ECLI:NL:RBDOR:2003:AN9333
Rechtbank Dordrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Discriminatie op grond van ras bij toegang tot horecagelegenheid
In deze zaak, behandeld door de politierechter te Dordrecht, stond de verdachte terecht op beschuldiging van discriminatie op grond van ras. De tenlastelegging betrof het weigeren van toegang tot een horecagelegenheid aan twee personen van Turkse afkomst, terwijl andere bezoekers met een blanke huidskleur wel werden toegelaten. De feiten vonden plaats in mei 2002 en mei 2003, waarbij de verdachte als portier fungeerde. De officier van justitie vorderde vrijspraak voor de verdachte, terwijl de verdediging een bewijsverweer en strafmaatverweer voerde.
Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De rechter oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte de toegang had geweigerd op basis van de etnische afkomst van de slachtoffers. De politierechter concludeerde dat de beslissing van de verdachte om de toegang te weigeren mogelijk was gebaseerd op andere criteria, zoals de groepsgrootte en het feit dat de slachtoffers geen vaste klanten waren. De rechter merkte op dat de criteria die de verdachte hanteerde voor het deurbeleid subjectief waren en dat dit leidde tot een verhoogde kans op willekeur.
Uiteindelijk sprak de politierechter de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was dat de weigering van toegang specifiek was gebaseerd op de Turkse afkomst van de slachtoffers. De uitspraak werd gedaan op 3 december 2003, na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden van de zaak.