ECLI:NL:RBDOR:2003:AN9333

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
3 december 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
11/010243-03
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Discriminatie op grond van ras bij toegang tot horecagelegenheid

In deze zaak, behandeld door de politierechter te Dordrecht, stond de verdachte terecht op beschuldiging van discriminatie op grond van ras. De tenlastelegging betrof het weigeren van toegang tot een horecagelegenheid aan twee personen van Turkse afkomst, terwijl andere bezoekers met een blanke huidskleur wel werden toegelaten. De feiten vonden plaats in mei 2002 en mei 2003, waarbij de verdachte als portier fungeerde. De officier van justitie vorderde vrijspraak voor de verdachte, terwijl de verdediging een bewijsverweer en strafmaatverweer voerde.

Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De rechter oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte de toegang had geweigerd op basis van de etnische afkomst van de slachtoffers. De politierechter concludeerde dat de beslissing van de verdachte om de toegang te weigeren mogelijk was gebaseerd op andere criteria, zoals de groepsgrootte en het feit dat de slachtoffers geen vaste klanten waren. De rechter merkte op dat de criteria die de verdachte hanteerde voor het deurbeleid subjectief waren en dat dit leidde tot een verhoogde kans op willekeur.

Uiteindelijk sprak de politierechter de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was dat de weigering van toegang specifiek was gebaseerd op de Turkse afkomst van de slachtoffers. De uitspraak werd gedaan op 3 december 2003, na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
POLITIERECHTER
Tegenspraak
Parketnummer: 11/010243-03
Zittingsdatum : 19 november 2003
Uitspraak : 03 december 2003
STRAFVONNIS
De politierechter te Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
[NAAM VERDACHTE]
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte]
wonende te [adres en woonplaats verdachte],
ter terechtzitting bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.M. Helmers.
De politierechter heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht.
1. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de maand mei 2002 te Dordrecht, in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf, namelijk als portier bij de horecagelegenheid [naam horecagelegenheid], een persoon, te weten [naam slachtoffer A] (die de Turkse nationaliteit bezit), opzettelijk heeft gediscrimineerd wegens zijn ras, door die [naam slachtoffer A] de toegang tot die horecagelegenheid te weigeren omdat hij geen vaste klant was, terwijl (een) ander(en) -met een blanke huidskleur- (onder de zelfde omstandigheden en op het zelfde moment) wel toegelaten werd(en);
art. 137g van het Wetboek van Strafrecht
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de maand mei 2002 te Dordrecht, in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf, namelijk als portier bij de horecagelegenheid [naam horecagelegenheid], een persoon, te weten [naam slachtoffer A] (die de Turkse nationaliteit bezit), heeft gediscrimineerd wegens zijn ras, door die [naam slachtoffer A] de toegang tot die horecagelegenheid te weigeren omdat hij geen vaste klant was, terwijl (een) ander(en) -met een blanke huidskleur- (onder de zelfde omstandigheden en op het zelfde moment) wel toegelaten werd(en);
art. 429 quater van het Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 3 mei 2003 en/of 10 mei 2003 te Dordrecht, meermalen, althans éénmaal (telkens) in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf, namelijk (telkens) als portier bij de horecagelegenheid [naam horecagelegenheid], een persoon, te weten [naam slachtoffer B], geboren te Sivas, (telkens) opzettelijk heeft gediscrimineerd wegens zijn ras, door die [naam slachtoffer B] de toegang tot die horecagelegenheid te weigeren omdat hij geen vaste klant was, terwijl (een) ander(en) -met een blanke huidskleur- (onder de zelfde omstandigheden en op het zelfde moment) wel toegelaten werd(en);
art. 137g van het Wetboek van Strafrecht
SUBSIDIAR: voorzover het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 mei 2003 en/of 10 mei 2003 te Dordrecht, meermalen, althans éénmaal (telkens) in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf, namelijk (telkens) als portier bij de horecagelegenheid [naam horecagelegenheid], een persoon, te weten [naam slachtoffer B], geboren te Sivas, (telkens) heeft gediscrimineerd wegens zijn ras, door die [naam slachtoffer B] de toegang tot die horecagelegenheid te weigeren omdat hij geen vaste klant was, terwijl (een) ander(en) -met een blanke huidskleur- (onder de zelfde omstandigheden en op het zelfde moment) wel toegelaten werd(en);
art. 429 quater van het Wetboek van Strafrecht
2. De voorvragen
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte van het onder 1. primair en onder 2. primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. De officier heeft verder - het onder 1. subsidiair en onder 2. subsidiair ten laste gelegde bewezen achtend- gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 750,- (zevenhonderdvijftig euro) waarvan € 250,- (tweehonderdvijftig euro) voorwaardelijk zal worden opgelegd.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft naast een bewijsverweer ook een strafmaatverweer gevoerd.
4. De bewijsbeslissingen
4.1 De vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte telaste is gelegd. Verdachte dient derhalve hiervan vrijgesproken te worden.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde is uit de stukken en het ter zitting verhandelde het volgende gebleken.
