zelfs toen het slachtoffer - naar zeggen van verdachte eerst in een later stadium - wel duidelijk voor hem aangaf geen seksuele contacten te willen, ging verdachte daarmee door en gebruikte hij fysiek geweld. Hieruit kan niet anders volgen dan dat de ten laste gelegde verkrachting van het slachtoffer over een periode van bijna anderhalf jaar wettig en overtuigend bewezen is.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezenverklaarde levert op:
VERKRACHTING, MEERMALEN GEPLEEGD
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
8. De redenen, die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
8.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een periode van ongeveer anderhalf jaar met een meisje van 15 jaar oud, seksuele handelingen verricht. Het slachtoffer was een vriendin van het zusje van verdachte. Het slachtoffer was een huisvriendin van het gezin van verdachte, zij kwam regelmatig bij het gezin over de vloer en voelde zich hier prettig. Tussen verdachte en het slachtoffer bestond een vertrouwensrelatie. Verdachte heeft bewust toenadering tot het slachtoffer gezocht en seksuele handelingen met haar verricht die uiteen liepen van strelen over de billen tot verkrachting met geweld. Verdachte dwong het slachtoffer regelmatig tot het doen en dulden van ontuchtige handelingen en het hebben van geslachtsgemeenschap. Hij heeft daarbij alleen oog gehad voor zijn eigen seksuele behoeftebevrediging en heeft zich absoluut niet bekommerd om de gevoelens van het slachtoffer.
Verdachte heeft door zijn handelen op grove wijze ernstig misbruik gemaakt van de bestaande vertrouwensrelatie en een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en haar - met name - psychisch leed toegebracht.
Het behoeft geen betoog dat feiten als de onderhavige vooral bij vrouwen in de samenleving in het algemeen en met name in de kring waartoe het slachtoffer en verdachte behoren, ernstige gevoelens van angst, afschuw en onveiligheid oproepen.
De rechtbank acht de bewezen verklaarde feiten zo ernstig dat daarop slechts met een lange vrijheidsbenemende straf kan worden gereageerd.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank diens omstandigheden in aanmerking genomen zoals ter terechtzitting gebleken, het voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland d.d. 15 december 2003 dat over verdachte is uitgebracht en het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 24 september 2003.
Verder heeft de rechtbank gelet op het rapport van de psycholoog drs. C. Moerland d.d. 3 november 2003. Drs. Moerland komt tot de conclusie dat het, teneinde het recidivegevaar zoveel mogelijk te beperken, zinvol is dat verdachte - die overigens door hem volledig toerekeningsvatbaar wordt geacht - zal deelnemen aan een dadertherapie, waarbij wordt ingezet op het doen toenemen van slachtofferempathie. De bedoelde behandeling kan plaatsvinden bij Het Dok, polikliniek van TBS-kliniek De Kijvelanden te Rotterdam, in het kader van het Trainingsprogramma Seksuele Delictplegers (TSD). Drs. Moerland adviseert deze behandeling aan verdachte op te leggen als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel.
De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt die tot de hare.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een deels voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur dient te worden opgelegd.
8.2 De vordering van de benadeelde partij
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij [naam benadeelde partij], als gevolg van de bewezen verklaarde feiten rechtstreekse immateriële schade heeft geleden en dat de verdediging de aansprakelijkheid voor de gevorderde schade en de hoogte van het gevorderde bedrag onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. De rechtbank acht het gevorderde bedrag ter zake van immateriële schade billijk en zal dit toewijzen tot een afgerond bedrag van € 4.500,00.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op materiële schade is niet van zo eenvoudige aard, dat dit deel van de vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal worden bepaald dat de benadeelde partij daarin niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Nu de vordering deels wordt toegewezen, wordt de verdachte veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt tot op heden begroot op € 342,72 en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Naast gedeeltelijke toewijzing van deze civiele vordering zal de rechtbank als extra waarborg voor de schadevergoeding tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
Een en ander met dien verstande dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
9. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf of maatregel is gegrond op de volgende wettelijke voorschriften:
artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57 en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
- verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld onder 4.1 van dit vonnis;
- verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 6. vermelde strafbare feiten oplevert;
- verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
- veroordeelt de verdachte wegens deze feiten tot:
GEVANGENISSTRAF voor de duur van 36 MAANDEN,
- met bevel, dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf geheel in mindering zal worden gebracht,
- met bevel, dat een gedeelte van deze straf, groot 6 MAANDEN niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op de grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt en/of dat de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Bijzondere voorwaarde
De veroordeelde moet zich gedurende de proeftijd gedragen naar de aanwijzingen die zullen worden gegeven door of namens Stichting Reclassering Nederland, werkeenheid Dordrecht, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt een behandeling bij Het Dok, polikliniek van TBS-kliniek De Kijvelanden te Rotterdam, waar men een zogeheten Trainingsprogramma Seksuele Delictplegers (TSD) aanbiedt, met opdracht aan eerstgenoemde instelling de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde.
-WIJST TOE de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij] tot een bedrag van € 4.500,00 (vijfenveertighonderd euro) en veroordeelt verdachte voornoemd bedrag tegen kwijting aan de benadeelde partij [naam + adres benadeelde partij], te betalen;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 342,72, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer], te betalen € 4.500,00 (vijfenveertighonderd euro), bij gebreke van volledig betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 90 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
- bepaalt dat de voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
- verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering voor wat betreft de materiële schade en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Dit vonnis is gewezen door:
Mr. drs. T.F. van der Lugt, voorzitter,
mrs. M.A.C. Prins en M. Breeman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. Tiggelaar, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 06 januari 2004.