In mei 2002 op een zaterdagavond heeft [naam slachtoffer A] zich met vier andere mannen, allen van Turkse komaf, gemeld bij café [naam cafe]. Er stonden op dat moment twee portiers aan de deur. Eén daarvan was verdachte. Bij het zien van de groep heeft verdachte gevraagd met hoeveel personen zij waren en toen hem gezegd werd dat het om vijf personen ging, meldde hij vervolgens dat hen de toegang geweigerd werd omdat zij geen vaste klant waren. Op de opmerking van [naam slachtoffer A] dat hij al eerder binnen was geweest en de vraag hoe men vaste klant kon worden ging verdachte niet in. Eén van voornoemde Turkse mannen verklaart vervolgens een Hollandse jongen te hebben aangesproken die het café verliet en dat deze jongen hem vertelde daar die avond voor het eerst te zijn geweest.
Voor het bewijs staat de vraag centraal of verdachte [naam slachtoffer A] de toegang tot het café heeft geweigerd enkel of voornamelijk vanwege zijn Turkse komaf. Of dat het geval is geweest moet, zoals de tenlastelegging ook al aangeeft, afgeleid worden uit het feit dat andere, niet Turkse, bezoekers die avond onder precies dezelfde omstandigheden als waarin [naam slachtoffer A] zich bevond wel tot het café zijn toegelaten. Verdachte heeft verklaard dat hij een streng deurbeleid uitvoert, waarbij onder meer op criteria wordt getoetst als of hij betrokkene kent uit eerder probleemloos verlopen bezoek (door verdachte "vaste klant" genoemd), of het een groep betreft of niet, de groepssamenstelling (in elk geval geen voetbalsupporters of vrijgezellenfeesten), of de bezoeker/groep ontspannen is of niet dan wel dat men als introducé meekomt met anderen, die wel vaste klant zijn.
Aldus bezien is niet uit te sluiten dat vooral de omvang van de groep, die ook nog eens uit personen bestond die verdachte niet kende, hem tot zijn beslissing heeft gebracht, en niet de etnische afkomst van betrokkenen. Een aanwijzing daarvoor is het feit dat verdachte allereerst vroeg "Met hoeveel zijn jullie?". Die vraag duidt erop dat op dat moment de groepsomvang hem meer interesseerde dan de etnische samenstelling ervan. Dat hij vervolgens de groep weigerde omdat zij geen vaste klant waren kan een uitwijkmanoeuvre geweest zijn om te voorkomen dat men zich in kleinere groepjes zou opsplitsen om het daarna opnieuw te proberen.
In dit verband kan niet te veel betekenis worden toegekend aan het feit dat [naam slachtoffer A] het café eerder al had bezocht. Uit de stukken blijkt niet hoe vaak dat geweest is, hoe lang geleden en of verdachte zich dat dan nog had moeten herinneren. Het feit dat [naam slachtoffer A] er eerder al zou zijn geweest steunt overigens de stelling van verdachte, dat café [naam café] Turkse bezoekers toelaat en niet stelselmatig weert. Evenmin kan veel betekenis worden toegekend aan de verklaring van de onbekende Hollandse bezoeker, dat hij die avond voor het eerst in het café was. Immers er werkten die avond twee portiers. Betrokkene kan door verdachtes collega zijn binnengelaten. Ook valt niet uit te sluiten dat betrokkene door een aantal vaste klanten is geïntroduceerd.
Feit 2 betreft twee gebeurtenissen op respectievelijk zaterdag 3 en 10 mei 2003. Op eerstgenoemde datum is [naam slachtoffer B] samen met een Turkse en een Hollandse vriend door verdachte de toegang tot het café geweigerd omdat zij geen vaste klant waren. De Hollandse jongen had het café eerder bezocht. De tweede keer werd de Hollandse jongen wel toegelaten, de twee Turkse jongens niet, weer omdat zij geen vaste klant waren.
Ook deze situatie duidt niet persé op selectie naar etnische afkomst. Zowel [naam slachtoffer B] als zijn Turkse vriend hadden café [naam café] niet eerder bezocht en waren dus, volgens verdachtes definitie daarvan, geen vaste klant. Hun Hollandse vriend had het café eerder bezocht en dus is mogelijk dat verdachte zich deze jongen nog als klant herinnerde. Dat de jongen de eerste keer niet en de tweede keer wel is toegelaten lijkt vreemd, maar kan zijn verklaring vinden in het feit dat hij in elk geval de tweede keer kenbaar heeft gemaakt naar binnen te willen, terwijl ten aanzien van de eerste keer niet meer blijkt dan dat hij zich in gezelschap van de twee Turkse jongens bevond. Dat op genoemde data wel zonder problemen Hollanders werden toegelaten, ook in groepen, betekent niet persé dat deze (groepen) vanwege hun etnische afkomst zijn voorgetrokken. Uit de stukken blijkt niet of dit nieuwkomers waren of vaste klanten.
Gezien het voorgaande is de politierechter er niet volledig van overtuigd dat verdachte [naam slachtoffer A] en [naam slachtoffer B] de toegang heeft geweigerd (met name) vanwege hun Turkse komaf.
Ten overvloede merkt de politierechter nog het volgende op.
In het deurbeleid zoals verdachte dat zegt te hanteren spelen criteria een rol die subjectief zijn, zoals de vraag of hij iemand kent, of iemand al of niet een ontspannen indruk maakt, de vraag of de gedragen kleding passend is, of het gezien de (te verwachten) drukte in de zaak verantwoord is groepen nieuwkomers van een bepaalde omvang toe te laten. Hoewel inschatting en intuïtie bij deurbeleid een rol spelen is door dit soort criteria de kans op willekeur groot. Dat pleit voor de ontwikkeling van een helder en objectief deurbeleid, met een eerlijke klachtenprocedure. In het geval van café [naam café] is met name het begrip vaste klant een aandachtspunt. Mensen die dat niet zijn moet een weg ter beschikking staan om dat te kunnen worden.
5. De beslissing
De rechtbank
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.P. Hameete, politierechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. Tiggelaar, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 december 2003.